Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Broeder!

Jacobs God zij u ter hulpe!

Het verblijdt mij dat de vorige epistel, in alle eenvoudigheid geschreven, u tot leering en bemoediging was. De Heere is zoo vrij in wat en wien Hij gebruiken wil om het menigwerf zwakke geloof te versterken en de doodige en dorre ziel te verlevendigen. Dat wij een Souverein, maar ook een God vol van liefde voor Zijn volk, maar mogen aanbidden en verheerlijken. Maar te weinig verheugen wij ons in Hem, Die eeuwiglijk alles is voor Zijne gunstgenooten in Christus Jezus onzen Heere. Er zijn echter oogenblikken dat ’s Heeren kinderen gedrongen worden met den dichter van Psalm 104 te getuigen: “Ik zal den HEERE zingen in mijn leven, ik zal mijnen God psalmzingen terwijl ik nog ben. Mijne overdenking van Hem zal zoet zijn, ik zal mij in den HEERE verblijden.” Hoe goed is dan de ziel gesteld; hoe heerlijk in den Heere en Zijne wegen en daden verruimd. Moet de reizende pelgrim het missen, is hart en tong als gebonden, dan hooren we hem begeerig naar verandering, uitroepen:

“Ach, wierd ik derwaarts weer geleid!
Dan zou mijn mond U d’ eere geven.
Dan zou ik voor Uw Godd’lijk oog,
Uw deugden al mijn leven prijzen,
En in Uw Naam mijn zang doen rijzen,
Mijn handen heffen naar omhoog.
Mijn ziel zou nieuwe kracht ontvangen,
Verzadigd, als met vet en smeer;
Mijn mond zou U vol vreugd, o HEER,
Verheffen in zijn lofgezangen.”

Blijkt het ook uit dit dierbare vers, dat ’s Heeren kinderen hier niet altijd kunnen zingen, in het ware land der levenden, Boven, zullen zij eeuwig zingen. Ethan was er van verzekerd, zeggende: “’k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen,” enz.

Dat heeft hun alles verdienende en allesbetalende Borg voor hen verworven toen Hij niet kon zingen, maar in de uitereste droefheid en smart moest klagen en uitroepen: “Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe”; en: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”

Mijn geliefde metgezel op den hemelweg! dat ge steeds in uw voortreizen moogt opmerken hoe de Heere de onveranderlijke en getrouwe is. Maar Hij is niet alleen onveranderlijk, Hij is ook alwetend. Zullen wij verkondigers zijn van de deugden Desgenen Die ons trok uit de macht der duisternis en overbracht tot Zijn wonderbaar licht, zoo is het noodig die deugden recht te kennen met een toe-nemende kennis. Kinderen op de schoolbanken moeten toenemen in kennis, en zoo is het ook de wil des Heeren, dat zij die leerlingen zijn op de School van Jezus, steeds in kennis en wetenschap zullen toenemen. Ook tot die wetenschap zullen komen om met Bildad de Suhiet te bekennen: “Wij zijn van gisteren, en weten niets.” En met Job, toen hij sprak over de grootheid Gods: “Zie, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stuksken der zaak hebben wij van Hem gehoord!” Dan zullen wij ons in hoogmoed niet verheffen op onze kennis en wetenschap, maar ons schamen en vernederen voor den Allerhoogsten God, Dien we in het Paradijs hebben verlaten en toen onszelven in een vreeselijken duisternis gestort, waarvan wij alleen kunnen verlost worden door de krachtige verlichtende invloeden van Gods Woord en Geest.

Nu mag de mensch, onder den zegen des Heeren, eenige goede kennis en wetenschappen bezitten en daar steeds in toenemen, en dusdanig eenige gelijkenis Gods vertoonen, maar God is als de Alwetende oneindig ver boven den nietigen mensch verheven. Salomo had groote wijsheid en kennis, maar God heeft oneindig meer, kent alle dingen op volmaakte wijze—is alwetend. “Alle dingen zijn naakt en geopend voor de oogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben” (Hebr. 4:13).

God heeft alle kennis en wetenschap van Zichzelf. Hij is de volle Fontein van alle wijsheid en kennis. Ik denk om de woorden van Paulus: “Want wie heeft den zin des Heeren gekend, of wie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedergegeven worden? Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.”

Is er eenige kennis, wetenschap en verstand, het vloeit uit God door het Kanaal Christus Jezus. Niemand heeft iets van zich zelf. God is de Gever alles goeds. Werd het eens meer beseft, en Hij erkent.

Hoe onbegrijpedijk groot is God! Hij weet en kent alle dingen van eeuwigheid. “Gode zijn alle Zijne werken van eeuwigheid bekend.” Alles wat in der tijd, door alle eeuwen heen, in het rijk der schepping is en geschiedt, God heeft het van eeuwigheid geweten. Dat is Zijne eeuwige voorwetenschap.

Hoe heerlijk en noodzakelijk is de geestelijke kennis en wetenschap! Die gaat alle andere in waarde ver te boven. Vele professoren aan de Hooge Scholen moeten ze missen. Met al hun kennis en wetenschap, weten ze niets van de ware Godgeleerdheid. Weten niet hoe God een zondaar zaligt. Hun onkunde dien aangaande laten ze in hun z.g.n. wijsheid, steeds merken. Eenvoudigen, waarmede de wereld en de z.g.n. hooggeleerden niet mede rekenen, bezitten ze. Christus sprak eens: “Ik dank U Vader, Heere des hemels en der aarde dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard; ja, Vader, want alzoo is geweest het welbehagen voor U.”

Dikwijls heb ik de wijsheid en kennis van een oud vrouwtje, dat niet lezen noch schrijven kon, bewonderd. Niet lang voor haar dood mocht ze zich er in verheugen, dat ze spoedig in gestikte kleederen tot haar Koning zou geleid worden, en ze kon met Paulus getuigen: “Wij weten dat, zoo ons aardsche huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.”

Gelijk nu de Vader alwetend is, alzoo is de Zoon, en alzoo is de Heilige Geest. Die heerlijkheid is alle Drie der Goddelijke Personen eigen.

Hoe heeft Christus ons verheerlijkt Hoofd, het ook op aarde menigmaal getoond, dat Hij alwetend was. Ik heb er nog dikwijls heilig vermaak in, hoe Hij Zijne vijanden beschaamde door te toonen dat Hij alles wist wat in hun booze hart was. Hoe blind en hard waren ze. Toch weigeren te erkennen, at Hij God was.

Wat zal Petrus wel verwonderd zijn geweest, toen hij een visch met een stater er in uit het water optrok, juist zooals Christus had voorspeld. Wel moet hij beschaamd zijn, toen hij met de verloochening van Christus openbaar kwam als een hoogmoedige en dwaze weetniet, ervarende dat Zijn Meester alles weet—Goed weet.

Dat de Heere alwetend is, blijkt ook op bijzondere wijze uit de profetiën des Bijbels. Daarin zien we God wonderlijk in de grootheid Zijner alwetendheid. In Jesaja 41 wijst de Heere Zijn dwaze en afgodische Israël er op, opdat ze onderscheid zouden zien tusschen hun God en de goden der Heidenen, zeggende: “Laat ze voorbrengen en ons verkondigen de dingen die gebeuren zullen; verkondigdt de vorige dingen; of doet ons de toekomende dingen hooren. Verkondigdt dingen die hierna komen zullen, opdat wij weten dat gij goden zijt; ja doet goed en doet kwaad, dat wij verbaasd staan en te zamen toezien. Zie, gijlieden zijt minder dan niets, en ulieder werk is erger dan eene adder; hij is een gruwel, die ulieden verkiest.”

Daar ik, mijn Broeder, op eenvoudige wijze iets schreef over de alwetendheid Gods, zoo zult ge mij moeten toestemmen, dat er in deze tijden weinig met een alwetend God gerekend wordt, een God Die alles ziet en hoort en voor Wiens aangezicht een gedenkboek is. Hij die de zonde liefheeft en in hoogmoed zijn weg bewandelt, zal de gedachte aan zulk een God trachten weg te krijgen, ja, Hem wel verwerpen en als een dwaas zeggen: Er is geen God. Geen vreeze Gods is voor zijn oogen.

De geveinsde huichelaar, hoe godsdienstig ook, houdt ook geen rekening met de alwetendheid Gods. Hij rekent meer met zich zelf en met de menschen, dan met God, Die eenmaal het masker zijner huichelarij zal afwerpen en bekend maken wie hij is, zooals wij in Judas aanschouwen.

Wat moeten de goddeloozen, de geveinsden, en allen die met hun godsdienstigheid de wereld en hare vermaken liefhebben boven Christus, wel niet vreezen voor Hem Die als een alwetend God alles weet, Die de nieren proeft en het hatr doorgrond. Hoe ontzettend, waar ze in hun eigen wegen voortgaan en sterven, ze in de handen zullen vallen van een alwetend en rechtvaardig Rechter, en wanneer in het eindgericht de boeken zullen geopend worden en ze geoordeeld zullen worden naar hetgeen daarin geschreven staat. Wat zullen de benauwdheden des harten zich dan wijd uitstrekken, wat zullen ze dan allen beven als een riet en tot de bergen en steen rotsen zeggen: “Valt op ons, verbergt ons van het aangezicht Desgenen Die op den troon zit, en van den toorn des Lams; want de groote dag Zijns toorns is gekomen en wie kan bestaan?”

Mocht het onze vurige bede meer zijn, dat Hij Die ook de almachtige is, vele van die ellendigen de blinde oogen te ontsluiten, opdat ze Hem te voet mochten vallen met de bede: Gena, O God gena!

Zoo ging het immers ook u, toen de Heere u staande hield op den weg des verderfs, en ge door Woord en Geest verlichte oogen des verstands ontvingt? Zoodra een doode zondaar het geestelijk leven deelachtig wordt, komt hij in kennis met een alwetend God; de boeken gaan dan voor hem open. Dan begint reeds het geloof oefenen in een alwetend God, Die alles

Dit is een heerlijke geloofsverzekering door den Heiligen Geest. Mocht zulk een verzekering menig zondaar geschonken of vermeerderd worden. Hoe zou hart en mond roemen, niet in de afgoden der wereld, maar in den Allerhoogsten God, Die beloofd heeft als een Vader voor Zijne kinderen te zullen zorgen. Dan zal men niet zeggen dat het wereldsche verzekerings-wezen een vervulling is van Paulus woord: “Draagt elkanders lasten en vervult alzoo de wet van Christus.” Om dit, door de genade Gods, te betrachten, moet er waarlijk niet eerst zijn een offeren aan de afgoden der wereld. Mocht menig oog opengaan voor hetgeen in strijd is met het geloof in de Voorzienigheid Gods, en zoo met het Heilig Woord des Heeren. Het volgende zij daartoe dienstbaar, onder den zegen des Heeren.

Hoe “De Heraut” (een Blad in Nederland) weleer oordeelde over de verzekering:

“Het assurantie-wezen is een vrucht van den geest des tijds, van den geest, die niet uit God is. De verzekering:

Is een openbaring van het materialisme.

Is gebaseerd op kansberekening, en op de leer van het toeval en van het noodlot. Behoort thuis bij het Atheisme en heeft burgerrecht bij het Deisme.

Werkt doodend op den organischen band der maatschappij als lichaam gedacht.

Geeft aan de maatschappij tegenover het verlies van een organischen band, alleen een mechanischen band; voedt alzoo den geest van socialisme en communisme, nihilisme.

Is een caricatuur van de vervulling der wet van Christus: Draagt elkanders lasten.

Poogt wonden te heelen zonder medelijden; zonder ontferming, zonder liefde, zonder deernis.

Spot met de leer der Voorzienigheid Gods.

Is een schild tegen Gods slaande of kastijdende hand.

Verhardt den mensch tegen Gods slaande hand, tegen de roede door God besteld.

Werkt doodend op het levend geloof van den Christen; doodt het gevoel van diepe afhankelijkheid jegens God; vernietigt de teederheid des gemoeds, die een vrucht is van ware vreeze Gods.

Ontnemt de broederlijke liefde en gunstige gelegenheid tot oefening in liefdadigheid en mededeelzaamheid.

Brengt misbruiken en kwade practijken in de maatschappij, niet toevallig en bij uitzondering; niet in weerwil van het stelsel, maar als een natuurlijk gevolg van het stelsel zelf; vermindert het brandgevaar niet, maar verhoogt het brandgevaar door het in de hand werken der onverschilligheid, roekeloosheid of winstzucht.

Is daarom op zedelijk standpunt afkeurenswaardig.

Is op geloovig standpunt geoordeeld en onverdedigbaar. Is een Christen niet geoorloofd en zijner onwaardig.

Zoo schreef weleer “De Heraut.” Dit is jaren geleden. Jammer dat dit standpunt, weleer door velen geëerbiedigd, thans geheel is verlaten. Zou men wijzer of dwazer zijn geworden? Voorwaar, steeds meer van God en Zijn Woord afgeweken!

Zou het wereldsche verzekerings-wezen ook in strijd zijn met de Voorzienigheid Gods?

Laten wij deze vraag beantwoorden met de 10de Zondagsafdeeling van onzen H. Catechismus:

Wat verstaat gij door de Voorzienigheid Gods?

De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijne hand nog onderhoudt en alzoo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijne vaderlijke hand ons toekomen.

Waartoe dient ons dat wij weten, dat God alles geschapen heeft en nog door Zijne Voorzienigheid onderhoudt?

Dat wij in allen tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles, dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht (vertrouwen) hebben op onzen getrouwen God en Vader, dat ons geen schepsel van Zijne liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzoo in Zijne hand zijn, dat zij tegen Zijnen wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen.

Dat wij in ware zelfverloochening des Heeren wil mogen betrachten. Zijn wil is heilig, wijs en goed.

Zou het niet nuttig zijn indien andere Christelijke Bladen het voornoemde overnamen? Het zou, onder alle beroering die het zal verwekken, nog sommign ten zegen kunnen zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1939

The Banner of Truth | 10 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1939

The Banner of Truth | 10 Pagina's