Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Broeder!

De Heere zij met u en geve u de begeerte uws harten!

Ik weet er zullen onderscheidene goede begeerten in uw hart zijn, die ge op de vleugelen des gebeds moogt hemelwaarts dragen. Zulke goede begeerten zijn vrucht van den H. Geest. Als we ze mogen uitdragen naar den genadigen Hemel-Koning en Zijn genadetroon, dan komen we aan het rechte kantoor. Die goedertierene Koning Israels heeft beloofd, de begeerte der rechtvaardigen te zullen geven. De vervulling der begeerte zal leiden tot blijdschap en dankbaarheid der ziel. “De uitgestelde hoop krenkt het hart, maar de begeerte die komt is een boom des levens.”

Ik weet dat de begeerte uwer ziel zich ook uitstrekt naar heiligheid, om eens eenmaal en eeuwig volmaakt heilig te zijn naar lichaam en ziel. Op die wensch, die bij den lichamelijken dood naar de ziel zal vervuld worden, ziende, zingt het volk des Heeren wel:

Maar ’t vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Daar zij hun wensch verkrijgen;
Hun blijdschap zal dan, onbepaald,
Door ’t licht dat van Zijn aanzicht straalt,
Ten hoogsten toppunt stijgen.

De begeerte en behoefte naar heiligheid, in gedachten, woorden en werken, is niet in ieder hart. Sinds de mensch God verliet gaat het hart uit naar de onreinheid der zonde en niet naar heiligheid. Hij bezit niets meer van de oorspronkelijke heiligheid, daar hij het Beeld Gods in den val verloor. De mensch werd een beelddrager des duivels; heeft een booze duivelsche natuur en is geneigd God en den naaste te haten. Hoe ontzettend heeft de mensch zich verontreinigd uit kracht der oorspronkelijke zonde, en zich daardoor van den heiligen God gescheiden. Zoolang de mensch zijn oorspronkelijke heiligheid behield, was er eenheid en gemeenschap met God; maar zoodra hij zich door de vuile zonde verontreinigde, kwam er een bedroevende scheiding. Het onreine menschenkind ligt ver en rampzalig van zijn reinen God en Schepper gescheiden. Nu heeft de mensch de onreinigheid lief, en gaat in zijn natuurstaat voort zich steeds meer te verontreinigen en de schuld zwaarder te maken. Wat een geestelijke modderpoel van allerlei onreinigheid is de mensch geworden. Hij die het hart volkomen kent en doorgrondt, heeft gezegd: “Van binnen uit het hart der menschen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen, dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hoovaardij, onverstand: alle deze booze dingen komen voort van binnen, en onreinigen den mensch.” Geen wonder dat de zondaar van zich zelf walgt en gruwt als het Goddelijk licht van Boven zulk een kuil van onreinigheden bestraalt, en hij benauwd wordt van zich zelf. Zoo zal vervuld worden wat de Heere door Ezechiël eenmaal tct Zijne oude Bondvolk sprak, zeggende: “Dan zult gij gedenken aan uwe booze wegen en uwe handelingen die niet goed waren, en gij zult eene walging van uzelve hebben over uwe ongerechtigheden en over uwe gruwelen.”

Menig arm en blind mensch beeldt zich in, dat hij in en door zijne godsdienstige verrichtingen heilig is geworden; als een goed en heilig mensch bereid is voor den hemel. Zoo was het ook met de Joden van Jezus dagen. De rijke jongeling durfde vragen: “Wat ontbreekt mij nog?” In Openb. 3:17 lezen we: “Gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt.” Zou dat getuigenis ook thans op velen toepasselijk zijn? O, dat toch een ieder mensch zich eens nauwkeurig mocht onderzoeken of ooit de Geest der heiligmaking in zijn hart is uitgestort. Is menig mensch met zijn Gereformeerde belijdenis, niet in zijn hart en zijn practijk een echte Arminiaan? In zijn geheele godsdienst zien we niet anders dan het menschelijke, het eigenwillige. Hij gelooft in zijn Jezus, zoo is hij zalig en gaat straks zeker naar den hemel. Zonder inwendige vernieuwing en heiliging door den H. Geest, gelooft hij te behooren tot de reinen van hart die God zullen zien. Johannes 3: Wedergeboren, en dan als een gansch onreine, walgelijke en doodkranke door het geschonken zaligmakende geloof te staren op het Lam Gods dat de zonden der wereld weg neemt, kent men niet in de doorleving. Neen, er is geen gelijkvormigheid aan Christus kruisdood ter dooding van de zonde bij aan- en voortgang, zooals Paulus daar kennis aan had, zeggende: “Ik ben met Christus gekruist.”

Hoe zal een gansch onrein zondaar zich zelf kunnen verlossen en reinigen? Hoe zal wat eigenwillige en uitwendige godsdienstigheid, hem nabij en in de gemeenschap van een heilig God kunnen brengen? Terecht sprak de Heere tot de Joden van ouds: “Al wiescht gij u met salpeter, en naamt u veel zeep, zoo is toch uwe ongerechtigheid voor Mijn aangezicht geteekend, spreekt de Heere HEERE.” De mensch kan slechts zich zelf meer ontreinigen en niet heiligen. Dat doet de Heere Zijne kinderen grondig verstaan, wanneer ze door de voortgaande overtuigingen en ontdekkingen des Geestes zich al zondiger en schuldiger leeren kennen, met al hun zelfverbetering voor een heilig en rechtvaardig God niet kunnen bestaan; ja, de werkheilige farizeër aan het sterven is, Christus het wee over hem uitsprekend.

Toch zal de mensch geheiligd moeten worden zal hij gemeenschap met een heilig God hebben, en bij Hem wonen in de heerlijkheid Boven. Het zal u zeker tot genoegen zijn om een weinig stil te staan bij de heiligheid Gods. Ik weet dat gij, door de genade Gods, de zonde haat en de heiligheid bemint; ja, bij oogenblikken sterk verlangt om volmaakt heilig te zijn. Ik hoor u in den geest soms zoo van harte zingen met David:

Wasch mij geheel, zoo zal ik witter wezen,
Dan sneeuw, die versch op ’t aardrijk nederviel.

Wel is het te betreuren, dat de meeste menschen van de heiligheid in God, de heiligheid in het hart en den wandel, de heiligheid in den godsdienst, enz., een walging hebben.

De Heere is een volmaakt heilig God. Hij is de heiligheid Zelf. Die heiligheid is de zuiverheid Zijner natuur. Hij kan niet anders zijn. Het geheele Goddelijke Wezen is heiligheid. Die behoort tot Zijne heerlijkheid: “O HEERE! wien is als Gij, verheerlijkt in heiligheid, vreeselijk in lofzangen?” Exod. 15:11.

Hij is allervolmaakst heilig, zooals Johannes daarop doelt, zeggende dat God een Licht is en gansch geene duisternis is in Hem. Daarom is niemand heilig, gelijk den HEERE, 1 Sam. 2:2.

In Jes. 6:3 hooren we de Serafijnen uitroepen: “Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen, de gansche aarde is van Zijne heerlijkheid vol.” Zouden we dit driemaal heilig, niet mogen toepassen op de Drie Goddelijke Personen, Vader, Zoon en Heilige Geest? Deze Drie zijn Een, dus ook één in heiligheid. O, wee onzer, dat we ons zoo vreeselijk verontreinigd hebben voor Uw aangezicht en ons tegen U durven verheffen. Wat een wonder, groote lankmoedigheid en ontferming, dat Gij, Die alle onreinheid haat en verre zijt van goddeloosheid, zulke onreine schepselen niet ter helle deed indalen!

God is ook onveranderlijk in Zijne heiligheid, gelijk in alle Zijne volmaaktheden. Dus is Hij van eeuwigheid tot eeuwigheid de heilige God. Hier is stof tot blijdschap voor een volk dat de heiligheid bemint en najaagt.

Een heilig God heeft een heilig bestuur omtrent de onreine zonde. Hij woont en werkt door Zijnen Geest in gansch onreine zondaren, en toch wordt Hij niet besmet; Hij blijft de volmaakt heilige. Hoe onbegrijpelijk; echter … hoe heerlijk.

Is God de heilige, alle Zijne eeuwige besluiten zijn dan ook heilig. Alle Zijne daden en wegen zijn heilig. De dichter zong:

Heilig zijn o God, Uw wegen,
Niemand spreekt Uw hoogheid tegen.

Alle Zijne woorden zijn heilig Geen onrein woord kwam ooit uit den mond Gods. Hoe heilig in dreigement en belofte. Hoe heilig in Rechterlijken en Vaderlijken toorn. Is God in Zijn Wezen heilig, er kan niets anders dan dat heilig is uit deze Fontein vloeien.

De heilige God heeft een afkeer van alle zonde. Die onreinheid is strijdig met Zijne heiligheid. Dus bemint Hij ook de heiligheid in Zijne schepselen. Dat toonde Hij als Schepper in den beginne. Hoe heilig bracht Hij engelen en menschen uit Zijne scheppende vingeren voort! Hij versierde den mensch met Zijn heilig Beeld. Toen heeft God al de blijken gegeven, dat Zijne heiligheid een mededeelbaar eigenschap is. Zijne heiligheid is ook na den val min of meer medegedeeld in en door Christus Jezus. Is Hij als het Hoofd Zijner Kerk heilig, Hij heiligt het gansche lichaam Zijner Kerk. Dit kan niet gescheiden worden: “Want en Hij Die heiligt en zij die geheiligd worden, zijn allen uit een; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen.”

De wetten die God aan Israël en de Kerk des Nieuwen Verbonds gaf, zijn heilig en eischen heiligheid:

Wat Gods bevel ons zegt,
Vertoont ons ’t heiligst recht,
En kan geen kwaad gedoogen.
Zijn wil, die ’t hart verheugt,
Eischt zuiverheid en deugd,
Verlicht de duister oogen.

Ik mag gelooven, Broeder, dat de Heere u zuiver Gereformeerd in belijdenis en practijk gemaakt heeft, en daarom zingt ge dit versje immers zoo gaarne? Ge weet, de Antinomiaan slaat in zijn zingen zulke verzen over, of hij zingt ze met zijn hoofd en niet van harte.

(Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1940

The Banner of Truth | 16 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1940

The Banner of Truth | 16 Pagina's