Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

De Liefde Gods

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

De bijzondere liefde die de Heere Zijn volk toedraagt is een eeuwige liefde. “Ik heb u liefgehad met eene eeuwige liefde,” Jer. 31:3. Neen, een Esau deelde daarin niet. Daarom lezen wij: “Jacob heb ik liefgehad, en Esau heb ik gehaat.” In de eeuwigheid had God Zijn liefdehart er op gezet en verkoor ze uit een diep gevallen menschdom, terwijl Hij andere schepselen als een souverein en rechtvaardig God voorbijging. Hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog!

Ben ik van U in liefd’ gekend
En ingeprent,
In ‘t Testament:
Van Uwen vrijen Raad,
Een uitverkoren vat,
Een uitverkoren vat,
Te wezen voor des wereld grond!
Hier vind ik paal noch maat.

In liefde begreep Hij ze allen in Zijn eeuwig genadeverbond. Ja, de Verbonds-God toonde onuitsprekelijke liefdebanden aan dat volk te hebben. En schittert die eeuwige liefde Gods tot Zijn volk niet, als we denken om den Vrederaad en de onderhandelingen daarin tusschen Vader en Zoon omtrent de eeuwige zaligheid van ‘s Vaders geliefde kinderen? Ze is van eeuwigheid tot eeuwigheid. Die Hij van eeuwigheid geliefd heeft, heeft Hij altijd lief. Die liefde is immers onveranderlijk. Hoe ontrouw ook, dat volk krijgt gedurig nieuwe blijken van Gods eeuwige onveranderlijke liefde. Hoe pijnlijk en smartelijk ook, maar zelfs de kastijdende roede en den vurigen oven der beproeving, is liefde Gods. “Zoo wie Ik lief heb, bestraf en kastijd ik.” Wonderlijke liefde Gods is de zoete omhelzingen, maar ook wonderlijke liefde Gods in de kastijdingen. In liefde doet Hij alles ten goede uitloopen voor de ziel, en Hij wordt verheerlijkt. “En wij weten, dat degenen die God liefhebben, alle dingen medewerken en goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn.”

Die liefde is een vrijwillige liefde. De Heere sprak door Hosea: “Ik zal ze vrijwillig liefhebben.” Dus was er niets in het schepsel dat de liefde in God tot hem kon opwekken. Neen, niets in hem als beweeg- of verdienende oorzaak dezer wonderlijke liefde Gods. O, zijn we het niet waardig dat zulk een oneindig Wezen tot in eeuwigheid een afkeer en gruwen van ons zou hebben. Moeten we van onszelven niet walgen bij ontdekkend licht des Geestes en als we onze onreine gedaante zien in den spiegel der Goddelijke Wet? Is het niet een onbegrijpelijke liefde? Waarlijk, ze gaat de kennis ver te boven! Onbegrijpelijk is het, maar zalig om te gelooven en te ondervinden, dat God den Vader Zijnen eeniggeboren Zoon in het vreeselijkste lijden en den smadelijksten dood overgaf uit liefde tot Zijn uitverkoren gunst- en bondvolk. Dat mag met recht genaamd worden, de hoogste openbaring der Godsliefde. Christus sprak tot Nikodemis: “Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”

Hoe onbegrijpelijk groot en heerlijk is ook de liefde van Christus om den toorn Gods te dragen en den bitteren kruisdood te sterven voor onreine, vijandige en heiwaardige zondaren. Voor den goeden zal mogelijk nog iemand bestaan te sterven, maar Christus leed en stierf voor goddeloozen en vijanden. Slaan we het oog op een vijandige Saul van Tarsen. Wat een bitter vijand van Christus en Zijn volk. Maar mocht hij zelf niet in heilige aandoening schrijven: “Die mij heeft liefgehad, en Zichzelf voor mij heeft overgegeven?” Gij zijt het toch niet vergeten, Broeder, wat ge in Adam geworden zijt en wat ge in uw eertijds waart? O, onbegrijpelijke liefde van Christus! Van stap to stap ontdekken we in Zijne Borgtochtelijke gangen, die onbegrijpelijke en zoete liefde van Christus tot arme zondaren en de verheerlijking Zijns Vaders.

Hoe groot ook de liefde des H. Geestes. Die Christus het lichaam heeft toebereid (Lukas 1:35), en waardoor Hij zich onstraffelijk Gode heeft opgeofferd.

Zoo ontdekken wij in de verwerving der zaligheid voor de gansche Bruidkerk, de onbegrijpelijke liefde des Vaders, des Zoons en des H. Geestes. Maar diezelfde liefde van een Drie-eenig God ontdekken we ook in de toepassing der zaligheid in der tijd en tot in eeuwigheid.

Wij zien de liefde des Vaders in de levendmaking van een zondaar, van nature dood in zonden en misdaden. Dan wordt hij als een echt kind in Sion geboren, en zullen de woorden van Jezus vervuld worden: “Uw Vader zorgt voor u.” Ik weet, Broeder, dat ge toen eerst met volle vrijmoedigheid en vertrouwen “Abba, Vader” hebt kunnen zeggen, toen ge de dadelijke verzoening met den Vader (afgebeeld in de gelijkenis van den verloren zoon) door Christus mocht verkrijgen. Toen Gods Geest zoo zoetelijk met uwen geest getuigde, dat ge een kind Gods waart en een erfgenaam van de eeuwige zaligheid. Toen ge met Johannes hebt uitgeroepen: “Ziet,! hoe groote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods zouden genaamd worden.” Maar hebt ge, eer ge deze hemelsche deelachtig werd en smaken mocht de zekerheid uwer zaligheid, niet eens tot uw troost en blijdschap in de terugleiding op den weg, de Vaderlijke en liefderijke zorg mogen ontdekken? Al kan een pasgeboren kind in de natuur niet dadelijk vader zeggen, zoo mag het echter de vaderlijke zorg en bescherming in liefde genieten. Christus begon al spoedig de Discipelen als nieuwgeboren kinderkens “Vader” te leeren zeggen: “Onze Vader die in de hemelen zijt”; enz.

De trekkingen des Vaders waardoor een verloren en diep ellendig zondaar tot Christus komt om door Hem behouden te worden, zijn liefde-trekkingen. Hoe noodzakelijk zijn ze ook. Christus sprak: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader Die Mij gezonden heeft, hem trekke.”

Hoe groot is de Vaderlijke liefde als het kind Gods Zijne gemeenschap en gunst, goedheid en ontferming, geniet. Als het op het sterfbed met Luther mag uitroepen: “Vader, in Uwe handen beveel ik mijnen geest!” Als het opgenomen wordt in het Vaderhuis met zijne vele woningen om aldaar het eeuwig zalig hemelleven te genieten.

Hoe groot is de liefde van Christus als Hij een verloren zondaar als een Zijner schapen opzoekt en het voert binnen de schaapskooi Zijner Kerk. Als Hij het in diepten van ellende toeroept: “Komt allen herwaarts tot Mij die vermoeid en belast zijt; en Ik zal u rust geven.” “Die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen.” Als Hij de hongerige en dorstige ziel te eten en te drinken geeft. Als Hij Zich als Zaligmaker wegschenkt en Zich door de ziel geloovig laat omhelzen. Als Hij de ziel verlost en bekleedt met Zijne gerechtigheid en in blijdschap en geluk doet jubelen:

Nu ken ik die waarheid zoo diep als gewis,
Dat Christus alleen mijn gerechtigheid is;
Nu tart ik den dood, nu verwin ik het graf,
Nu neemt geen satan mij de zegekroon af.

Als Hij de ziel doet deelen in Zijne Profetische, Hoogepriesterlijke en Koninklijke bediening. Als Hij de Zijnen steeds bewaart en beschermt in alle gevaren. Als Hij ze tot Zich neemt in den hemel, opdat zij Zijne heerlijkeheid eeuwig zullen aanschouwen en zich in Hem verblijden. In natuur en genade schenkt Hij steeds de blijken van Zijne onveranderlijke liefde en trouw. O, wat zijn onze oogen er veel voor gesloten en wat vergelden wij deze hartelijke liefde weinig met oprechte en vurige wederliefde!

Hoe groot is de liefde des H. Geestes, Die Zich dadelijk in de toebrenging van Gods uitverkorenen in het hart openbaart als een Geest der levendmaking en heiligmaking. Is het geen bewonderingswaardige liefde, als Hij nederdaalt, woont en werkt, in het hart van een gansch onrein, gruwelijk en weerbarstig zondaar? Wat een wonderlijk werk verricht Hij in het hart van een zondaar! Hij is een Geest der overtuiging, ontdekking, afsnijding en toepassing. Ja, een Geest der genade en der gebeden. Paulus schreef aan de Romeinen: “En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.” Hij is een Geest des geloofs en der dankzegging. Hij is een Trooster voor de treurenden Sions, Die zoetelijk de beloften des Verbonds met kracht toepast en doet genieten wat ze in Christus hebben. In Zijne groote liefde tot de zaligheid van al Gods verkorenen, zal Hij niet rusten totdat allen volmaakt geheiligd en verheerlijkt zijn naar ziel en lichaam beide, en de hemelsche Bruidegom Zijn geliefde Bruid den Vader kan voorstellen zonder vlek en rimpel.

O, wat hebben Gods kinderen bij tijden als zalig mogen zwemmen in de liefde des Vaders, des Zoons en des H. Geestes, geopenbaard in de verwerving en toepassing der zaligheid. Hoewel de verwerving der zaligheid bijzonder toegekend wordt aan Christus en Zijne dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid, toch zooals bezien, kan den Vader en den H. Geest daar niet buiten gesloten worden.

Deze liefde noopt tot wederliefde. De Apostel zegt: “Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.” Hoe meer hart en oog ontsloten wordt voor de liefde Gods, te meer zal het hart ontvlammen in wederliefde. Wordt de ziel ingeleid in de liefde des Vaders, des Zoons en des H. Geestes; hoe zalig ontvlamt dan het hart in liefde tot Die drie Goddelijke Personen. Geliefde Broeder! wellicht hebt ge het met mij ervaren, dat er dan een invloeiende en uitvloeiende fontein in het hart is. Dat dan het hart is als een gewaterden hof; en de verheffingen Gods in de keel zijn.

Toen de Emmausgangers ingeleid werden in het lijden en sterven van Christus voor verloren zondaren, werd hun hart brandende in hen. O, zalige brand!

Is de Heere een Helper van David en een verhoorder zijner gebeden, dan is het:

God heb ik lief; want Die getrouwe HEER,

Hoort mijne stem, mijn smeekingen, mijn klagen;

Hij neigt Zijn oor, ‘k roep tot Hem al mijn dagen;

Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.

O, wat zijn onze oogen veel gesloten voor de liefde Gods! Wat is er weinig liefde tot het volzalige Wezen! Wat zijn er weinig liefdesuitgangen tot Vader, Zoon en H. Geest! Hoe weinig is het de bede van de Bruid: “Hij kusse mij met de kussen Zijns monds, want Uwe uitnemende liefde is beter dan wijn.” Hoe weinig hoort men uitroepen in de Kerk des Heeren: “Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uwen arm; want de liefde is sterk als de dood, de ijver is hard als het graf; hare kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblusschen, ja de rivieren zouden ze niet verdrinken: al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde men zoude hem ten eenemale verachten.”

O, wat is het gemis onzer ziel in dezen groot. Waren we meer vervuld met vurige liefde tot den Drie-eenigen God, tot Zijn heilige wil en Gods-getuigenis, tot het heil van arme zondaren, en tot al dat lieve volk van God! O, dat vele blinde oogen mochten geopend worden in deze donkere dagen, nu haat en vijandschap tegen God en het Goddelijke zich alom steeds meer openbaart. De gansche aarde is vervuld met wrevel. Hoe diep is de mensch gezonken toen Hij Zijnen Schepper heeft verlaten. Nu van nature geneigd God en zijn naasten te haten. Zoodra de blinde oogen geopend worden en een zondaar leert God weer recht kennen, zal er liefde tot Dien heerlijken God en Weldoener zijn. Wellicht hebt ge wel getuigt, toen ge in beginsel tot de ware kennis van God en uzelven kwaamt: Heere, al verstootet Gij mij voor eeuwig vanwege mijne zonden in de plaats der rampzaligheid, dan zal ik U nog liefhebben. Liefde zal echter zoo’n zondaar zaligen en bij den dood opnemen in heerlijkheid, om God eeuwig volmaakt te lieven en te loven. In den hemel zal geen gebrek meer zijn. Daar zullen al de gezaligden door het bloed des Lams, eeuwig en ongestoord in de volmaakte liefde van een Drie-eenig God deelen. Dan zullen ze Dien volzaligen God ook volmaakt liefhebben. Neen, daar zal de liefde niet verkouden, en ook geen liefde meer zijn tot hetgeen dat vergankelijk is. O, zalige en heerlijke eeuwigheid voor al Gods volk!

Maar terwijl we in deze aardsche woestijn onze reis nog een wijle tijds moeten voortzetten, zij het gedurig onze hartetaal:

Liefste Jezus, heil en leven,
Sterke God, Immanuel,
Wil mij levenskrachten geven,
Dat mijn gang en voeten snel,
Loopen voort gelijk der hinden,
Naar U heen, mijn zielsbeminde;
Op den weg door U bereid,
Van geloof en, van geloof en,
Van geloof en heiligheid.

Stort Uw liefde in mijn harte,
Sterk het alzoo met gena,
Laat dan komen kruis en smarte,
‘k Weet dat ik gemoedigd ga.
Met U loop ik door een bende,
‘k Vrees geen werk en geen ellende,
Uw genade is altijd
Mij genoeg tot, mij genoeg tot,
Mij genoeg tot heerlijkheid.

Hartelijk gegroet en de genade des Heeren zij met u.

Uw vr. en br. in den strijd,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1941

The Banner of Truth | 16 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1941

The Banner of Truth | 16 Pagina's