Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

Hoe duidelijk kunnen we Gods goedheid zien in de onderscheidene weldaden, die Hij aan Zijne schepselen schenkt.

Deze zijn tijdelijk: Job had er voor zijn beproeving veel van ontvangen, maar hoe spoedig was alles vergaan. Toen moest hij getuigen: “Zullen wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen?”

Deze zijn geestelijk: “Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen alle de dagen mijns levens, en ik zal in het Huis des HEEREN blijven in lengte van dagen,” Ps. 23:6. Ja, mocht diezelfde David getuigen: “Hij zal het goede niet onthouden dengenen die in oprechtheid wandelen,” Ps. 84.

Deze zijn eeuwig: Wij lezen Psalm 31:20: “O hoe groot is het goed dat Gij weggelegd hebt voor degenen die U vreezen, dat Gij gewrocht hebt voor degenen die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der menschenkinderen!”

O, Broeder! wat is een kind Gods toch rijk en overvloedig gezegend. In Gods goedheid zijn tijdelijke, geestelijke en eeuwige weldaden zijn deel. Mag uwe ziel bij oogenblikken niet eens zalig verruimd worden in al die goedheid en weldadigheid Gods u onwaardige bewezen? Wat een veelvuldige onderscheidene goedheid Gods! Waarom zulk een heiwaardige die geschonken? Eeuwig welbehagen; om Christus wil; uit vrije genade. Hoe wordt Zijn goedheid ooit volprezen?

De wereldling mag in Gods goedheid een overvloed van natuurlijke weldaden ontvangen, maar bij zijn dood zijn ze beeindigd. Wat was de rijke man uit de gelijkenis (Lukas 16) er rijkelijk mede bedeeld, maar toen hij stierf sloeg hij zijn oog op in de hel zijnde in de pijn en hielden Gods goedertierenheden in eeuwigheid op. Arme rijke man; rijke arme Lazarus!

De mensch, hoe mild door ’t aardsch geluk bedeeld,

Hoe hoog in eer, in macht en staat verheven,

Vergaat als ’t vee, en derft in ’t eind het leven.

Toen Asaf dit in het oog kreeg, was hij tevreden met hetgeen de Heere hem toeschikte, ook met het deel der verdrukking en zong hij, nadat hij in het heiligdom was geweest:

Wie, ver van U, de weelde zoekt,
Vergaat eerlang en wordt vervloekt;
Gij roeit hen uit, die afhoereeren,
En U den trotschen nek toekeeren;
Maar ’t is mij goed, mijn zaligst lot,
Nabij te wezen bij mijn God;
’k Vertrouw op Hem geheel en al,
Den HEERE, Wiens werk ik roemen zal.

God, Die goed is, openbaart Zijn goedheid in de natuur. Hoe onuitsprekelijk goed in de schepping van het Heelal. De dichter van Psalm 136 kon er niet van zwijgen: “Dien Die de hemelen met verstand gemaakt heeft, want zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid Dien Die de aarde op het water uitgespannen heeft, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid; Dien Die de groote luchten heeft gemaakt, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid; de zon tot heerschappij op den dag, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.”

Hebben de heidensche philosofen met bewondering de goedheid van het Opperwezen in de natuur geprezen, hoeveel te meer moesten wij beweldadige schepselen in dat heilige werk bezig zijn.

God openbaart Zijn goedheid heerlijk in de Voorzienigheid, en dat door alle eeuwen heen. Hij zegent mensch en beest, en doet Zijn hulp nooit vruchteloos vergen. Hij onderhoudt en zegent Zijne schepselen van dag tot dag, niettegenstaande dat zij de oogen Zijner heerlijkheid verbitteren door hunne goddeloosheid. Hoe groot zijn Zijne onderscheidene goedertierenheden over de bewoners van dit land; maar Dien goeden God en Weldoener wordt niet erkend en verheerlijkt. Overheid en onderdaan smaden Hem en doen of al die zegeningen hen toebehooren. Ze beseffen niet dat een oogenblik levens, een bete broods en een dronk waters, diep verzondigd is. Hoevelen zullen als Belsazar eenmaal moeten hooren: “Gij hebt u verheven tegen den Heere des hemels, de afgoden hebt gij geprezen, maar Dien God in Wiens hand uwen adem is en bij Wien alle uwe paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt.”

Waarlijk, Broeder! de aarde is vol van de goedertierenheid des HEEREN. “De HEERE is aan allen goed, en Zijne barmhartigheden zijn over alle Zijne werken,” Ps. 145:9. O, dat alle schepselen met ons mochten aanheffen:

Och of nu al, wat in mij is, Hem preez’!

Loof, loof, mijn ziel, den Hoorder der gebeden;

Vergeet nooit een van Zijn weldadigheden;

Vergeet ze niet; ’t is God die z’ u bewees.

Op de allerheerlijkste wijze openbaart de Heere Zijn goedheid in het rijk der genade. Dat is een goedheid Gods voor al Zijn geliefde kinderen. Om bijzonder en eeuwig goed voor hen te kunnen zijn, gaf Hij Zijn eeniggeliefden Zoon als Borg in hun lijden en dood. Wat een onbegrijpelijke goedheid en liefde, om Christus in hunne plaats aan de waarheid en gerechtigheid Gods te laten voldoen. In dat allesbetalende en allesverwervende offer Zijner goedheid en liefde, schenkt Hij Zichzelf als het Allerhoogste Goed weg aan Zijn volk. Dan mag dat volk wel geloovig getuigen : “Deze God is onze God eeuwig-lijk en altoos; Hij zal ons geleiden ter dood toe.” In Christus en Zijn aangebrachte gerechtigheid wordt God hun verzoende en liefderijke Vader. Dan mogen ze getuigen: “Mijn Vader, Gij zijt de Leidsman mijner jeugd.” Zoo van harte Jezus woord beamen en zich er over verblijden: “Uw Vader zorgt voor u.” O, wat heeft Hij in Zijne groote goedheid in de eeuwigheid al voor dat volk gezorgd! Hoe wonderlijk zorgt Hij voor hen naar lichaam en ziel beide in der tijd. Bij den dood snijdt Hij Zijne goedertierenheden niet van hen af. Ze zullen eeuwig duren. Eeuwig zullen ze Gods goedheid volop smaken. Al wordt dat volk ontrouw, struikelen en vallen ze, de Heere blijft getrouw en gaat voort hen Zijne bijzondere goedheid te bewijzen. We vinden in 1 Kron. 17:13, dat God tot David omtrent Salomo sprak: “Ik zal hen tot eenen Vader zijn en hij zal Mij tot eenen zoon zijn; en Mijne goedertierenheid zal Ik van hem niet wenden, gelijk Ik die weggenomen heb van dien die voor u geweest zijn.”

O, wat is mijne ziel er dikwijls over verwonderd geweest, dat de Heere zijn goedheid in natuur en genade niet heeft afgesneden! Dat ik op de woestijnreis niet ben omgekomen en ter hel ingezonken. Dat een liefderijk ontfermer in tegenspoed en smart gedurig bemoedigend sprak :

Hoe het ook moog tegenloopen,
Gestadig op Zijn goedheid hopen.

O, konden we eens meer beschaamd zijn over onze snoode ondankbaarheid, en dat we met het manna uit den hemel en het water uit de Steenrots, en de belofte dat ons brood zeker en ons water gewis is, nog wel hunkeren naar de vleeschpotten van Egypte. Ik hoop echter, dat gij het er beter afbrengt. Ik merk echter als ik de ware woestijnreizigers naar Kanaan, hoor spreken, dat ge dan een eenling zoudt zijn.

Nu zou ik gaarne nog wat willen uitweiden om Gods goedheid te beschouwen in al die genadeweldaden, die de goede God in dit leven aan de Zijnen schenkt, maar ik vrees, mijn brief zou te uitgebreid worden. Er moet ook wat voor uwe medetatien overblijven.

Toch wil ik even wijzen op de groote goedheid Gods om een schuldig en doemwaardig zondaar om de bloedige gerechtigheid van Christus alle zonden te vergeven, van alle straf tot in eeuwigheid te ontheffen en een recht te schenken ten eeuwigen leven. Zou hij dan niet met blijdschap zijn weg al zingende bewandelen, zeggende:

’k Ben met rijkdom overladen,
Wereldling! ik heb een schat,
’k Mag mij in de weelde baden,
Dien geen wereldling bevat;
Ik ben vol van goed en eere,
Ik bezit een hoogen staat,
En ik draag de beste kleeren:
Zijd’ of kostelijk gewaad.

De goedheid Gods is een mededeelbaar eigenschap. Door Zijne genade in Christus Jezus, vinden we er ook nog min of meer iets van onder de menschen. Zoo lezen wij van Jozef van Arimathea, dat hij een goed en rechtvaardig man was, Lukas 23:50. David sprak: “Gij zijt de Heere, mijne goedheid raakt niet tot U, maar tot de heiligen die op de aarde zijn, en de heerlijken in dewelken al mijn lust is.” ’s Heeren kinderen zullen strak eeuwig, naar lichaam en ziel beide, volmaakt goed zijn. Hoe heerlijk zullen ze dan hun Heere gelijkvormig zijn.

Broeder! dat we verder op onzen weg nauwkeurig acht mogen geven op de goedertierenheden van onzen getrouwen Verbonds-God, en nooit vergeten door welk een duren prijs dat ze verworven zijn. “Wie is wijs? die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN.”

Dat de goedertierenheden Gods als een pleit-grond zijn in onze ellenden hier op aarde. De dichter gaat daarin ons voor: “Maar Gij, o HEERE Heere! maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uwe goedertierenheid goed is, verlos mij.”

Dat ze ons alzoo ook tot troost mogen zijn in dit leven. Daar had David behoefte aan en daarom bad hij: “Laat toch Uwe goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uwe toezegging aan Uwen knecht,” Ps. 119:76.

O, dat ’s Heeren kinderen, die door de goede en liefderijke hand van Koning Jezus, naar het welbehagen des Vaders, bediend worden, bemoedigd mogen zijn in dit moeitevolle leven. Zijn de monden dikwijls gesloten om van de goedertierenheden des Heeren te getuigen; strak zullen ze eeuwig geopend zijn om met al de verlosten en de heilige engelen van Zijne goedertierenheden te zingen, Hem ter eere.

Zijt hartelijk gegroet en Gode bevolen, van uw metgezel in de verdrukking, maar die over-vloediglijk mag deelen in de barmhartigheden van den goeden God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1941

The Banner of Truth | 16 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1941

The Banner of Truth | 16 Pagina's