Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LEER DER VERKIEZING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LEER DER VERKIEZING

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij weten, dat men van Remonstrantsche zijde, niet gelooft in een eeuwige souvereine verkiezing van zeker getal menschen tot de eeuwige zaligheid, en dat zonder voorgezien geloof en goede werken. Wij zullen ook weten, dat de Arminianen of Remonstranten veel beroering in de kerk teweegbrachten, zoodat de noodzakelijkheid werd geboren en door velen gevoeld om synodaal te vergaderen. Hoe ook de vijanden der waarheid het trachten te verhinderen, onder het wijze en genadige bestuur des Allerhoogsten, vergaderde de Generale Synode te Dordrecht in het jaar 1618, vooral met het doel om de leer der Remonstranten te onderzoeken, te oordeelen en indien in strijd bevonden met Gods Woord ze te verwerpen, en de Gereformeerde leer te bevestigen en in helder daglicht te stellen. Deze gewichtige synode heeft dit doel niet gemist, waarop ook werd besloten om te komen tot een betere vertaling der Heilige Schriften uit de grondtalen, en die, voorzien van kantteekeningen, ten goede van het Nederlandsche volk uit te geven. Dat de Heere op bijzondere wijze deze hooge kerkelijke vergadering heeft bestuurd en gezegend, is zelfs door vele buitenlandsche Godgeleerden en kerken erkend. Tot heden toe, rust Gods zegen op den gewichtigen en heerlijken arbeid, door die vaderen verricht. Hoe heerlijk ook, hoewel niet zonder beproeving, is het laatstgenoemde werk tot stand gekomen.

Deze synode heeft op breedvoerige wijze de Predestinatie (leer der verkiezing en verwerping) met het oog op de Remonstranten, behandeld, en deze volgens het Woord Gods in “De Vijf Artikelen tegen de Remonstranten” uiteengezet, het kostelijke van het snoode onderscheidende en scheidende. Deze “Vijf Artikelen tegen de Remonstranten” behooren tot onze Gereformeerde Belijdenisschriften.

Vooral is het thans ons doel om duidelijk naar voren te brengen, wat onze Belijdenisschriften leeren, volgens het Woord Gods, omtrent de verkiezing des menschen tot zaligheid. We worden daartoe gedrongen, daar we vreezen dat de eenheid der Gereformeerde Gemeenten en kerken in betrekking dit leerstuk steeds meer zal verbroken worden. Die vreeze vloeit voort uit hetgeen, wat men vooral de laatste jaren (het is echter niet iets nieuws) leert en schrijft over dit leerstuk in strijd met onze Gereformeerde Belijdenisschriften. Gaat men zelfs de jonge menschen in betrekking dit leerstuk dingen inprenten in strijd daarmede (we denken om een verklaring van Kort Begrip uitgegeven in Nederland), we kunnen niet anders voorzien dan een chaos (verwarring) in de kerk. Het zal velen met ons tot blijdschap zijn, dat de synode der Gereformeerde Gemeenten te Grand Rapids vergadert, 4 Juli, 1942, besloot om alles wat in strijd is met de Belijdenisschriften, gegrond op Gods onfeilbaar Woord (het ziet ook op uitdrukkingen in predikatien), de gemeenten niet voor te houden. Daar zal Gods zegen op rusten; het zal de eenheid der kerk bevorderen.

Nu willen we er op wijzen wat, in betrekking het leerstuk der verkiezing, in strijd is met onze Gereformeerde Belijdenisschriften. Het is de leer, dat God niet uit een gevallen menschdom, maar uit een rein menschdom Zijn volk verkoren heeft. Men stelt een andere orde in de eeuwige besluiten Gods dan we vinden in onze belijdenisschriften. De Belijdenisschriften leeren wat deze orde aangaat: Schepping, val, verkiezing. Die zich daaran houden worden Infralapsariërs of Benedenvaldrijvers geheeten.

De andere partij leert: Schepping, verkiezing, val. Dus God verkoor van eeuwigheid uit het reine menschdom, dat Hij in der tijd besloot te scheppen. Naar Zijn welbehagen verkoor Hij reine menschen en de andere reine menschen die Hij niet verkoor verwierp Hij, en zal Hij die door tusschenkomst van den val en hunner zonden wil, eeuwig verdoemen. Dus is het te begrijpen dat zeker schrijver zegt in een zijner predikanten: “De Vader gaf een reine Bruid aan Christus en geen zwarte.” Die dit leeren worden Supralapsariërs of Bovenvaldrijvers geheeten. Dadelijk wordt gevoeld, dat zij wel van “welbehagen,” een welbehagen naast genade, maar niet van een genadig welbehagen kunnen spreken. Dat deden onze vaderen gaarne die op het standpunt der Gereformeerde Belijdenis stonden, en dat volgens Efeze 1:4–6. Daar lezen wij: “Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem vóór de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijnen wil. Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde.”

Ziende op het “uitverkoren in Hem,” zeggen de kantteekenaars van onzen Statenbijbel zoo terecht: “Uitverkoren,” dat is, uitgelezen, namelijk uit den gemeenen hoop der verdorven menschen. Zie Joh. 15:16, 19; Rom. 8:29; 2 Thess. 2:13; 1 Petr. 1:1 en 2; enz.

Dat onze Belijdenisschriften geheel op het standpunt van het Infra staan, en dat dit Infra dus alleen Confessioneel Gereformeerd is, zal blijken. Vooral willen we echter iets aanhalen uit een besluit der Gereformeerde Kerken in Nederland:

“De Belijdenisschriften leeren, zoo duidelijk mogelijk, het Infra-lapsarisme, dit is de leer, dat God in Zijn besluit de menschen heeft aangezien als gevallen. Daarom mag het Supra-lapsarisme, dit is de leer, dat God in Zijn besluit de menschen heeft aangezien als nog niet gevallen en nog niet geschapen, niet worden voorgesteld en onderwezen als de leer van de Gereformeerde Kerken en veel minder nog tot uitgangspunt van geheel de leer der waarheid en de bediening des Woords gesteld worden. Ofschoon er onder de leden der Dordtsche Synode 1618–’19 ook waren van Suprasarisch gevoelen, heeft nochtans die synode niet het een en het ander gevoelen aanvaard, maar alleen en onvoorwaardelijk het Infralapsarisme de leer der Gereformeerde kerken verklaard, welke leer ten slotte door ieder en allen der leden met eigen hand is onderteekend.

Dat na die Synode ook het SUPR Alapsarisme in de Gereformeerde kerken is geleerd en geduld, geeft niet het minste recht om dat gevoelen ook als Greformeerd, veelmin als HET Gereformeerde, te prediken en te onderwijzen. Wat in een kerk tijdelijk geleerd en geduld wordt in afwijking van de belijdenis, kan geenszins den inhoud en het recht der belijdenis ook maar het minst veranderen.”

Dit stukje is een juweeltje van echt confessioneele belichting en handhaving. Het moge de Christelijke Gereformeerde Kerk (Nederland) en de Gereformeerde Gemeenten tot bezinning zijn.

Ten slotte dit eene nog, waaruit blijkt, hoe moedig en onverschrokken de mannen van het INFRA standpunt tegen de Kuyperiaansche SUPRA-richting streden: met deze woorden:

“Daarom moet dan ook door alle onderteekenaren der Nederlandsche Gereformeerde Belijdenisschriften het INFRA-lapsarisme worden voorgestaan. Wie tegen het Infralapsarisme bezwaren heeft en de gegrondheid derzelve uit de Schrift meent te kunnen aantoonen, die moet in den wettigen weg die bezwaren aan de kerken openbaren, en de kerken zijn geroepen die te examineeren. Doch ook in dat geval moet hij in zijn prediking en onderwijs, mondeling en schriftelijk, zich houden aan de leer der kerken zoolang niet de Belijdenis op dit punt door de Kerken zelven is gewijzigd.

Daarom moet ook de leering en propaganda van dat afwijkend gevoelen worden tegengestaan.”

In art. 7, Hoofdstuk 1 van de artikelen tegen de Remonstranten, lezen wij: “Deze verkiezing is een onveranderlijk voornemen Gods, door hetwelk Hij, vóór de grondlegging der wereld eene zekere menigte van menschen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen, maar in de gemeene ellende met anderen liggende, uit het geheele menschelijk geslacht, van de eerste rechtheid door hunne eigene schuld vervallen in de zonde en het verderf, naar het vrije welbehagen Zijns willens, tot de zaligheid, louter uit genade, uitverkoren in Christus, denwelken Hij ook van eeuwigheid tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen, en tot een fundament der zaligheid gesteld heeft. En opdat zij door Hem zouden zalig gemaakt worden, heeft Hij ook besloten, hen aan Hem te geven, en krachtiglijk tot Zijne gemeenschap door Zijn Woord en Geest te roepen en te trekken, of met het ware geloof in Hem te begiftigen, te rechtvaardigen, te heiligen en, in de gemeenschap Zijns Zoons krachtiglijk bewaard zijnde, ten laatste verheerlijken, tot bewijzing van Zijne barmhartigheid, en tot prijs van de rijkdommen Zijner heerlijke genade, enz.”

Dat de oorzaak dezer verkiezing geheel en alleen is het welbehagen Gods, wordt geleerd in art. 10: “De oorzaak dezer genadige verkiezing is eeniglijk het welbehagen Gods, niet daarin bestaande, dat Hij eenige hoedanigheden of werken der menschen, uit alle mogelijke voorwaarden, tot eene voorwaarde der zaligheid heeft uitgekozen; maar hierin, dat Hij eenige bepaalde personen uit de gemeene menigte der zondaren, Zich tot een eigendom heeft aangenomen, gelijk geschreven is: Als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, enz., werd tot haar (namelijk Rebekka) gezegd: De meerdere zal den mindere dienen; gelijk geschreven is: Jacob heb ik liefgehad, en Ezau heb ik gehaat (Rom. 9:11, 12, 13). En: Er geloofden zoovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. (Hand. 13:48).”

Keeren we ons thans tot art. 16 van onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis. Dit art. luidt: “Wij gelooven, dat, het geheele geslacht van Adam door de zonde des eersten menschen in verderfenis en ondergang zijnde, God Zichzelven zoodanig bewezen heeft als Hij is, te weten: Barmhartig en Rechtvaardig. Barmhartig, doordien Hij uit deze verderfenis trekt en verlost degenen, die Hij in Zijnen eeuwigen en onveranderlijken raad, uit enkele goedertierenheid, uitverkoren heeft in Christus Jezus, onzen Heere, zonder eenige aanmerking hunner werken. Rechtvaardig, doordien Hij de anderen laat in hunnen val en verderf, waar zij zichzelven in geworpen hebben.

Duidelijk wordt in dit artikel geleerd, dat God uit hetzelfde verloren menschdom den zondaar in der tijd roept, waaruit Hij hem van eeuwigheid verkoor. Dat hij als zondaar in Christus is verkoren, zonder eenige aanmerking zijner werken.

Dus blijkt, dat onze Belijdenis niet in strijd is met zichzelf. Wij vinden in dit artikel niet de minste schijn alsof God Zijn volk verkoor uit een rein menschdom en lazen we in de Nederlandsche Wekker: “Dat elk Gereformeerd theoloog de meening huldigde, dat art. 16 van onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis het Infralapsarisch standpunt innam.” Dus hebben onze Gereformeerde vaderen duidelijk geleerd wat ze geloofden de waarheid te zijn volgens het Woord Gods.

Een professor in Nederland schreef over het infra als volgt (we nemen het over ter verduidelijking) : “Het infra leert, dat God van eeuwigheid uit louter genadig welbehagen zonder eenige geschiktheid of waarde-element in den mensch een gedeelte uit de massa der verlorenen tot betooning van Zijne barmhartigheid heeft uitverkoren ten eeuwigen leven. Van deze barmhartigheid ontspringend aan de bronnen van dit eeuwig genadig welbehagen, spreekt de Schrift op verschillende plaatsen als bijv. Rom. 9:15 “want Hij zegt tot Mozes: Ik zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm, en Ik zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben.” Vers 18: “Zoo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt dien Hij wil.” Of 2 Tim. 1:9: “Die ons heeft zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen.” Terecht wijst onze kantteekening bij vers 15 in den Brief aan de Romeinen er op, dat het woord “ontferming” ziet op de ellende des menschen. Onze kantteekening gaat hier dus uit, dat deze teksten niet kunnen doelen noch een bewijs kunnen zijn voor de supra leer, maar dat de Schrift hier infra lapsarisch deze waarheid stelt, t.w. uit het verloren Adamsgeslacht kiest God Zijn volk, en spreekt daarom met zooveel nadruk van “ontferming.” (Heeft God reine menschen verkoren zooals het supra leert, zoo kan er van geen genade en ontferming in hunne verkiezing sprake zijn. Red.)

(Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1942

The Banner of Truth | 16 Pagina's

DE LEER DER VERKIEZING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1942

The Banner of Truth | 16 Pagina's