Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE GESCHIEDENIS VAN EEN DOKTER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE GESCHIEDENIS VAN EEN DOKTER

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben moede van mijn zuchten, mijn ziel schokt in mij heen en weder, ontzetting heeft mij aangegrepen. De tooneelen waarvan ik de laatste dagen en nachten getuige was, zullen niet licht uit het geheugen gaan. Ik wil ze opteekenen, misschien kan dit nog tot zegen voor anderen zijn.

Het is heden juist acht dagen geleden, dat ik des nachts bij een zieke werd geroepen, die, zoo de betrekkingen veronderstelden, in doodsnood verkeerde. Ik liet mij niet wachten en stond weldra voor het bed van den zieke, die mij toescheen een man van omstreeks acht-en-twintig jaren te zijn, wiens geheele voorkomen ongewone lichaamssterkte teekende. Hij lag in een allerverschrikkelijkste benauwdheid en woelde van het eene einde in het bed naar het andere, terwijl zijn kermen en jammeren door merg en been drong.

Van het begin mijner praktijk heb ik steeds de gewoonte gehad eenige medicijnen bij mij te dragen, om in tijd van nood dadelijk te kunnen helpen. Hier bleek mij wederom de noorzakelijkheid daarvan; eenige toegediende druppels brachten hem tot bedaren. Ik vroeg naar zijn toestand, onderzocht dien en vond die zeer gevaarlijk, terwijl de zielsbenauwdheden veel heviger schenen dan de smarten des lichaams. Ik sprak hem zacht en vriendelijk toe, hem aanradende zich kalm te houden, terwijl ik alles zou aanwenden tot zijn herstel. Op een toon van onbeschrijfelijken angst riep hij uit: “O dokter! de dood! de dood! en na den dood het oordeel! ik moet sterven, mijn tijd is gekomen, uw pogingen zullen niet baten, dokter, ik ga sterven!” Toen richtte hij zich krampachtig op, wierp zich toen achterover in zijn bed, trok de dekens over zijn hoofd en gilde op hartverscheurende toon: “Verloren! verloren!”

Ik trachtte hem te troosten daarmede, dat hij nog in den tijd der genade was en dat waar een hartgrondig berouw en leedwezen over de zonde was, de weg tot ontkoming open stond, daar Hij, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is, Zelf gezegd heeft: “Zalig zijn ze die treuren, want zij zullen vertroost worden.”

Ik had inmiddels de geneesmiddelen voorgeschreven en wenschte de uitwerkselen daarvan te zien en besloot daarom eenigen tijd te vertoeven. Ik maakte daarna eenigszins kennis met de medehuisgenooten, waaruit mij bleek dat de zieke gehuwd was en met zijn vrouw bij zijn ouders inwoonde. Zijn vader was slechts kort in het vertrek geweest en had door zijn loerend oog en stroef gelaat een zeer ongunstigen indruk op mij gemaakt. Op het gelaat zijner moeder was diepgaande en langdurige zielesmart te lezen, zoo meende ik. Later bleek dat ik mij niet vergist had.

De schokkende omstandigheden hadden de beide vrouwen zeer aangedaan, waarom ik beide eenige medicijnen toediende. De zieke scheen een oogenblik rustig, van welke oogenblikken ik gebruik maakte, om naar zijn zielstoestand te vernemen.

Ik weet wel dat de meeste dokters mij zullen uitlachen, dat ik mij daarmede bemoei, doch ik gun hun allen hun spot en gelach, hen aanradende om Hufeland te gelijk met Mozes en de Profeten te bestudeeren; en Jesaja was ook een geneesheer en nog wel een koninklijke lijfarts, hij heeft, als middel in Gods hand, Hiskia genezen. En dokter Lukas, die ook Evangelist was, bestudeerde ook de ziekte der ziel. Ik wensch gaarne aan de voeten van die beide dokters te zitten.

Nadat wij eenige oogenblikken zoo hadden doorgebracht, kwam de vader met de geneesmiddelen. Ik diende ze den zieke zelf toe. Toen hij het kopje had geledigd, zeide hij: “Ik dank u dokter! gij zijt zeer vriendelijk jegens mij, doch het zal u niet baten, ik ga sterven,” waarop hij andermaal zulk een ijselijke langgerekte gil slaakte, terwijl zijn bedstede schudde van het krampachtige trillen van zijn stevig lichaam. Zijn moeder, bitterlijk weenende, kwam nader en vraagde hem, “is de pijn erger, Johan?” “Och moeder! wat zou de pijn van mijn lichaam! hier,” op zijn hart wijzende, “hier brandt het, het is de rechtvaardigheid van een heilig God, die op mijn ziel brandt, hier gevoel ik reeds de smarten der hel! Ween zoo niet moeder! u zal het wel gaan, gij hebt den weg ten leven bewandeld, maar ik, o wee! wee mij! en nu is het te laat!”

“Het is nog niet te laat, Johan!” hervatte zij, “nog is het heden der genade. Willen wij samen eens bidden, samen tot den Heere zuchten?”

“Wat bidden!” sprak hij, “mijn tijd is voorbij om te bidden, God hoort de zondaars niet.”

Zijn vader was intusschen nader gekomen en zeide tot hem: “Wees maar zoo bang niet, Johan! gij hebt nooit iemand kwaad gedaan.”

“Ik verzoek, vader!” hernam de zieke, “dat gij niet tot mij spreekt, ik heb altijd aan uw leugens geloof geslagen; nu de dood mij aangrijpt, zijn mijn oogen open gegaan, gij zijt mede de oorzaak van mijn verderf! Reeds vroeg hebt gij mij geleerd om den Bijbel te verachten en ongehoorzaam te zijn jegens God. Toen ik een kleine jongen was, hebt gij mij tot zonde verleid! Als moeder des Zondags in de kerk was, waar gij mij met geweld hebt uitgehouden, naamt gij mij mede om te visschen en te jagen en de zonden te bedrijven, die uit dat bedrijf voortkomen.”

Zijn vader viel hem in de rede, doch hij liet hem niet uitspreken en vervolgde: “Zwijg vader! gij hebt tot mij genoeg-gesproken, gij hebt meesterlijk uw werk gedaan, gij hebt met den duivel gespot, nu spot de duivel met mij, uw leugens kunnen mij niet langer bedriegen. Weldra sta ik voor Gods rechterstoel en wanneer ik mijn rechtvaardig vonnis krijg, dan zal ik u aanklagen als de werkmeester van mijn eeuwige ellende!”

Hij trok de lakens over zijn hoofd en slaakte een zucht, zoo hartverscheurend als ik nooit gehoord heb. Mijn hart schokte in mij van smart en aandoening. Mijn vermaningen tot kalmte baatten niet, hij had naar het scheen geen deernis met zijn lichaam, alleen zijn ziel woog hem zwaar. Na enkele minuten gelegen te hebben, richtte hij zich eensklaps op en riep: “Jozef, waar is Jozef?” Een aanvallige knaap van ruim acht jaren werd aan zijn sponde gebracht. Hij omhelsde het kind krampachtig teeder, en sprak tot hem: “Jozef, mijn lieve broeder, kom eens bij mij en hoor en onthoud wat ik u met een stervende mond zeg. Luister nooit naar den raad van vader, hij zal u verleiden, zooals hij mij gedaan heeft, laat moeder u leiden, hoor naar hare stem, ga met haar naar de kerk, lees en onderzoek den Bijbel, bid vroeg, kind! Spiegel u aan uw ongelukkigen broeder, die nu voor eeuwig naar de hel gaat.” Daarop viel hij achterover met een ijselijken gil.

Mijn ziel was verbrijzeld. Ik schreef de beste middelen voor en verliet de woning, toen reeds de schemering van den morgenstond zichtbaar werd. Ik beproefde nog eenige oogenblikken rust te nemen, hetwelk in den beginne vruchteloos scheen. Eindelijk echter geraakte ik voor eenige oogenblikken in een diepen slaap, die echter zeer onrustig was en waaruit ik opschrikte door het vreeselijk gegil van den zieke, aan wiens sponde ik droomde te staan en die ik onder hevige benauwdheden en ijselijk gegil de eeuwigheid zag ingaan.

Ik stond ontsteld op, de pendule sloeg acht uur. Na eenig ontbijt gebruikt en sterkte in het gebed gezocht te hebben, spoedde ik mij naar den zieke. Toen ik daar ten 9 ure aankwam, had de dood, een uur geleden, een einde aan het leven van den ongelukkige gemaakt. Geen enkel woord van hoop was uit zijn mond gegaan, integendeel scheen het, hoe meer de dood naderde, ook de folteringen der hel te meer toenamen.

Ik hang een sluier voor het tooneel, mijn ziel is te zeer geschokt, om er meer van te schrijven. Ik heb er niets aan toe te voegen, dan alleen dit woord: “De Heere is rechtvaardig.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1942

The Banner of Truth | 16 Pagina's

UIT DE GESCHIEDENIS VAN EEN DOKTER

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1942

The Banner of Truth | 16 Pagina's