Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAMENSPRAAK TUSSCHEN EEN OUDE EN EEN NIEUWELING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENSPRAAK TUSSCHEN EEN OUDE EN EEN NIEUWELING

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(vervolg)

N.: Is die verkiezing dan, volgens uw stelling, van eeuwigheid geschied als onafhankelijk en onveranderlijk?

O.: De verkiezing is onafhankelijk en onveranderlijk en van eeuwigheid geschied. Volgens Efeze 1:4: “Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld.” 2 Tim. 1:9: “Naar Zijn eeuwig voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen.”

N.: Gelooft gij dan, dat die verkiezing geheel onafhankelijk is en dat God in de verkiezing niet een voorgezien geloof of goede werken zou gezien hebben?

O.: In het geheel niet. God is door niets tot dat besluit bewogen. Waarnaar zou God in de verkiezing zich hebben moeten schikken? Moest God Zich schikken naar het voorgezien geloof of goede werken die uit den zondigen mensch moesten voortkomen? Dat is tegenstrijdig Gods Woord, want er is niets goeds in den mensch, hetwelk God Zelf niet werkt.

N.: Maar kunt ge dat alles bewijzen, dat God den mensch niet uitverkoren heeft naar een voorgezien geloof of goede werken?

O.: Ja, de Schriftuur ontkent, dat er een voorgezien geloof of eenig goed in den mensch is waarom God ze zou verkoren hebben. We lezen Rom. 9:11: “Als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods dat naar de verkiezing is, vastbleve: niet uit de werken, maar uit den roepende.”

N.: Kunt ge mij dat verder bewijzen?

O.: Ja, God handelt in de verkiezing met den mensch, als een vrijmachtig Heere. Gelijk een pottenbakker met het leem, Rom. 9:21. En dat leert ons ook de beschouwing der uitverkorenen, die God in de verkiezing zijn voorgekomen als andere menschen, als deeg van een en denzelfden klomp, Rom. 9:20, 21: “O mensch, wie zijt gij, die tegen God antwoordt: Zal ook het maaksel tegen dengenen die het gemaakt heeft zeggen: waarom hebt gij mij alzoo gemaakt? of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken, het eene een vat ter eere en het andere ter oneere?”

De goede werken zijn vruchten der verkiezing; glijk wij lezen Hand. 13:48: “Daar geloofden er zoovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven.” Van de betrachting der goede werken als een vrucht der verkiezing lezen wij, Rom. 8:29: “Die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te worden.”

N.: Wat is dan de oorzaak der verkiezing?

O.: Alleen Gods vrije genade en welbehagen. Rom. 9:16: “Zoo is het dan niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermden Gods.” Vers 18: “Zoo ontfermt Hij Zich dan diens Hij wil en verhardt dien Hij wil.”

N.: Ik geloof eerder, dat Christus en Zijne verdiensten de oorzaak zijn van de verkiezing, want Christus is toch van eeuwigheid verordineerd, om in der tijd door Zijn lijden en sterven de Zijnen te zaligen.

O.: Neen, Christus is niet de oorzaak der verkiezing, maar Christus is een vrucht der verkiezing, die God heeft uitverkoren om onzentwil om de verkiezing uit te voeren. Joh. 3:16: “Want alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft.”

N.: Gelooft gij dan in een genadeverbond van eeuwigheid, toen er nog geen zondige menschen waren; ik geloof daar toch niet in, want hoe kunnen wij schuld betalen, als we geen schuld hebben?

O.: Het is waar, wat ge daar zegt. Wij kunnen geen schuld betalen, wanneer we geen mensch schuldig zijn; maar Christus betaalde toen immers geen schuld. Christus komt in de eeuwige verkiezing voor, als de eenige uitwerkende oorzaak van alle zaligheid, die God van eeuwigheid voorbeschikt, om de Zijnen in der tijd zalig te maken. Efeze 1:4: “Die ons uitverkoren heeft in Hem voor de grondlegging der wereld.”

N.: Dan is de verkiezing volgens uw zeggen zoo vast, dat geen mensch daaruit kan vallen en dan zou ik haast zeggen, dat het er niet op aankomt hoe men leeft, want wie dan toch uitverkoren is, wordt volgens uw stelling, zeker zalig.

O.: Ja, de verkiezing is zoo vast, dat er geen uitverkoren mensch kan afvallen, dat hij zou verloren gaan. Rom. 9:11. Het voornemen dat naar de verkiezing is blijft vast; maar het is niet gelijk, hoe een mensch leeft, want God heeft ook de middelen ingesteld tot alle einden en die middelen moeten ook gebruikt worden, want God had Petrus uitverkoren met de middelen van geloof en bekeering.

N.: Wordt er dan niemand zalig dan die God heeft uitverkoren van eeuwigheid, en zou dan een wel opgevoed christelijk mensch, niet eerder zalig worden dan een Jood of Heiden?

O.: De Apostel leert, dat de zaligheid onafscheidelijk van de verkiezing is. Rom. 8:29, 30: “Die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de eerstgeborene zij onder vele broederen; en die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.”

N.: Ik ben het met uw stelling niet eens, want dan zou de verkiezing slechts met namen genoemde personen betreffen en dan zou onze prediking bijna ijdel zijn, want dan worden zulke personen zalig en anders geen.

O.: Zijt gij een leeraar Israëls en weet gij deze dingen niet? De verkiezing betreft zekere met namen genoemde en bij God van eeuwigheid bekende personen, want wij lezen onder meer in Lukas 10:20: “Verblijdt u veel meer dat uwe namen geschreven zijn in de hemelen.” Denk ook om Jacob in tegenstelling van Ezau, Rom. 9:13: “Jacob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat.” Fil. 4:3: De medearbeiders van Paulus, wier namen zijn in de hemelen.

N.: Ik kan toch onmogelijk gelooven, dat God, Die enkel liefde is, van eeuwigheid den eenen mensch heeft uitverkoren, om de zaligheid deelachtig te worden en den anderen verworpen tot het eeuwig verderf, want wij zijn toch allen menschen van gelijke beweging.

O.: Domine, gij hebt in het voorgaande gezegd, dat ge tien of twaalf jaren gestudeerd hebt; maar volgens uw verklaring en gedachte over den Bijbel, zou ik bijna durven beweren, dat ge Gods Woord nog niet met aandacht hebt gelezen, want anders zoudt ge de verwerping en verkiezing toch niet durven loochenen. Gij spreekt de Schriftuur tegen, want we lezen van vaten des toorns, tot het verderf toebereid. Rom. 9:22, tot toorn stellende. Het schijnt mij toe, alsof ge een algemeene verzoeningsleer voorstaat en de zuivere leer wilt bestrijden.

N.: Lezen we dan niet in Gods Woord: “Die wil kome en neme het water des levens om niet?” De mensch heeft toch immers een vrijen wil. Als iets ons aangeboden wordt, weten wij toch zeer spoedig, of wij het al dan niet willen aannemen. Of, zijn er twee willen in den mensch?

O.: Gij spreekt daar van des menschen wil en gij vraagt, of de mensch twee willen heeft. De mensch heeft maar een wil; maar de Apostel zegt, dat des menschen verstand verduisterd en de wil bevlekt is. Ik zal u overtuigen met de woorden uit Jer. 17:9: “Arglistig is het hart, meer dan eenig ding, ja, doodelijk is het.” Efeze 2:3: “Onder dewelken ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheid onzes vleesches, doende den wil des vleesches en der gedachten.”

N.: Is dan de mensch een stok of een blok, dat hij niets kan doen of willen, en moeten we dan maar zeggen, wanneer ik bekeerd moet worden, zal ik het toch wel worden, want mijne zaligheid hangt alleen van de verkiezing af?

O.: De mensch is geen stok noch blok, maar heeft verstand en oordeel en moet met zijn verstand en oordeel zijn plicht betrachten en als gehoorzame kinderen moeten wij de middelen gebruiken, Die God ons heeft gegeven om zalig te worden, want Gods Woord is een richtsnoer van ons leven en onzen wandel; maar ik zeg u, er is niets in den mensch van een werkende oorzaak van zijne zaligheid, want dan zeg ik met den Apostel, Efeze 2:1 en 5: Daar gij dood waart door de misdaden en de zonde; en Gen. 6:5 lezen we: “Het gedichtsel zijns harten is ten allen dage alleenlijk boos.”

N.: Ik heb gezegd u te willen aanhooren, maar ik moet eerlijk bekennen, het hangt mij de keel uit; ik zeg u allen goeden avond.

O.: Neen, neen, nog niet naar huis! gij hebt uw werk nog niet volbracht; gij hebt gezegd, dat we oprecht moesten zijn en gij mijne fouten wenschtet te verbeteren. Nu hebben wij nog slechts beurtelings gesproken, er zijn menschen in ons gezelschap, die nog in het geheel niet gesproken hebben en het zeker toch wel gehoord zullen hebben, dat we het niet met elkander eens zijn; nu hoop ik, dat ge mij op een Bijbelsche wijze mijne fouten zult aanwijzen.

N.: Ik heb lang genoeg gepraat en zooals ik in het voorgaande reeds gezegd heb, en ik blijf er bij, gij zijt toch niet te overreden en daarom ga ik naar huis.

O.: Wacht nog wat, ik heb nog eenige vragen te doen en als ge mij dan mijne fouten niet wilt aanwijzen, laten we ons gesprek dan aan den bescheiden Bijbel-lezer overlaten. Het is mij niet te doen om te twisten, maar om elkander te onderwijzen, want wij gaan naar ons eeuwig huis en zullen rekenschap moeten geven van dit ons avondgesprek.

N.: Ik wil dan nog een oogenblik vertoeven en hoop al uwe fouten te bedekken met een tekst uit den Bijbel, terwijl ik verwacht dat gij u laat overtuigen en van uw vastgestelde verkiezingsleer afziet. In Lukas 6:44 lezen we: “Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen.” Dat is niet wat de Vader gegeven heeft. Als ge nu die woorden taalkundig verstond, dan zou uw stelling geheel vervallen, want dat is niet van eeuwigheid, niet in het verleden, niet in het toekomende; maar in het tegenwoordige.

O.: Vergunt ge mij nu weder te spreken?

N.: Ja, meer heb ik niet te zeggen, want dat zal alles duidelijk maken.

O.: Ik vreesde toen gij uw spreken begon, want ik dacht, de Domine zal zoo geleerd redeneeren, dat ik hem niet zal kunnen antwoorden en dan werkelijk nog met uw verkeerde stelling zoudt hebben gezegenpraald. Ik wil mij op mijne eenvoudige wijze toch verdedigen wegens uw gezegde over Luk. 6:44. Al wat de Vader Mij geeft, was en is bij God van eeuwigheid hetzelfde, er is bij God geen verloop van tijd. Duizend jaren zijn als den dag van gisteren, er is geen verandering of schaduw van omkeering bij God. Al wat de Vader aan den Zoon geeft, is van eeuwigheid gegeven. Ik wil het u nog duidelijker maken. De profeet Jeremia zeide in zijne profetie: Jeruzalem is gevallen, en Jeruzalem stond nog over zes honderd jaren. Dit zeggen van den Profeet drukt niet anders uit, dan de zekerheid van den ondergang van Jeruzalem. En zoo ook met de woorden van Jezus: Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen uit kracht der eeuwige verkiezing.

N.: Ik zeg u goeden avond.

O.: Neen, ik wilde u nog eenige vragen doen, gaat nog een oogenblik zitten.

N.: Maak het dan zoo kort mogelijk.

O.: Ik heb op mijne eenvoudige wijze de eeuwige verkiezing der uitverkorenen verklaart, nu zal het mij aangenaam zijn, wanneer ge dat eveneens doet, want gij hebt wel laten blijken hoe gij er over denkt en mij ook eenigermate tegengesproken; echter hebt gij nog niets vastgestel. Gij durft immers uwe gedachten dienaangaande toch wel uitdrukken? Dan kan het gezelschap oordeelen over ons gesprek.

N.: Ik gun mij geen tijd meer; ik ga weg, want al praten wij nog een geheele week, dan zullen wij het toch niet eens worden, want gij zijt nog te orthodox.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1943

The Banner of Truth | 16 Pagina's

SAMENSPRAAK TUSSCHEN EEN OUDE EN EEN NIEUWELING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1943

The Banner of Truth | 16 Pagina's