Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NIET MEER TOORNEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIET MEER TOORNEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jes. 54:9: “Want dat zal Mij zijn als de wateren Noachs, toen Ik zwoer, dat de wateren Noachs niet meer over de aarde zouden gaan; alzoo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen noch schelden zal.”

OCH, dat het geloof in Gods volk verlevendigd werde, welke een hemelsche vrede zou in de ziel dalen. De hitte van Gods gramschap is gebluscht! Ik zal, zoo spreekt de Heere tot Zijn uitverkorenen, niet meer op u toornen noch schelden. Welk een woord van zaligheid en volkomen verzoening! Hij, de onveranderlijke, getrouwe Verbonds-God, Die van eeuwigheid tot eeuwigheid Dezelfde is, Hij zal niet meer toornen. Er zal geen gedachtenis der zonde meer zijn voor Gods kinderen. Want de zonde ontsteekt Gods heiligen toorn. Dat had Israël ervaren.

Het volk des Heeren toch, dat Hij uit Egypte had opgevoerd en Zich tot een eigendom had afgezonderd, had zich Hem onttrokken en bij de Heidenen gevoegd. In Jesaja’s dagen kwamen de machtige wereldrijken op en voor Israël waa het de vraag, of het als het volk van Jehovah alleen zou wonen, dan wel zich zou aansluiten bij de machten der wereld. Voorwaar zoo het alleen zou blijven staan, de strijd zou geweldig zijn. Menschelijkerwijze ware dit onmogelijk. En toch had daarin des volks heil gelegen. God zou Zich betoond hebben de God Zijns volks te zijn en Hij had Israël geweest als een vurige muur rondom. Maar Israël verkoos anders. De waarde van Gods volk te zijn, was er bij Jacobs nageslacht af. Met de machtigen der aarde ging Israël en ook het trouwelooze Juda bondgenootschap aan. De goden der heidenen werden gediend. Wel werd met name in Juda de dienst van Jehovah niet officieel afgeschaft, maar de God van Abraham, Izaak en Jacob werd op een lijn gesteld met de afgoden der Heidenen. Gelijk recht voor allen, werd de leus. Ieder vrij dien God te dienen, dien hij verkoos. Duizenden zijn in onze dagen deze leus nog toegedaan, ook in ons diep gezonken land. Vrijheid eischt men zelfs voor godverloochening. Ongeloof en bijgeloof spinnen bij zulke theoriën wol, en Gods toorn wordt over ons verwekt. Juda is ten bewijs. De machten, waarop men betrouwde werden de roeden waarmede het volk geslagen werd. Welk kwaad hebben Assyrië en Babel het ontrouwe volk berokkend! Jesaja ziet het volk reeds in Babel. De verwoestingen der Chaldeën heeft Gods knecht aan te kondigen en de Heere plaatst hem er midden in. ‘t Is Jesaja alsof hij de ellenden van Jeruzalems val doorleeft. Gods toorn brand op zijn ziel. Hij gaat door de diepten heen, waarin zijn volk weldra komen zal. En dat rechtvaardig. De verwerping heeft zich het volk waard gemaakt. En toch des Heeren volk zal niet omkomen. Zijn gramschap zal niet eeuwig branden. Met eeuwige goedertierenheid zal de Heere Zich ontfermen. Daarvan getuigt onze tekst. Israël komt uit Babel weder. En in die verlossing van het oude Godsvolk is de behoudenis in Christus geteekend van Gods uitverkoornen. Zij is er bewijs van, in die verlossing ligt het behoud van Gods kinderen van den dood. Ja, zoo gewis is die behoudenis, als het verbond met Noach is.

Aan Noach heeft de Heere gezworen dat de wateren de aarde niet meer bedekken zullen. Welk een vreeselijk oordeel is over de eerste wereld in die wateren gekomen. Noachs tijd was allerverschrikkelijkst. Eén leuze kende men slechts: Eten, drinken en vroolijk zijn. Los van God leefden de bewoners der eerste wereld, wentelend in de zonde alsof geen oordeel hen wachtte. Zelfs de noodiging tot de gerechtigheid van Christus werd stout versmaad, en met de toebereiding van de ark de spot gedreven. Onder al de gezinnen, was er slechts één, waarin de vreeze Gods woonde. Zoo diep was de wereld weggezonken in den poel van zonde en ellende. O, met vreeze moeten wij de tegenwoordige wereld aanzien. Het doorbreken in het kwaad kent schier geen grenzen. Alles is geoorloofd; de zedeloosheid neemt hand over hand toe; spel en dans vermoorden duizenden, ja tien- en honderdduizenden zielen. Wat zal van zulk een leven het einde zijn? Zal Gods gramschap kunnen blijven ingebonden? Vreeze en beven moet ons vervullen. Wat staat wellicht ons, wat onzen kinderen te wachten? Wat zal een land geworden, als het onze waaraan God van oude tijden af zoo rijkelijk zijn wonderen heeft verheerlijkt. O, dat wij in het stof bogen en onzen Rechter om genade mochten bidden. Verlaat de slechtigheden en leeft! Er mocht verlenging van onzen vrede zijn. Zoo niet, wij moeten Gods straffen vreezen. Want o, wie zal bestaan voor Zijn toorn? Hij zendt Zijne paarden daarhenen, roode, en zwarte en hagelvlekkige; van Hem is de oorlog en de honger en de pestilentie en allerlei oordeel, waarvan onze dagen getuigen. O, krimp eens ineen, van vreeze voor dien lang getergden God der goden. Zoek ontkoming eer het te laat is. Want er komt eens een einde aan Zijn lang getergd geduld, gelijk ook aan Noachs vermaningen een einde is gekomen.

O, ik mag niet aflaten te waarschuwen en te vermanen. Ouders, gedenkt met uw kinderen dat de zonde niet anders baart dan den dood. Jongelingen en jongedochters, verzaakt de wereld met al haar lusten. Niemand kan twee heeren dienen. Die in twee wegen wandelt zal in één van die vallen. Gij kunt God niet dienen en den mammom. Wat ik u bidde, hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis. Scheidt u af van den werelddienaar eer ge met hem omkomt in Gods oordeelen. De Heere schenke ons genade, om Hem te voet te vallen en verzoening te zoeken in het bloed des Lams. Die verzoening zal ons verschoonen van alle oordeelen. De Heere zal een beschutting zijn over al wat heerlijk is.

Maar één zaak staat vast. God zal de wereld niet weder doen omkomen in het water. De regenboog is er ten teeken van. God heeft het gezworen dat de wateren de aarde niet weer bedekken zullen.

En zóó onwrikbaar vast het staat, dat de wateren van Noach de aarde niet weder zullen bedekken, zóó vast is het, dat God op Zijn volk niet meer toornen noch schelden zal.

Ook de uitverkoornen waren kinderen des toorns van nature. Met alle Adams nakomelingen hebben zij zich den eeuwigen toorn Gods waardig gemaakt. Zij zijn niet uitnemender dan eenig ander. Maar Gods toorn is voor hen in Christus gestild. In het bloed des Lams is verzoening aangebracht, en die verzoening betuigt en bevestigt de eeuwige Jehovah Zijn volk met eedzwering in onzen tekst. Israël mocht daarvan de zalige ervaring hebben. Het volk dat Gods gramschap en toorn droeg smaakte den troost van deze belofte.

Gods werk moet ervaren worden; het wordt niet verstaan door beschouwing; het is niet van buiten te leeren. Menigeen in onze dagen schijnt dit echter te denken. De holheid van het huidig Christendom is er echter wel bewijs van dat de natuurlijke mensch niet begrijpt de dingen, die des Geestes Gods zijn. Neen met afzien en hooren worden de verborgenheden van Gods Koninkrijk niet gekend. De verzoening in Christus wordt door het geloof beleefd in Gods uitverkorenen. Onder den toorn Gods kennen zij zich. Hun schuld en zonde wordt blootgelegd. O, hoe schrikkelijk is dien ontwaakten zondaar de branding van den toorn Gods. Zijn ongerechtigheid is saamgebonden; al zijne zonden zijn opgelegd. Zijn schuldregister reikt van de aarde tot aan den hemel. De dood achtervolgt hem en geen ander lot ziet hij zich beschoren dan den eeuwigen toorn, die hij rechtvaardig keuren moet. Banden van den dood hebben hem omgeven. Er is geen uitkomst. Neen, uitkomst is er aan ‘s menschen zijde niet. Noch onze tranen; noch onze gebeden ; noch onze verbeteringen ; noch Gods volk kan ons redden van het verderf. Alleen door God zal de zondaar worden met God verzoend. O, wonder van genade en eeuwige liefde; de Heere spreekt: “IK zal niet meer op u toornen noch u schelden.” Hier is ontkoming voor den grootsten der zondaren! O, komt, bedrukten en door onweder voortgedrevenen, hier is raad. Weet gij geen weg, de Heere zal u verlossen uit de diepten uwer ellende. Want de hitte van Zijn gramschap is gebluscht.

Neen, God staat van Zijn recht niet af. De zonde kan niet ongestraft blijven. Vergeving is er alleen door volkomen betaling. Maar God Zelf heeft het offer bereid waarin het geschonden recht tot den laatsten penning werd voldaan. De eeuwige toorn Gods is gedragen en doordragen door de Zone Gods, Die Zich heeft geoffered aan het hout des kruises en der vervloeking. Al de vloek is op Hem geladen. Hij is vernederd tot in de diepten der hel. De helsche angsten en smarten heeft Hij gedragen, vóór Zijn dood. Hij riep: “Het is volbracht.” Voor al Zijn volk is het volbracht. Gods toorn is eeuwig gestild. De opstanding van Christus is er het bewijs van. Zijn ingang in de hemelen heeft het er het zegel aan gehangen. Voor eeuwig is Gods toorn gebluscht voor al de gegevenen des Vaders aan Christus. Met eedzwering betuigt de Vader het: “Ik zal niet meer op u toornen noch u schelden. Het zal Mij zijn als de wateren Noachs.”

O, volk dat u schuldig kent, doe God u door het geloof tot Christus vluchten. Wij zoeken het zoo buiten Hem om. Zoo gaarne bouwen wij op onze gestalten en rusten in de vruchten. Hoe toch zullen wij het maken in de verheffing van den Jordaan? Dat toch de bloedwreker ons geen rust late. De verzoening in Christus trekke onze harten van alles af, waarop wij ons zoo lichtelijk verlaten. Er is toch slechts één Naam onder den hemel gegeven, door Welken wij moeten zalig worden. Wie Christus mist, mist alles. Alleen in Hem is de aflegging van Gods toorn. En Hij zal niet afwijzen, die tot Hem waarlijk vluchten mag. Al die bestrijders uwer ziel zal Hij verslaan, die daar zeggen, dat uw schuld te veel is, dat uw hart te schuldig is en te onrein. Heeft de Heere er ooit een afgewezen, toen Hij op aarde was? Nooit. Zal Hij dan u afwijzen? Hoort Zijn noodigende stem en komt allen gij die vermoeid en belast zijt. Hij zal u ruste geven voor uwe zielen. Het wordt Gods volk meer gegeven in deze droeve tijden de verzoening te verkrijgen door het geloof. Hoe groot zou dat voorrecht zijn. De blijdschap uwer ziel zal alle verstand te boven gaan. Een eedzwerend God betuigt hef? dat Hij niet meer zal toornen of schelden. Hij bevestige onze harten op de gerechtigheid die in Christus Jezus is.

En in alle donkere tijden en verbergingen, in de vele betooningen van Gods gramschap doe de Heere ons bukken, in verootmoediging. Hij handelt niet in toorn met Zijn volk. Doet Hij u de bitterheid der zonde proeven, volk, het is uit Vaderlijke liefde, tot uw behoud. Ja, gewis, de gramschap Gods over de zonde is zwaar. Zij deed Naomi klagen: “Waarom zoudt gij mij Naomi noemen, daar de Heere tegen mij getuigt, en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft?” Onder de blijken van Gods heilig misnoegen riep David uit: “Verberg Uw aangezicht van mijne zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden … Verwerp mij niet van Uw aangezicht en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.” Het was Jeremia zoo bang, dat zijn hope verging en zijn verwachting van den Heere. Ja, het is ons bitter tegen God te zondigen. Maar, o volk, de Heere heeft een eeuwige verzoening. Hij zal niet meer toornen noch schelden. Die eedzwering Gods vertrooste en vervrijmoedige ons in alle leed en smart en doe ons toegaan tot de volheid Zijner genade. De Heere bevestige en fundeere ons, en verwaardige ons geduring in de ervaring Zijner eeuwige liefde te deelen, opdat Hij in ons verheerlijkt worde.

Overgenomen uit “De Saambinder” van 22 Mei, 1930.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1943

The Banner of Truth | 16 Pagina's

NIET MEER TOORNEN

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1943

The Banner of Truth | 16 Pagina's