Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTUS TOT HEILIGMAKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTUS TOT HEILIGMAKING

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Cor. 1:30, 31: “Want uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking,” enz.

CHRISTUS is niet alleen van God den Vader voor al Zijn uitverkoren volk gegeven tot wijsheid en tot rechtvaardigheid, zooals bezien, maar ook tot heiligmaking. Is Hij de overvloeiende Fontein van zaligheid, een God van volkomene zaligheid, zoo moet Hij al Zijn volk ook tot heiligmaking zijn. Zijn Naam is Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden, Matth. 1:21. Hij verlost ze van de schuld en straf der zonde in de rechtvaardigmaking, van de smet en kracht der zonde in de heiligmaking, die hare volmaking vindt in de heerlijkmaking des hemels. Zonder heiligmaking zal niet één zondaar den hemel binnenkomen; zonder heiligmaking zal niemand den Heere zien. In de rechtvaardigmaking krijgt een zondaar recht op het eeuwige leven, in de heiligmaking wordt hij bereid voor het eeuwige leven in den hemel.

Nu is het wel waar, dat de gansche Kerk waarvoor Christus leed en stierf aan het vloekhout des kruises, in Hem volmaakt rechtvaardig en heilig is voor het aangezicht Gods; want in Hem en Zijne offerande begrepen is ze volmaakt en reeds medegezet in den hemel. Paulus daarop doelende tot troost en blijdschap der geloovigen in al hun onvolmaaktheid in deze wereld, zegt: “In Hem zijt gij volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht.”

Daar echter al dat volk uit kracht van den diepen val in Adam en dadelijk bedrijf der zonde gansch onrein en gruwelijk is in zichzelf, zoo is er een zuiverings- een reinigingsproces, zoo is er een heiligmaking noodig. Zooals bekend, komt deze heiligmaking onder verschillende benamingen voor in de H. Schrift. Het wordt zelfs een witmaken van den zondaar genoemd, hetwelk onderstelt dat hij zwart is. De Bruid moest getuigen: “Ik ben zwart.” We lezen in Daniel 12:10: “Velen zullen er gereinigd en wit gemaakt en gelouterd worden.” De zonde komt dus voor als “zwart,” de heiligheid als “wit.” Had David zich verontreinigd door de zonde, hij bad: “Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; wasch mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw.”

De heiligmaking bepaalt er ons dus bij, dat een zondaar moet geheiligd worden. Van nature is hij geheel onheilig; zoo geheel anders dan in den staat der rechtheid. Ieder mensch komt uit kracht van de Paradijszonde onrein in de wereld, en ligt daardoor van den heiligen en rechtvaardigen God gescheiden. Wie zal een reine geven uit een onreine? Het pasgeboren kind is gansch onrein en walgelijk door het vuil der zonde, ook wel drek genoemd in de H. Schrift (Jes. 4:4). Die pasgeboren zuigeling moet ook een heiligmaking ondergaan, anders is het verloren zoo het zonder die sterft. De H. Doop leert ons dat ook zeer duidelijk.

De tekst leert ons dat de zondaar zichzelf niet heiligen kan, zichzelf niet bekwaam maken kan voor het Koninkrijk Gods. Velen zijn er echter steeds geweest die zichzelf op hun manier heiligden en wel vast geloofden, dat ze het Rijk Gods zouden beërven. We kunnen Paulus als voorbeeld stellen. Zeer godsdienstig zijnde volgens de wet, droeg hij een vroom kleed, meende hij een voornaam heilige te zijn en zeker den hemel binnen te gaan; maar hij bracht het niet verder dan een uitwendige wettische heiligmaking. In dat vrome kleed wandelde hij naar de hel en niet naar den hemel. Van de Evangelische heiligmaking, zooals daarop gedoelt in den tekst, was hij een vreemdeling. Wij spreken van een Evangelische heiligmaking, omdat ze uit Christus vloeit. Rechtvaardigmaking en heiligmaking vloeien beide uit Christus; niet de heiligmaking uit de rechtvaardigmaking, zooals wel eens ten onrechte wordt aangemerkt. Paulus zegt ons: “Die (nl. Christus) ons van Gode geworden is tot wijsheid, rechtvaardigmaking en heiligmaking.” Hij wijst dus heen naar de overvloeiende Fontein Christus Jezus, opdat Hij alle eer en roem zal ontvangen. Een mensch met een wettische heiligmaking zonder Christus, is opgeblazen, hoogmoedig, wandelt in zelfverheffing en niet in zelfverfoeiing, roemt in zichzelf en zijn doen, is een vreemdeling van zijn onrein en diepbedorven hart. Kent niets van het klagen over zichzelf en alleen te roemen in Christus en Zijne ontfermingen. Met de wettische heiligmaking wordt een zondaar rijk en verrijkt in zichzelf. Hij mag Christus belijden en zeggen in Hem te gelooven, en toch niets anders bezitten dan wat uitwendige vroomheid. Met dat alles een hart omdragen dat onvernieuwd is, dat nog aan de wereld en de zonde is gebonden. Zoo trachten twee heeren te dienen; zoo trachten den hemel binnen te gaan, maar zullen niet kunnen (Lukas 13:24).

Welgelukzalig hij die kennis heeft aan de Evangelische heiligmaking, waarin men een arme van geest is en blijft. Een arme van geest, die smeekingen spreekt. Die verstaat wat Jezus sprak: “Zonder Mij gunt gij niets doen.” “Uwe vrucht is uit Mij gevonden.” Die bid ook met David: “Maak mijne voetstappen vast in Uw Woord, en laat geene ongerechtigheid over mij heerschen,” Psalm 119:133.

De ware heiligmaking zooals Paulus daarover schrijft, wordt wel toegekend aan God den Vader: “Heilig ze in Uwe waarheid,” Joh. 17:7. Aan den Zoon: “Opdat Hij ze heiligen zoude, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het woord,” Efeze 5:26. “Want èn Hij Die heiligt, èn zij die geheiligd worden, zijn allen uit één; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen,” Hebr. 2:11. Voornamelijk wordt de heiligmaking toegeschreven aan den H. Geest, Die van Vader en Zoon uitgaat en nederdaalt in het hart van den uitverkoren zondaar ter heiliging.” “In de heiligmaking des Geestes,” 2 Thess. 2:13 en 1 Petr. 1:2. Daalt Gods Geest neder in het hart van den zondaar ter heiliging, het vloeit alles door het kanaal Jezus Christus, naar het welbehagen des Vaders. Het is Christus Die Zich door Zijnen Geest met den zondaar vereenigt in de levendmaking, in hem wordt de opstanding en het leven, enz. Het is God den Vader, Die Christus Jezus gegeven heeft als een volkomen Zaligmaker Zijner uitverkorenen, en daarom zal Hij ze ook heiligen door Zijnen Geest, Die in elk uitverkorene wordt niet alleen een Geest der levendmaking, maar ook een Geest der heiligmaking. Duidelijk ligt dat overal in de H. Schrift verklaart. We kunnen dat niet breedvoering aantoonen.

De heiligmaking begint in de wedergeboorte en waarachtige bekeering door en tot God. Wordt verder voortgezet door en in het leven van den levendgemaakten zondaar. In de wedergeboorte komt er een vernieuwing des harten, en wordt de zondaar een nieuw schepsel in Christus Jezus, geschapen tot goede werken. De wedergeboorte is een geestelijk bad tot reiniging en heiligmaking. De ziel wordt ontnomen het beeld des duivels en wordt versierd met het beeld Gods, bestaande in kennis van God, gerechtigheid en heiligheid. Er is een Goddelijke natuur (2 Petr. 1:4), die niet kan zondigen. Er komt een afsterven van den ouden mensch en de nieuwe mensch staat op tot de verheerlijking Gods in een nieuw leven. Het verstand wordt verlicht, het oordeel opgeklaard, de wil geheiligd en de hartstochten geregeld. Het oude leven is begraven, een nieuw leven is aangebroken en begonnen.

Zoo begint Christus het werk der heiligmaking in het hart van den zondaar door Zijnen Geest. Die Geest blijft in het hart als een Geest der heiligmaking. Werkt waarachtige bekeering tot het einde toe. Zal niet rusten tot de heiligmaking volmaakt is in de heerlijkmaking des hemels. Dus kan de stad “Menschenziel” nooit meer worden wat ze vroeger was. Onuitsprekelijke weldaad uit Christus, den Geest der heiligmaking te bezitten. Die heiligmaking door den Geest inwendig begonnen, strekt zich uit over den geheelen mensch. Wat inwendig is begonnen, moet zich naar buiten openbaren. Christus sprak, dat wanneer de boom is goed gemaakt, zoo zal de vrucht goed zijn; en aan de vrucht zal de boom gekend worden.

De heiligmaking strekt zich uit tot de gedachten, woorden en werken. De geheiligd wordende zondaar begeert dat hij daarin steeds zal volmaakt zijn. Zoo is het al dadelijk in de levendmaking en is die begeerte gedurig in het hart, die eerst in den hemel zal vervuld worden. De heilige gedachten, woorden en werken ,zullen toonen dat er een Geest der heiligmaking in het hart werkzaam is. Hoe sterk de begeerte ook moge zijn om volmaakt heilig te zijn in gedachten, woorden en werken; de geheiligd wordende zondaar zal gedurig tot zijn bittere smart nog met vele zondige gedachten te kampen hebben, en zal steeds ervaren dat de zonde in woorden en werken aankleeft. Ja, hoe zondig en vreeselijk kunnen de woorden en werken der heiligen nog wel zijn gelijk de Schrift ons dat leert. Niet om niet sprak Jezus: “Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt.” Vele tranen van boete en berouw, meet de geloovige schreien over de aanklevende zonde.

De heiligmaking strekt zich uit over het lichaam. Handen, voeten, ooren, oogen, mond en tong, worden dienstbaar gemaakt tot de gehoorzaamheid van Christus. Neen, de zondaar kan zijn lichaam niet meer opofferen in den dienst der wereld en des duivels. Het lichaam is geworden een tempel des H. Geestes, 1 Cor. 6:19. Paulus wekt op om onze lichamen te stellen tot een levende, heilige en Godewelbehagelijke offerande, Rom. 12:1. Ze kunnen niet meer zijn dienstknechten der ongerechtigheid tot ongerechtigheid, maar moeten zijn dienstknechten der gerechtigheid tot heiligmaking; en Paulus vermaant Rom. 6:12 en 13: “Dat dan de zonde niet heersche in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden van dat lichaam. En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid, maar stelt uzelve Gode als uit de dooden levend geworden zijnde, en stelt uwe leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.”

Christus is voorts tot heiligmaking, in de bediening des Geestes, op de volgende wijze:

Door het Woord Gods. Christus sprak eens tot de Zijnen: “Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.” Het Woord overtuigt van zonde, doet zien wat de zonde is, maakt los van de zonde en doet ze verfoeien. Het Woord Gods in Wet en Evangelie wekt op tot heiligheid, om de zonde te haten, te laten en te bestrijden. Paulus zegt Hebr. 4:12: “Het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeeling der ziel en des geestes en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeeler der gedachten en der overleggingen des harten.”

Christus is tot heiligmaking door het geloof des H. Geestes, in het hart des zondaars gewrocht. We lezen in Hand. 15:9: “Gereinigd hebbende hunne harten door het geloof.” Het geloof in God leidt tot heiligheid. Door het geloof gelooft een zondaar van harte dat God is zooals Hij Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard. Er zijn liefdebanden aan God, om Hem te vreezen, te gehoorzamen, te eeren en te verheerlijken. Heerlijke geloofsghoorzaamheid aan God. Een Godvreezende getuigde eens: “Ik vermocht niet vanwege Zijne hoogheid.”

Het geloof in Christus leidt tot heiligheid. Geloovende dat Christus is zooals in het Evangelie geopenbaard, dat Hij Zich doodliefde aan het vloekhout des kruises voor verlorene zondaren, dat Hij de eenige Verlosser is, dat Hij onze volkomene Zaligmaker is, Die ons van schuld en zonde verloste en in vrede met God bracht; zou dat niet in liefde tot Hem ontsteken, om in liefde en dankbaarheid Hem te gehoorzamen en zichzelf te verloochenen, om niet meer zichzelf maar Hem te leven, Die voor ons stierf? Hoe zou dat anders kunnen? Paulus getuigde: “De liefde van Christus dringt ons.” Die liefde drong om zich Gode als een levende dankofferande op te offeren; om Hem in alles welbehagelijk te zijn. Hoe meer een ziel wordt ingeleid wie Christus is en wat Hij deed en nog doet tot behoudenis der ziel, temeer zal men aan Hem verbonden worden, Hem gelijkvormig wordende Zijne voetstappen drukken.

Door het geloof wordt een ziel als een levende rank met Jezus vereenigd, en dat leidt tot losmaking van alles wat onheilig en verwerpelijk is, om vrucht te dragen in het goede (Joh. 15).

Christus is tot heiligmaking voor Zijn volk door het te kastijden en te beproeven. We lezen in Openb. 3:19: “Zoo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik.” De liefdeslagen met de roede, zijn heiligende slagen. Door lijden worden ze geheiligd en tot de gehoorzaamheid van Christus gebracht. David getuigde: “Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik.”

In den oven der beproeving worden de volgelingen van Christus gelouterd en gaan ze meer het beeld van hun Koning vertoonen. We lezen in Maleachi, 3:2 en 3: “Want Hij zal zijn als het vuur eens goudsmids en als de zeep des vollers; en Hij zal zitten, louterende en het zilver reinigende, en Hij, zal de kinderen van Levi reinigen en Hij zal ze doorlouteren als goud en als zilver; dan zullen zij den HEERE spijsoffer toebrengen in gerechtigheid.”

In de heiligmaking behoort het kind des Heeren ook ijverig werkzaam te zijn, om door de kracht van Christus Geest de zonde te overwinnen en te dooden. Vandaar de vermaningen als deze: “Doodt dan uwe leden die op aarde zijn.” Paulus zegt: “Die van Christus zijn, hebben het vleesch gekruisigd met deszelfs bewegingen en begeerlijkheden.” Het moet een gedurig kruisigen en sterven zijn, om te leven. Paulus wilde zoodoende in Christus kracht, meer toenemen in heiligmaking, zeggende: “Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijnen dood gelijkvormig wordende: of ik eenigszins moge komen tot de wederopstanding der dooden. Niet dat ik het alreede gekregen heb of alreede volmaakt ben; maar ik jaag daarnaar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus gegrepen ben,” Fili. 3:10–12.

Uit deze woorden van Paulus blijkt ook, dat de heiligmaking in dit leven nooit tot de volmaaktheid komt, wat de “volmaaktheiddrijvers” daar ook van leeren. Hoe gaarne ook het kind des Heeren tot de volmaaktheid zou komen, het blijft maar een beginsel in dit leven; en om met Paulus te getuigen: “Zoo vind ik dan deze wet in mij, als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.” enz.

Veel zou nog van dit heerlijke leerstuk der heiligmaking kunnen gezegd worden, maar ruimte ontbreekt daartoe. Daarom besluiten we met het volgende:

Een ernstige klacht! O, wat zijn ze weinige die kennis hebben aan de Evangelische heiligmaking; voor wien Christus van God geworden is tot heiligmaking. Hoe weinig of geen begrip er zelfs van. Wat worden er een wanklanken gehoord. De eigengerechtige zondaar ziet wettische dienstbaarheid aan voor heiligmaking; de Antinomiaan houdt de heiligmaking voor eigengerechtigheid, verwerpt de godzaligheid en denkt met zijn ingebeelde rechtvaardigmaking wel in den hemel te komen. Hoe weinig heiligmaking bij ’s Heeren kinderen. Wat is het kostelijke goud verdonkerd; hoe der wereld gelijkvormig geworden! Er mocht verandering komen. Een ontdekken van- en een betreuren van de groote breuk. Sion mocht weer eens gesteld worden tot een lof op aarde. De heiligheid is den huize Gods sierlijk tot in lengte van dagen.

Lezer! mist ge deze heiligmaking? Weet, dat ge zonder heiligmaking zult omkomen en voor eeuwig buiten het Koninkrijk Gods zult gesloten worden. Geen ongeheiligd zondaar in hart en wandel, zal daarbinnnen komen. Alleen die gewasschen is door het bloed en den Geest van Christus. Ge mocht nog leeren om de zonde af te sterven en de gerechtigheid te leven. Om Christus te leeren kennen en noodig krijgen tot heiligmaking.

Dat niemand zich bedriege in dit zoo gewichtige stuk. Duizenden beelden zich in dat ze met wat vormdienst, wat godsdienstijver, wat natuurlijk geloof in Jezus, enz., Gode aangenaam zijn en den hemel zullen binnengaan. Ze zijn rein in eigen oog, en zijn nooit van hun drek gereinigd. Ze kunnen met dat volk, dat zoo klagen moet over het inwonend verderf en de geringe heiligmaking, niet op één weg wandelen. Gods Geest mocht in zulke harten worden een Geest des oordeels en der uitbranding.

O, dat al de ware Sionieten en vreemdelingen hier beneden, Christus meer mochten leeren kennen en bezitten tot heiligmaking. Dan verdwijnt alle wettische heiligmaking en eigengerechtigheid, alle dorheid en wereldgelijkvormigheid, alle hoogheid en zelfverheffing. Gaat Christus wassen, de zondaar wordt minder. Dan geen achteruitgang- maar een toeneming in heiligmaking. Hoe meer heiligmaking, hoe meer gemeenschap met God, vrede der ziel en een vrijen toegang tot Gods genadetroon.

De bede van des Heeren volk zij gedurig:

Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest!
Mocht Die mij op mijn paan ten leidsman strekken!

In Godes kracht getuigende:

Wijk wereldsch gewemel,
Ik moet naar den hemel,
Verhinder mij niet.
Weg zonden, zwijg lusten,
Ik kan hier niet rusten,
In ’s vijands gebied.

Zijt ge menigwerf in veroordeeling, in neergebogenheid, in heilige schaamte en in droefheid over uw geringe heiligmaking, dat ge zooveel in hart en leven ontdekt dat anders moest zijn; zijt er van verzekerd tot uw troost en blijdschap, dat ge nu volmaakt zijt in Christus aan de rechterhand des Vaders, en dat uw verheerlijkt Hoofd niet zal rusten voordat ge volmaakt geheiligd zult zijn in heerlijkheid. Dan zal in volmaakten zin vervuld worden:

Maar ’t vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Daar zij hun wensch verkrijgen.

Wordt vervolgd

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1944

The Banner of Truth | 16 Pagina's

CHRISTUS TOT HEILIGMAKING

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1944

The Banner of Truth | 16 Pagina's