Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Goes, 9 Sept., 1924

Zeer geliefde Broeder en Zuster!

Tot onze blijdschap mochten wij, door des Heeren goedheid, uw schrijven in redelijken welstand ontvangen. En dat onder al de zichtbare en voortwentelende oordeelen die op aarde zijn.

Hier in ons land twist de Heere kennelijk met wolken en water. Bijna den geheelen zomer was het zeer nat; zomerweer hebben we bijna niet gehad. Alles, behalve het hooi, moest steelsgewijze binnengehaald worden. Het graan was veel geschoten. Ook is er nu nog tarwe buiten. Mijn gerst en erwten heb ik nog al tijdelijk binnen gekregen. Nu ben ik aan het aardappelen rooien, welke nog al tamelijk zijn. Door de vele regens zijn er nog al vele zieken. De Heere gedenkt echter in den toorn nog des ontfermens, daar het er naar uitzag dat alles op het land zou bederven. Zelf heb ik niet veel zieke aardappelen. De Heere is goed!

Wel beleven we een eeuw van feesten, maar de Heere toont dat Hij regeert in den hemel boven en op de aarde beneden. Doch het is zooals wij in de Openbaring lezen, dat de menschen zich niet bekeerden, noch van hunne venijngevingen, noch van hunne hoererijen, noch van hunne dieverijen. God moet het land uit, en het schepsel op den troon. Dat is de leuze van den tijd.

Hoewel de Heere Zijn volk in het leven houdt, staat het werk der bekeering echter haast stil. Veel ijver voor een kerk, doch zonder God. Christus wordt zoozeer gemist in Zijne bedienende ambten. Men verneemt veel klagers over de oordeelen Gods, doch niet over de zonde, omdat we onszelven voor de oordeelen niet over hebben. En zoo kan het haast niet uitblijven of de Kerk des Heeren zal den oven in moeten, opdat dan bevestigd zal worden wat de Heere gesproken heeft: “Israël zal alleen wonen, en zal met de Heidenen niet gerekend worden.” Dat wij samen eens in de schuld mochten komen, en belijden dat wij God kwijt zijn. O, de bekeerde man of vrouw blijven, dat is de ligging van ons vroom en hoogmoedig bestaan; doch de Heere zou in het midden doen overblijven een ellendig en arm volk, en dat zou op den Naam des HEEREN betrouwen. En zoo zijn we thans als een vogel, die buiten haar nest ronddoolt. Ach, dat we mochten gedenken waar we van uitgevallen zijn, wijl de Heere zoo klagelijk uitroept: “Dit heb Ik tegen u, dat gij uwe eerste liefde verlaten hebt. Gedenkt dan waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeert u, en doet de eerste werken.” Hoe noodig is het om een dagelijksche bekeering te beleven. Om staande gehouden te worden in de ure der verzoeking, die over de geheele wereld komen zal. Zeker, de weg wordt al nauwer; doch de Koning zegt: “Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.”

Het hedendaagsch Christendom heeft en ziet geen zonden meer en alles is geoorloofd; maar de Heere leert Zijn volk met den Profeet op geestelijke wijze al dieper graven. Dan gaat men zijn diepen val inleven. O, wat een onreinheden! wat een verdorvenheden! En o, geliefde Zuster! lag het anker der hope niet vast in het Vredeplan van eeuwige zaligheid, om het eeuwig welbehagen Gods des Vaders; niet vast in het binnenste van het voorhangsel, daar de Voorlooper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus (Hebr. 6), het was zeker een eeuwig omkomen voor ons. Als de Heere dan weer een gebed in de ziel geeft en de smeeking verhoord, dan is het met Asaf: “Het is mij goed nabij God te wezen.” Dan kan de wereld aan haar plaats gelaten worden. Onlangs las ik nog een paar predikatiën van Van der Groe over den blindgeborene. Wat was het die blinde om Jezus te doen! De schare bestrafte hem, maar hij liet niet af te roepen; om een helpende en verlossende Jezus was het hem te doen, Hij, Die alleen der blinden oogen kan openen. Om Hem dan niet als een blinde, maar als een Godlover te volgen.

Wat u wellicht niet geheel onbekend zal zijn, thans is de gemeente te ‘s Gravenpolder tot de gemeenschap der gemeenten overgekomen. Veel is daarover in de kranten geschreven en gelogen, maar het is alles goed uitgekomen. Het grootste deel der gemeente wilde wat het kerkelijk leven aangaat in gemeenschap met de gemeenten leven.

Er is een nieuwe kerk gebouwd, die verleden week is ingewijd. Ds. Kersten sprak bij die gelegenheid over de woorden: “Evenwel het vaste fondament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die Zijne zijn; en: Een iegelijk, die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid.” Aangenaam was het de gemeente, de kerkmuur thans weggenomen te zien.

En wat de levende kerk aangaat, het zal hier een strijd op aarde blijven. Boven is de triomfeerende kerk. Daar zal geen strijd meer zijn. Ziende op den strijd is de ziel wel uitgaande, om inwonende in het vleesch, bij den Heere te mogen uitwonen. De gekochten des Heeren zijn toch slechts doorreizigers hier beneden. Onze Leeraar Ds. Fraanje zeide wel eens: “Gelukkig dat wij geen 969 jaar moeten leven; het is maar 70 of 80 jaar, of nog korter.” Hoe menigwerf echter wordt de ziel met de vreeze des doods bevangen, en komt de vijand als een stroom aan. Kwam de Geest des Heeren de banier daartegen niet op te richten, we zouden toch op den weg nog bezwijken. Als God de Heilige Geest als Dien lieven Trooster weer eens invloeit, dan is er vrede en genot. Daar mocht ik kort geleden nog iets van ondervinden en leeren, want:

“In ’t kruis geeft Gij hun goeden moed,
Zonder troost zij niet sterven.”

Als vrucht der zonde wordt de troost des H. Geestes veel gemist; doch eenmaal komt er een tijd dat de stem des drijvers niet meer gehoord zal worden; geen zondig hart ons meer af zal trekken; geen zondige wereld ons meer zal haten of benauwen. Hier zal het toch een jagen blijven, om met den Apostel het te mogen grijpen; om eenmaal volmaakt zonder zonde God Drieeenig te mogen dienen, prijzen, verhoogen en verheerlijken. Nu, dat de Heere u, mijn geliefde Zuster, met allen die van Sion zijn, veel geve te verkeeren in de dadelijke gemeenschap van den volzaligen en Drie-eenigen Verbonds-God. Dat is mijne wensch en bede.

Zijt allen hartelijk gegroet en Gode bevolen.
Uw Broeder onder het kruis,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1944

The Banner of Truth | 16 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1944

The Banner of Truth | 16 Pagina's