Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LEERENDE PROFEET JEZUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LEERENDE PROFEET JEZUS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheus 5:2: “En Zijnen mond geopend hebbende leerde hij hen, zeggende:” enz.

DE Bruid uit het Hooglied moest van haar Bruidegom getuigen: “Zijne lippen zijn als leliën, druppende van vloeiende mirre;” ja, “Zijn gehemelte is enkel zoetigheid,” Hooglied 5:13 en 16. Zoo moet de Bruidkerk in geestelijken zin getuigen van haar Jezus, Die haar dierbaar is geworden door het geloof in Hem. “U dan die gij gelooft, is Hij dierbaar,” zegt Petrus. Zoo moet ze van Hem gewagen, ziende op hetgeen uit Hem als de overvloeiende Fontein haar toevloeit. Ziende op de heerlijke woorden van zaligheid die over Zijn gehemelte en lippen vloeien, en die getuigen van de innigste liefde Zijns harten tothaar, waarvoor Hij Zich doodliefde aan het vloekhout des kruises. Ach! waren de oogen van dat volk, zoo duur gekocht, meer open voor de blijken Zijner onuitsprekelijke liefde; de ooren meer geopend voor de liefde-woorden Die Hij gedurig tot Zijn bemind volk spreekt. Hoe teeder en liefderijk roept Hij hen allen toe: “Mijne duive, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene eener steile plaats, toon Mij uwe gedaante, doe Mij uwe stem hooren, want uwe stem is zoet en uwe gedaante is liefelijk.” Daar Hij Zijne Bruidkerk zoo uitnemend liefheeft, hoort Hij gaarne hare stem en aanschouwt Hij gaarne hare gedaante, al moet ze ook getuigen: “Maar, Heere Jezus, ik ben zoo zwart; ik moet mij schamen vanwege mijne onreinheid en gruwelijkheid.” Jezus zegt: “Ik schaam u Mijner niet, en Ik moet van u getuigen: Zie, gij zijt schoon, Mijne vriendin, zie, gij zijt schoon.”

Daar Jezus spreekt tot al Zijne schapen en ze allen Zijne stem leeren kennen (Joh. 15), zoo wordt Jezus’ mond zoet voor hen, en komen ze allen tot het getuigenis: “Zijn gehemelte is enkel zoetigheid “

Dat dit waarlijk zoo is zien we bevestigt in de “zaligsprekingen” uit Mattheus 5. Deze redenen vloeiden over de lippen van Jezus, van Wien eenmaal getuigd werd: “Nooit heeft een mensch alzóó gesproken gelijk deze mensch.” Wat zijn ze tot een zegen geweest voor de Kerk des Heeren door alle eeuwen heen. Ze zijn zeer geschikt voor hen die uitzien naar Christus en Zijne zaligheid, en voor hen die zich in Hem mogen verheugen als hunnen God en Zaligmaker. We moeten er van zeggen:

Hoe zoet zijn mij Uw redenen geweest,
Geen honig kon ‘t gehemelt beter smaken;
Alleen door Uw bevelen krijgt mijn geest
Verstand van God en Goddelijke zaken.

Het is het doel om, met de hulp des Heeren, de zaligsprekingen een na een te behandelen. Het zieleleven van al de oprechte Sionieten (niet van de basta’ards in de kerk) ligt er in verklaard. In deze meditatie een en ander ter inleiding dezer zaligsprekingen.

Jezus heeft Nazareth verlaten en reist na Zijn doop in de Jordaan, het land Israëls door om niet alleen den vollen raad Gods aangaande de zaligheid te verkondigen, maar deze Zijne leer ook met wonderen te bevestigen. Heeft deze machtige Profeet dat ook ooit in uw hart gedaan?

In het begin van dit hoofdstuk zien we Hem geklommen op een berg in Galilëa, om vandaar tot de scharen en Zijne discipelen te spreken. Zooals we weten, heeft Christus gedurende Zijn verblijf op aarde, veel in de open natuur geleerd. Van een berg maakte Hij Zijn predikstoel. Daar trad Hij op als Profeet en Leeraar, en was het des Vaders wil dat Zijne schepselen naar Hem zouden luisteren. Daarom sprak de Vader wat later uit de wolk op den berg der verheerlijking: “Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem.” Deze Zelfde heerlijke Zone Gods, sprak Zelf reeds van ouds in aansluiting tot het woord des Vaders: “Welgelukzalig is de mensch die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijne poorten, waarnemende de posten Mijner deuren.”

Is Christus door den Vader gezalfd tot de drie ambten van Profeet, Priester en Koning; hier zien we Hem als Dien grooten en wijzen Profeet Zijne profetische bediening uitoefenende en heerlijk makende. Welgelukzalig allen die door de onderwijzingen en ontdekkingen van Dezen Leermeester steeds een groot drieërlei gebrek ontdekken; die hebben Hem gedurig en dat tot het einde des levens noodig als hun Profeet, hun Priester en hun Koning. Hoemeer ambtelijke bediening van Christus, temeer dat het geestelijke leven van het kind des Heeren welvaart. Temeer van harte getuigt:

Het niets in mij,
Maar het al in Hem;
Zoo kom ik in Jeruzalem.

Heerlijk oefende Jezus Zijn profetisch ambt uit op den berg der zaligsprekingen. Als Profeet onderwijst Hij de discipelen en de schare in den rechten weg der zaligheid. Maakt duidelijke seperatie tusschen Wet en Evangelie. Vertroost en bemoedigt Zijne volgelingen in alle hunne moeiten en ellenden, die hen overkomen op hunne woestijnreis naar het hemelsche Kanaan. Verkondigt de onrechtvaardigen een eeuwig wee, maar Zijne oprechte volgelingen de eeuwige gelukzaligheid. Toont zeer duidelijk het onderscheid aan tusschen een trotsch en eigengerechtig Parizeer, en een overtuigt, beschaamd en smeekend tollenaar. Besluit Zijne leerredenen ten laatste met uit te roepen in het midden der schare: “Een iegelijk dan die deze Mijne woorden hoort, en ze doet, dien zal Ik vergelijken bij eenen voorzichtigen man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft; en daar is slagregen nedergevallen, en de waterstroomen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen dat huis aangevallen; en het is niet gevallen, want het was op de steenrots gegrond.

En een iegelijk die deze Mijne woorden hoort, en ze niet doet, die zal bij een dwazen man vergeleken worden, die zijn huis op het zand gebouwd heeft; en de slagregen is nedergevallen, en de waterstroomen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen dat huis aangeslagen; en het is gevallen, en zijn val was groot.” Matth. 7.

Zoo zien we Jesus optreden in het midden van een schare diepgevallen Adamskinderen, die alle ware Gods-kennis in de bondbreuk hebben ver loren, die verduisterd zijn in het verstand en wier dwaasheid onuitsprekelijk is. In het midden van een menschenschare, die door blinde leidslieden verleid werden tot een eeuwig verderf: Jezus Zijnen mond geopend hebbende, zoo leerde Hij hen. O wonder van genade en liefde! God heeft geen lust er in dat ze in blindheid en dwaasheid eeuwig ten onder gaan, maar dat ze wijs worden ter zaligheid.

Zullen dwaze, blinde en diepgezonken Adamskinderen waarlijk wijs worden ter zaligheid, zoo is noodig dat deze Profeet en Leermeester zal optreden in het hart des zondaars en zal leeren door Woord en Geest; dat Hij oor en hart opene voor Zijne wijze lessen. Indien dit niet geschiedt, dan blijft een zondaar in zijn blindheid en dwaasheid. Hij mag het hoofd vol letterkennis hebben, met de dwaze maagden uit de gelijkenis een lichtende lamp van belijdenis der waarheid; maar het hart blijft dood in zonden en misdaden, in duisternis en onkunde, en de zaligsprekingen zijn niet voor hem, al is het ook dat hij zichzelf, satan of anderen hem zaligspreken. Ach! wat zijn er thans duizende arme schepselen die door satan (die zich verandert in een engel des lichts) en zijne instrumenten, zalig gesproken worden. Ja, dan vooral als ze in de doodkist liggen en het lichaam met een bloementooi het verderf des grafs ingaat. Terecht schreef een Broeder kort geleden uit Nederland: “Zonden zijn er niet meer in ons land, en er is geen onderscheid meer tusschen kerkdijken en wereldlijken; maar als de dood komt gaat toch alles naar den hemel. Doch hoe zullen zij het maken, als de Heere als een snel Getuige tegen hen zal optreden, die God en de wereld samen wilden dienen?”

Niets is meer noodig voor een zeer dwaas en blind zondaar, dan dat Christus in de “stad menschenziel” afdaalt en verschijnt, daar Zijn dierbare mond opent en leert als machthebbende. En doet Hij dat niet in het hart van al Zijn volk? Dan oefent het woord kracht uit op de ziel, dan verstaan de kracht der Wet maar ook de kracht des Evangelies, zooals Paulus daar zoo duidelijk kennis van kreeg toen Christus in Zijne ziel als Leermeester optrad. Dan wordt deze Profeet dierbaar, onmisbaar en gepast. Dan gaat men Hem liefhebben en leert men in alle nederigheid en zelfsverloochening aan Zijne voeten zitten. Dan getuigen: “Nooit heeft een mensch alzóó gesproken gelijk deze Mensch.” Dan moet de Samaritaansche vrouw uitroepen: “Komt, ziet een mensch die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb.” Dan met de blindgeborene getuigt, maar in geestelijken zin: “Een ding weet ik, dat ik blind was en nu zie.”

Heerlijk en noodzakelijk onderwijs om Goden zichzelf te leeren kennen, om Christus te leeren kennen als Dien eenigen Naam onder den hemel gegeven, waardoor wij moeten zalig worden. Heerlijk en krachtig onderwijs, waardoor de zondaar met al het zijne overboord gaat, om in Christus gevonden en geborgen te zijn, en uit te roepen met Jona: “Het heil is des HEEREN.”

Heerlijk en noodzakelijk onderwijs uit dien geopenden mond van Christus, waardoor men zijn dwaasheid en blindheid meer en meer leert kennen. Dan moet een Agur (de wijze) getuigen: “Voorwaar, ik ben onvernuftiger dan iemand, ik heb geen menschenverstand.” Verstaat gij dat door Jezus onderwezen zondaar, die wel eens gedacht hebt in de eerste stadiën van het geestelijke leven, dat ge spoedig volleerd zoudt zijn; maar die nu na al uwe zielservaringen nog moet leeren een groote dwaas te zijn, die gedurig zulke dwazen dingen doet en dwaze dingen spreekt, zoodat ge u voor God en menschen moet schamen? Weet wel, hoe meer dat Christus als Profeet zal optreden in uwe ziel en Zijnen mond openen om u te onderwijzen, temeer zult ge aan de duisternis van uwe dwaasheid ontdekt worden. Temeer dat heilige schaamte en verwondering de ziel zal vervullen. Maar gezegend wassen van Jezus, de zondaar al minder wordende. Ja, hij moet in oprechtheid steeds met Paulus leeren zeggen: “Hoewel ik niets ben.”

Dan wanneer Christus steeds als Profeet en het eeuwige Licht optreedt in de “stad menschenziel” en Zijnen mond tot ons opent, krijgen de zaligsprekingen beteekenis, zoete en troostrijke beteekenis voor ons. Dan mogen we ons zelven veroordeelen bij het onderwijs in onzen diepen val, groote schuld en vreeselijke verdorvenheid; dan mogen we vreezen in het gevoel van onze onzaligheid en ellende om te komen, geen nood! Jezus spreekt ons zalig in de vele zaligsprekingen: Niet eens, maar vele malen. Versterkt en vermeerdert Hij het geloof in Hem en Zijn gesproken woorden, dan wijkt alle twijfel en ongeloof. Dan smaakt de ziel zekerheid der zaligheid in de zoete vrucht of in de volle toeeigening van Christus, al Zijne heilgoederen en dierbare verbondsbeloften.

Hoeveel zou hier nog van kunnen worden gezegd, maar we zullen moeten volstaan met het voornoemde.

Alleen moeten we nog de wensch uitspreken, dat het Christus moge behagen in vele harten nog gansch ledig van Hem, die nog nooit Zijne stem met kracht gehoord hebben, Zich te openbaren als de sprekende en getuigende Profeet, Die hen verkondigt wat ze te wachten hebben zoo ze in hun onbekeerlijkheid doorgaan, maar wat ze zullen ontvangen indien ze door genade naar Hem mogen hooren en in Zijne wegen wandelen. Hij mocht menig hooggeklommen en hooggezeten Zacheüs met kracht toeroepen: “Zacheüs, haast u en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven.” Heeft deze sprekende Profeet niet een gewillig volk op den dag Zijner heir kracht?

Hij mocht meer optreden in de harten van al Zijn volk, ze meer genezen van dwaasheid en blindheid en hen wijs maken ter zaligheid; door Zijne onderwijzingen doen af leeren en aanleeren; doen sterven en toch doen leven; leven ter verheerlijking Gods en tot verhooging van onzen besten Predikant en Leeraar, Die thans op den hemelschen berg Sions gezeten, nog altijd leert door Zijn Woord en Geest.

Zijn dierb’re leer verspreidt
Een straal van billijkheid,
Daar z’ alle onwaarheid haat.
Z’ is ‘t menschdom meerder waard,
Dan ‘t fijnste goud op aard;
Niets kan haar glans verdooven:
Zij streelt in heilzaam zoet,
Tot streeling van ‘t gemoed,
Den honig ver te boven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 1945

The Banner of Truth | 16 Pagina's

DE LEERENDE PROFEET JEZUS

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 1945

The Banner of Truth | 16 Pagina's