Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEKOMMERD EN BEVESTIGD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEKOMMERD EN BEVESTIGD

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

S. te G. heeft nog al enkele vragen gesteld over “bekommerd en bevestigd.”

De vrager meent, dat er nog al oneenigheid over deze zaken bestaat. Het kan zijn, doch ik zie niet in, waarom er oneenigheid behoeft te bestaan. De kwestie, waarom het hier gaat, is eenvoudig en voor een kind te bevatten. Ik vrees echter, dat sommigen van zichzelf gaarne meer denken, dan zij in werkelijkheid zijn en daardoor de eenvoudige waarheid niet kunnen verdragen. God geve ons onder Zijn Woord te buigen; daar heeft niemand het moeilijk. Ter zake:

A. God de Vader heeft Zijn volk uitverkoren in Christus, voor de grondlegging der wereld. Deze uitverkorenen zijn in het Genadeverbond van eeuwigheid, waarin Christus hen als hun Verbondshoofd representeerde, aan Hem gegeven op grond van Zijn borgstelling. Krachtens dit verbond zijn al de uitverkorenen in Gods onveranderlijken raad de zaligheid onherroepelijk deelachtig.

B. In de volheid des tijds heeft de Heere Jezus Zich in de plaats Zijner uitverkorenen gesteld; den toorn Gods voor hen gedragen; hun schuld betaald; satans kop vermorseld, en hen met Hem gezet in den hemel. In Hem hebben allen de volle heerlijkheid verkregen.

C. In den tijd van Gods welbehagen nu worden de uitverkorenen, maar in zichzelf gansch doemwaardige zondaren, door God den Heiligen Geest uit hun verbondshoofd Adam afgesneden, in wien zij den dood zijn onderworpen, en in hun Verbondshoofd Christus ingelijfd, in Wien zij allen de zaligheid dadelijk deelachtig worden. Het volk van God kent een staatsverwisseling. Het wordt uit den staat des doods overgezet in den staat der ververzoening; uit den dood in het leven; uit Adam in Christus. Geen halven, maar de eenige, volkomen Zaligmaker wordt hun toegerekend, met al Zijn weldaden, wijsheid, gerechtigheid, heiligheid en verlossing. Zij kunnen niet verloren gaan. Het zijn de schapen die Christus toebrengt.

D. In al deze stukken zijn de uitverkorenen één, zonder onderscheid. Deze, hun van God geschonken zaligheid nu wil de Heere Zijn volk doen toeëigenen door de oefeningen van het geloof, dat Hij in de levendmaking in de ziel wrocht. En hier zijn Gods kinderen op de leerschool Christi, opdat zij komen tot “een volkomen man; tot de mate der grootte der volheid Christi; opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, maar alleszins zouden opwassen in Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus.” In die oefening des geloofs die tot den geestelijken wasdom onmisbaar is, is Gods volk steeds geheel afhankelijk van de bediening des Heiligen Geestes. Uit zichzelf kan dat volk niet gelooven. Bovendien is er in die oefeningen groot onderscheid. Er zijn bekommerde zielen, die gedurig gevangen genomen worden door het ongeloof. God ontdekte hun de schuld, waardoor zij zich den eeuwigen dood waardig keurig; oprecht en van ganscher harte vielen zij God toe en moesten Hem rechtvaardig achten, al zou Hij hen eeuwig verdoemen. De zonde is hun den dood geworden; de Heere weet het! Zij hebben een oprechte keuze, om met het volk van God te leven en te sterven, al zouden zij hun brood moeten bedelen. In één woord, zij dragen de eigenschappen van den levendgemaakte in een hongeren en dorsten naar God en Diens zalige gemeenschap.

Doch de aanvechtingen hebben zulk een kracht dat zij dikwijls vreezen, dat hun hart niet oprecht is voor God. Het recht Gods eischt een volkomen voldoening en zij hebben geen kwadrantpenning om te betalen. De eeuwige dood wacht hen. In vele bekommeringen verkeeren zij en zuchten en schreien tot God dag en nacht.

Ook zijn vele bekommerd er over, of zij wel deel aan Christus hebben. Hij is hun ziele dierbaar geworden, wijl Hij Zich in hen openbaarde; maar zien is geen hebben. En Hem te missen is toch eeuwig alles te missen. Zij zien zich voor eigen rekening en dat op reis naar een allesbeslissende eeuwigheid. Als Gods recht in zijn onverbiddelijken eisch op hun ziel weegt, vallen al hun gronden onder hun voeten weg. O, die persingen hunner ziel! Ik heb barenswee! zoo roepen zij uit. O, wonden mijns harten!

Zijn die menschen niet bekommerd? Zij missen de kracht en de vrijmoedigheid van de oefening des geloofs, om zich toe te eigenen, wat zij in Christus deelachtig zijn. Al spreekt geheel de wereld hen zalig; het kan hun niet baten. God moet hen zalig spreken.

En dat doet de Heere.

Dat doet Hij in Zijn Woord en al Zijn volk. Maar aan de uitspraken in het Woord hebben wij geen houvast dan door de werking des Heiligen Geestes in ons hart. Velen beschouwen de beloften met een historieele kennis en troosten zich er mede. Jezus is voor zondaren gestorven zeggen zij; dat geloof ik; en dies zal ik zalig worden. Zij misleiden echter zichzelf. Door den Heiligen Geest moet Christus worden deelachtig gemaakt en het geloof kan alleen toeëigenen wat de ziel eerst geschonken is. Dit geldt voor elke geloofsoefening. En zoo is het den bekommerde niet mogelijk aan te nemen, dat zij is met God verzoend en de aanneming tot kinderen verkregen heeft.

De dochteren van Jeruzalem waren bekeerde menschen; zij hadden echter slechts een zeer geringe kennis van Christus en misten het dadelijk eigendomsrecht, waarvan de bruid sprak: “Mijn liefste is mijn.” Jacob werd aan Israël gerechtvaardigd van de zonde en geheiligd in het verlies van zijn kracht in Christus.Voor dien sprak hij van den God zijns vaders Abrahams en Izaak, maar na dien bouwde hij een altaar te Sichem en noemde het: de God Israëls is God. De God zijns vaders was ook zijn God geworden.

Welnu de Heere verzekert Zijn volk van hun deel aan Christus en Diens gerechtigheid, als de grond, waarop zij van den Vader worden vrijgesproken van schuld en straf en een recht ontvangen ten eeuwigen leven. De Heilige Geest verzekert hen, nadat zij geloofd hebben er van, dat zij kindren Gods zijn, zoodat zij roepen: “Abba Vader.” Hij verzekert hen ook van hun verkiezing dewijl zij in de handpalmen Gods gegraveerd zijn. Hij verzekert hen ook van hun eeuwige gelukzaligheid, die in de hemelen bewaard wordt voor hen.

Deze verzekering is zoo gewis, en heeft zulk een zielsoverredende kracht, dat zelfs in de donkerste tijden zij niet geheel verloren gaat. Job riep zelfs in de poorten des doods, onder de verberging Gods; de aanvechtingen des satans en de verdenking van zijn vrienden uit: “Ik weet mijn Verlosser leeft en Hij zal de laatste over het stof opstaan.” Zie, dat is het deel van het bevestigde volk. Een bekommerde mist de blijdschap des geloofs en de verzekering zijner behoudenis, welke verzekering den door God vrijgemaakte geschonken wordt.

Er zijn mitsdien trappen in het geloof, waarop Paulus ziet, als hij in Phil. 3 spreekt van de Volmaakten. Terwijl velen van Gods kinderen in bekommering hun weg wandelen, verzekert de Heere anderen van hun zaligheid in Christus.

Het is noodig hierop acht te geven.

In de eerste plaats is het Gods volk nuttig van het gemis der verzekering overtuigd te worden, opdat het opwasse in de kennise Christi en met heilig verlangen jage naar de vereeniging met Hem in Wien alleen de zaligheid ligt. Mocht vooral in onze dagen het volk meer geloovig werkzaam zijn omtrent Christus en minder rusten in de ontvangen weldaden. Veelal is het gemis een kwaal, die wij wel dragen kunnen en dit neemt het krachtig verlangen en zalig hongeren en dorsten naar Christus dikwerf weg en doet ons rusten buiten de eeuwige rust, die er overblijft voor het volk van God. Laat ons toch op Christus wijzen en niet rusten in de ervaringen van ons gemoed, gelijk velen doen, die zich gaarne onder de bekommerenden en “kleintjes” rekenen, doch van wie te vreezen is, dat zij nimmer recht bekommerd werden over hun zonden. Anderzijds sluit toch de Heere Zijn bedrukte en bekommerde volk niet buiten. O, dat wij toch niet uit hoogmoed met het arme volk van God handelen. Zij, die het werk des Heiligen Geestes paal en perk stellen, mogen wel bedenken, dat zij den Geest bedroeven; Gods volk schaden en geheel in strijd zijn met het getuigenis van den Apostel, die kinderen, die onder voogden en verzorgers zijn gesteld, wel degelijk rekent onder de erfgenamen. Het is onzen duren plicht hen niet buiten te sluiten en toch ook hun geen rust te geven, dan alleen in Christus. Zij zijn de zaligheid deelachtig; Christus en Zijn weldaden zijn hun door God toegerekend. De Heere verwaardige Zijn volk om de geestelijke zegeningen, die Hij hun schonk, ook door het geloof te eigenen. Loopt dan in de loopbaan, om Christus te gewinnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1945

The Banner of Truth | 16 Pagina's

BEKOMMERD EN BEVESTIGD

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1945

The Banner of Truth | 16 Pagina's