Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GENADE GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GENADE GODS

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

Wordt alzoo de natuurlijke mensch uit de Voorzienigheid Gods, die zoomin als de schepping door den val vernietigh is, onderhouden, de uitverkorenen krijgen, zoodra zij in Christus worden ingeplant “een nieuw Verbondsrecht.” Door die inplanting toch is hun Verbondsverwantschap met den eersten Adam wettig ontbonden en hun nieuw Verbondsrecht gegeven. I Cor. 3:22, 23: “Zij zijn alle Uwe en gij zijt Christi.” Hetzij zij weinig of veel ontvangen, zij bezitten het van dat oogenblik af door een nieuw recht; derzelve is hunne door Verbond.

Voetius, die zeer nadrukkelijk de verworpenen van de zoenverdiensten van Chrwtus uit sluit en leert dat Christus alleen voor de uitverkorenen tijdelijke en eeuwige weldaden verworven heeft, ziet in de algemeene goedheid Gods aan de uitverkorenen vóór hun bekeering betoond, de vrucht van Christus’ verdiensten voor hen. Zij zijn onder een bijzondere zorge Gods gesteld voor hun wedergeboorte en ontvangen alles, wat zij in dit leven genieten, daarbij ook de uitwendige prediking en algemeene verlichting, opdat zij op Gods tijd wedergeboren zullen worden.

Voetius heeft dus vastgehouden, dat de algemeene genade, met al de zenegingen, die zij voor het tijdelijk leven schenkt, alleen voor de uitverkorenen uit de offerande van Christus vloeit, al maakt hij, anders dan Boston, die verdiensten krachtens Christus’ tusschentreding van eeuwigheid, wat het tijdelijk leven betreft, reeds voor de uitverkorenen van toepassing vóór hun wedergeboorte.

Ook Comrie spreekt van de Algemeene Genade als betooning van Gods goedheid aan de menschen als Zijn schepselen, krachtens Zijn souvereiniteit, maar niet als door Christus verworven voor de verworpenen. In denzelfden zin spreken alle rechtzinnige theologen.

Hiermede is echter niet gezegd, dat de Algemeene Genade geheel los van den Middelaar s[??]aan zou. Reeds daarom kan dit niet, omdat de uitvoering van Gods eeuwigen raad, waarin God niet alleen praedestineerde, maar ook alle dingen bepaalde, die in den tijd geschieden zullen, gelegd is in de hand van den Leeuw uit Juda’s stam, Die overwonnen heeft en het Boek nam uit de hand Desgenen, Die op den troon zit (Openb. 5). Die uitvoering behoort tot het Koninklijk Ambt van Christus. Maar ook in dezen dient wel onderscheiden te worden tusschen de verlossende kracht van Christus’ Koningsschap tot heil Zijner uitverkorenen en Zijn heerschappij over de verworpenen en zelf over de duivelen, die Hij verpletteren zal met een ijzeren scepter. Deze allen zijn onder de macht van Koning Jezus gesteld, opdat Hij hen bedwinge tot zaligheid der Zijnen. Bovendien is te onderscheiden tusschen het Koninkrijk van Gods Macht en het Koninkrijk der Genade. Uit kracht van schepping is God Koning over al hetgeen Hij heeft voortgebracht en door Zijn Voorzienigheid onderhoudt. Schepping en Voorziennighend, waartoe behooren Onderhouding, Medewerking en Regeering, zijn het Personeele werk des Vaders, waarop Christus ziet, als Hij zegt: “Mijn Vader werkt tot nu toe.” (Joh. 5:17). Tot deze regeering, uit kracht van schepping, behoort de Algemeene Genade, althans voor zoover zij betreft de verworpenen. Het Koninkrijk der Genade is het Koninkrijk van Christus tot zaligheid der Zijnen. Zijn heerschappij over de verworpenen en de duivelen behoort dus niet tot Zijn verlossend Konigsschap, doch is Hem van den Vader gegeven tot volvoering van Zijn Koninklijke bediening, tot verlossing van Zijn volk.

Wat aangaat het Profetisch Ambt van Christus geldt hetzelfde. Hij is Zijn uitverkorenen ten profeet gegeven; hun is Hij de Leeraar der gerechtigheid. Die hun den weg der zaligheid leert. Maar ook vele verworpenen, zij namelijk tot wie het Woord Gods gebracht wordt, verkrijgen eenige onderwijzing en zelfs verlichting des Heiligen Geestes uit de Profetische bediening van Christus (Heb. 6). Deze onderwijzingen zijn slechts algemeen en niet zaligmakend. De genade tot waarachtige bekeering wordt hun onthouden, dewijl zij niet gekocht zijn met het bloed des Lams. Daarom doet het woord der prediking hun geen nut en verharden zij tot hun eeuwig oordeel in hun ongeloof. Hun oordeel zal dan ook zwaarder zijn, dan voor degenen, die niet onder het Evangelie geleefd hebben, en die geen andere verlichting verkregen dan die van de natuurlijke Godskennis, waarvan Paulus spreekt in Rom. 1:19, 20.

Tegen de Remonstranten hebben onze Dordtsche vaderen beleden, dat de aanbieding van zaligheid niet zoo te verstaan zij, alsof het aan den mensch voorts liggen zou, wedergeboren of niet wedergeboren te worden (V Art. III, IV, 9 en 10), maar dat dit afhangt van de bediening van Christus, als Profeet, Die Zijn Woord alleen vruchtbaar stelt ter zaligheid. De wijdere uitstrekking van de prediking des Woords en daarmede van het Profetisch Ambt van Christus, doet ons echter zien, dat Christus van de Algemeene Genade niet is uit te sluiten, al heeft Hij die Algemeene Genade voor de verworpenen niet verworven. Owen onderscheidt deze zaken zeer nauwkeurig als hij schrijft, dat God, “Die de Engelen niet spaarde, toen zij zondigden, maar hen terstond wierp in de ketenen van de duisternis, zondaren van Adams geslacht stelt onder een bediening van verdraagzaamheid en goedertierenheid, dat Hij hen spaart met veel lankmoedigheid, gedurende hun vreemdelingschap op aarde en hun harten vervult met spijze en vroolijkheid, met alle vruchten van goedertierenheid, die de baarmoeder van Zijn Voorzienigheid te hunnen nutte en voordeel steeds voortbrengt, is zooverre uit hoofde van den Heere Christus dat schoon deze dingen, als betreffende de verworpenen, geen gedeelte zijn van Zijn bijzondere verkrijging, als Middelaar van het eeuwig Genadeverbond. Zij even-wel zijn e n noodzakelijk gevolg van Zijn tusschenstelling tegen het onmiddelijk uitvoeren van den geheelen vloek op de eerste komst van de zonde in de wereld en van Zijn onderneming voor Zijn uitverkorenen.” (Zie Hfdst. Heiligmaking).

(Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

The Banner of Truth | 16 Pagina's

DE GENADE GODS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

The Banner of Truth | 16 Pagina's