Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE JEUGDIGE INDIAAN KANOUSKY

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE JEUGDIGE INDIAAN KANOUSKY

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voordat Kanousky heenging, smeekte hij God in tegenwoordigheid van zijn meester, hem en zijn gansche huisgezin to willen zegenen; verklaarde dat hij hen allen in vrede en liefde verliet en hoopte, dat ook zij in dienzelf’den geest van hem zouden scheiden. De knechten waren verwonderd en beschaamd, ziende op zijn edel gedrag; eenigen onder hen hadden zelf berouw toen ze Kanousky met zijn bundel kleeren bij zich zagen wegtrekken. Hun groote trotschheid weerhield hen echter hunne gevoelens aan hem te openbaren. Zoo scheidden zij en Kanousky, om wellicht in deze wereld elkander nooit meer te ontmoeten.

Toen de jongeling, hij had nu den leeftijd van zeventien jaren bereikt, zijn weg vervolgde, gevoelde hij zich onrustig en ellendig. Toen hij een kleine afstand van het huis verwijderd was, keerde hij zich om en wierp voor het laatst er een blik op. Toen hij het aanzag, kwamen de tranen in zijn oogen en liepen overvloediglijk over zijn aangezicht, terwijl hij uitriep: “Ach, arme Kanousky! eenige jaren geleden hebt gij uw liefhebbende moeder verloren, en nu hebt gij al uw vrienden verloren. Tranen beletten hem voor eenig oogenblikken its te spreken. Toen hij weer spreken kon, hervatte hij: “Neen, Kanousky, gij hebt niet al uwe vrienden verloren; gij hebt uw besten Vriend Jezus nog. Beminde Zaligmaker! Hij is altijd bij u. En o! gij hebt ook uw Bijbel.” Terwijl hij dit zeide, trok hij het Bijbeltje uit zijn zak en kuste het. Toen drukte hij het aan zijn hart en voegde er aan toe: “Beter voor mij dan een geheele wereld. Wel, God zegene mijn massa, Jozef en de andere knechten; zij zijn meer vriendelijk dan onvriendelijk voor mij geweest.”

Lezer! ziet gij den geest en de geaardheid van dezen jongeling? Hij dacht meer om de vriendelijkheid dan om de kwaadwilligheid die men hem had bewezen.

Kanousky liep voort, niet twijfelende dat God voor hem zorgen zou. Hij had nu al een aanmerkelijken afstand afgelegd op den weg die naar de stad liep, en was besloten aldaar werk to zoeken. De nacht naderde nu, en dus begon hij uit te zien naar een plaats om te rusten. Ongeveer een halve mijl verder zag hij eenige boomen, begaf zich naar die plaats en besloot aldaar den nacht door te brengen. Toen hij op die plaats aankwam, las hij dat gedeelte der Schrift waarin een verslag gegeven wordt van Jacobs heentrekken van zijns vaders huis, en hoe hij de aarde had tot zijn bed en een steen tot zijn peluw.

Het was voor Kanousky geen groot ongemak om in de open lucht te slapen, daar hij het voorheen herhaaldelijk had gedaan, en het ook een gewoonte van hem was toen hij een kind was. “Wel,” zeide de eenzame jongeling, “God heeft voor Jacob gezorgd, Hij zal ook voor mij zorgen; dus zal ik mijzelven nederleggen.” Hij nam eenige voedsel uit zijn kleine zak, en nadat hij het gegeten had boog hij zijne knieen, God dankende voor alle weldadigheden hem bewezen en bad ook om de vergeving zijner zonden. Hierna gaf hij zich over aan de Goddelijke bewaring. Toen legde hij zich neder en viel spoedig in een zoeten slaap, waar hij niet uit ontwaakte totdat het gezang her vogelen boven hem aankondigde dat de zon haar dagelijks werk had begonnen, tot lof en eer van haren grooten Schepper.

Toen hij opstond, dankte hij God voor Zijne genadige bescherming en smeekte hem met hem te willen zijn op dien dag; hem te besturen en hem te leiden tot zeker Christelijk persoon in de stad waar hij naar toe reisde. Hij liep nu verder en terwijl hij voortging, at hij zijn brood met dankbaarheid, niet twijfelende of het zou hem gelukken werk to verkrijgen.

Werk gevonden.

“Ken Hem in alle uwe wegen, en Hij zal uwe paden recht maken.”—Spreuken 3:6.

De zon had haar middaghoogte bereikt, toen Kanousky de stad binnenkwam,—een vreemdeling! maar neen, toch niet voor allen, want hij kende de vrienden van Jozef. Maar hij was er niet zeker van of zij hem wel zouden willen ontvangen. Het was mogelijk dat zij van denzelfden geest waren als Jozef. Hij dacht het echter toch maar te wagen hen te bezoeken; de kinderen waren hem immers altijd vriendelijk gezind geweest, en alzoo hun vader. Zoo ging hij op het huis aan, vastelijk besloten zijnde om de geheele waarheid te vertellen. Met een bevende hand klopte hij op de deur. De kinderen zagen hem het huis naderen en snelden naar de deur toe om die voor Kanousky te openen. Men gaf hem een blijde welkomst in huis, en spoedig werden hem vele vragen gedaan. Waar was Jozef? Hoe was het met zijn meester?, enz.

Kanousky beantwoordde die, en vertelde hun vader zijne omstandigheden en wat er gebeurd was. Hij dankte de kinderen, omdat zij hem geholpen hadden te leeren lezen en voor de vele kleine gunstbewijzen die hij van hen had ontvangen. Daarbij kwam nog, dat al wat hij zeide gepaard ging met zooveel ernst en eenvoudigheid, en zoo ontbloot was van eenige kwaadwilligheid of bestraffing, noch omtrent zijn gewezen meester noch omtrent eenige zijner vorige kameraden, dat de vader van de kinderen (die achting had voor den godsdienst, ofschoon hij geen geestelijk leven bezat), hoewel hij niet alles wat Kanousky hem gezegd had onvoorwaardelijk geloofde, hij het toch ook niet ongeloovig verwierp. Hij zeide Kanousky, dat hij voorloopig in zijn huis mocht verblijven, terwijl hij ondertusschen werk voor hem zou zien te verkrijgen.

In dit huis verbleef de Indiaan voor zekeren tijd. Door zijn dienstvaardig gedrag en groote naarstigheid, won hij spoedig de gunst van zijn gastheer. Niet lang duurde het of hij was in staat om hem aan een vriend, die een knecht noodig had, aan te bevelen. Deze vriend had Kanousky’s vroom gedrag en zijn belangstelling in de kapel en den godsdienst, herhaaldelijk opgemerkt. Door hetgeen hij gezien, en door het verslag dat hij ontvangen had omtrent de redenen die Kanousky verplichtten den dienst van zijn gewezen meester te verlaten, zoo was hij bewogen hem in dienst te nemen op een kleine boerderij die aan de stad grensde. Op die plaats nam Kanousky toe in de achting van zijn nieuwe meester, want in alles dat hij als dienstknecht deed, voldeed hij steeds aan het voorschrift: Zijt naarstig in uw werk.

Op deze boerderij vond Kanousky tot zijne groote blijdschap, een man die in Schriftuurlijken zin God vreesde, en gedurig den dienst in de kapel bijwoonde waarin hij “nieuwe en vreemde dingen” had gehoord.

De schrijver van dit kleine verhaal, moet dezen discipel van den Zaligmaker voorstellen, bij den naam van Jacobus Irving. Kanousky begeerde steeds in diens gezelschap te zijn wanneer zijn werk het toeliet, want alles wat deze man deed trachtte hij te doen “ter eere Gods”; en aldus versierde hij den godsdienst van Christus in de oogen van onzen jeugdigen Indiaan.

Jacobus Irving woonde in het kleine boerenhuis met zijne familie, welke bestond uit zijn vrouw en twee dochtertjes. Jacobus en zijn vrouw naderden hun veertigsten verjaardag, toen Kanousky onder hun dak inkwam. Zijn oudste dochtertje was twaalf en zijn jongste was negen jaren oud. Eiken morgen werd een kleine gedeelt van den tijd die men gebruikte voor het ontbijt, doorgebracht in gebed en dankzegging tot den “Vader der barmhartigheid.”

(Wordt Vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 1946

The Banner of Truth | 16 Pagina's

DE JEUGDIGE INDIAAN KANOUSKY

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 1946

The Banner of Truth | 16 Pagina's