Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZALIG ZIJN DIE VERVOLGD WORDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZALIG ZIJN DIE VERVOLGD WORDEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheus 5:10–12: “Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij als u de menschen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken om Mijnentwil. Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzoo hebben zij vervolgd de profeten die voor u geweest zijn.”

PAULUS schreef aan Timotheus: “En ook allen die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden,” 2 Tim. 3:12. Paulus had er zelf ervaring van, en had hij het niet alom gezien onder de aanhangers van Christus en des Heeren volk, dat het alzoo was? Van goddeloozen en vromen, van Joden en Heidenen, was hij gehaat en vervolgd.

Christus sprak tot Zijne discipelen; “Zij hebben Mij gehaat, zij zullen ook u haten; zij hebben Mij vervolgd, zij zullen ook u vervolgen.” Een dienstknecht is immers niet meerder dan zijn heer? Levende Christenen zullen in vele opzichten gelijkvormigheid krijgen aan hun verheerlijkt Hoofd.

Het is steeds gebleken, dat de duisternis het licht niet kan verdragen. Dat the wereldlingen en vijandige vrome menschen in de wereld willen zijn, zonder de godzaligen. Onder de toelating Gods hebben ze meer dan eens getracht ze uit te roeien, zoowel onder Oud- als Nieuw Verbond. Daarin openbaren ze hun groote dwaasheid en vijandschap. De vijandschap in het verloren paradijs gezet, kan niet verborgen blijven (Gen. 3:15). De vijandschap tusschen het zaad der slang en het zaad der vrouw gaat door de rollen der eeuwen door tot aan het eind der wereld, Openb. 12.

Hoe pijnlijk en bitter ook, hoe onaangenaam voor vleesch en bloed; toch zijn die gehaat en vervolgd worden er beter aan toe, dan die haten, liegen en vervolgen. Worden ze niet zalig gesproken door Jezus, en wekt Hij ze niet op om zich te verblijden? Nu, dat hebben dan ook de vervolgde en verworpen schapen van Christus wel mogen beoefenen. We lezen van de gegeeselde discipelen: “Zij dan gingen henen van het aangezigt des Raads, verblijd zijnde dat zij waren waardig geacht geweest, om Zijns Naams wil smaadheid te lijden,” Hand. 5:41. Mozes achtte zelfs de versmaadheid van Christus grooteren rijkdom dan de schatten van Egypte. Wonderlijke en krachtige genade verheerlijkt aan zulke zielen. Wonderlijke en heerlijke zelfsverloochening in het midden van haat, smaad en vervolging.

Staande te blijven in smaad en vervolging om Christus’ wil, zoo zal daarin blijken de echtheid van hun geloof, Hebr. 11. Paulus schrijft over de gehate en vervolgde schapen van Christus onder den Ouden Dag: “Welke door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt de kracht des vuurs hebben uitgebluscht, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben gekregen, in den krijg sterk geworden zijn, heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht; de vrouwen hebben hare dooden uit de opstanding wedergekregen; en anderen zijn uitgerekt geworden, de aangebodene verlossing niet aannemende, opdat zij eene betere opstanding verkrijgen zouden; en anderen hebben bespottingen en geeselingen geleden, en ook banden en gevangenis; zijn gesteenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht, hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen, verlaten, verdrukt, kwalijk behandeld zijnde (welker de wereld niet waardig was), hebben in woestijnen gedoold en op bergen en in spelonken en in de holen der aarde.”

Kortelijk willen we nu meer letten op de bemoedigende en opwekkende woorden van Christus, de goede Herder der schapen, voor allen die Zijne oprechte volgelingen zijn en met Petrus kunnen getuigen : “Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb.”

Op een bijzonder volk doelt Jezus in de zaligsprekingen. Het is het volk, dat de Heere ten erve verkoren heeft. Dat Hij geliefd heeft met een eeuwige liefde. Hij noemt ze duidelijk bij name in de zaligsprekingen. Een ieder kan er zich aan toetsen; of hij bij de schapen van Jezus behoort of niet. ‘s Heeren oprechte kinderen mochten er veel mede werkzaam zijn en troost uit scheppen; duizende zoogenaamde Christenen die geen geboorte uit God deelachtig zijn en niet anders bezitten dan een natuurlijk waangeloof, ontdekken dat Christus hen niet zalig spreekt, maar tot hen zegt: “Gijlieden zijt niet van Mijne schapen.”

Het zijn de armen van geest, de treurenden, de zachtmoedigen, de hongerigen en dorstigen naar gerechtigheid, de barmhartigen, de reinen van hart, de vreedzamen; die vervolgd worden om der gerechtigheid wil. Dat zijn de discipelen van Christus, die Hem niet kunnen missen in al hun gemis. Die, hoe ook vervolgd, gedrukt en verdrukt, Hem temeer noodig hebben; zich temeer aan Hem vastklemmen en stellen tot een sterke Toevlucht en Helper. Alle verdrukking in de vervolging, zal hen ten goede zijn; hen meer vruchtbaar maken ter verheerlijking Gods. De bloedende rank, is een vruchtbare rank. De Vader heeft voor hen hulp besteld bij een Held; een Verkorene uit het volk verhoogd, Psalm 89.

Wordt dat volk vervolgd, er ligt in verklaart dat men ze haat, vijandig is, dat men ze niet verdragen kan. Neen, de duisternis kan het licht niet verdragen. Dat heeft Jezus het Hoofd Zijner Gemeente en het eeuwige Licht, moeten ondervinden; en zullen allen moeten ondervinden die door Hem inwendig verlicht worden, om God te kennen, lief te hebben en te vreezen, en Christus te volgen op het smalle hemelpad.

De haat en vijandschap tegen dat volk openbaart zich in vervolging, waar de Kerkgeschiedenis en Martelaarsboeken zoo vol van zijn. Saul van Tarsen maakte er zich schuldig aan in zijn eertijds. Overal werden de schapen van Jezus opgezocht, achtervolgd, in gevangenissen geworpen, voor de rechters gedaagd, veroordeeld om een wreeden dood te sterven, en verworpen. Op listige, bedriegelijke en wreede wijze, heeft men ‘s Heeren kinderen vervolgd en omgebracht. Door haat en vijandschap gedreven heeft men zelfs het niet ontzien om de nauwste betrekkingen ten bloede toe te vervolgen. O, die vreeselijke godsdiensthaat! Breedvoerig zullen we daarover niet uitweiden. Wie onzer is er niet mede bekend, hoe de kerk des Heeren heeft moeten lijden van Joden en Heidenen in de eerste Christen-eeuwen, en met de heerlijke Hervorming door het listige en wrede Rome?

Thans, en dat al voor jaren, werden de vijanden der Kerk niet toegelaten om de schapen van Christus ten bloede toe te vervolgen. In dat opzicht is satan al lang gebonden en kan hij zijne instrumenten onder de volken daartoe geen macht geven, Openb. 20. Vele teekenen der tijden zeggen ons echter, dat bloedige vervolging voor hen toekoms ig is. Satan moet voor een kleinen tijd ontbonden worden, Openbaring 20:7, 8: “En wanneer de duizend jaren zullen geëindigd zijn, zal de satan uit zijne gevangenis ontbonden worden, en hij zal uitgaan om de volken te verleiden die in de vier hoeken der aarde zijn, God en Magog, om hen te vergaderen tot den krijg; welker getal is als het zand aan de zee.” Steeds wordt het benauwder en moeilijker voor het volk des Heeren, in een diepgezonken en al verder van God en Zijn Woord afwijkende wereld.

Hoewel thans niet ten bloede vervolgd, verjaagd van de eene plaats naar de andere, nergens geen rustplaats gegund in deze wereld; toch zal dat volk vervolgd worden. Min of meer moeten ze de haat en vijandschap der menschen ondervinden; vooral als ze vrijmoedig mogen uitkomen voor den Naam des Heeren; waarheid en gerechtigheid liefhebben en daar pal voor mogen staan.

Men let nauwkeurig op hen en in haat en verachting volgt men ze overal na. Ze worden vervolgd met hatelijke en verachtelijke woorden; met veel kwaadspreken en lasterlijke taal. Christus doelt er op in het 11de vers. Op de smadelijke woorden tot en van dat volk gesproken. Liegende spreekt men van hen en tot hen; hen valschelijk beschuldigend. Men kan niet nalaten zooveel mogelijk dat volk in een kwaad daglicht te stellen. Door satan die een leugenaar is van den beginne, en door zijnen hatelijken geest aangedreven, kunnen ze niet nalaten om dat volk te vervolgen met allerlei hatelijkheden en smaadrenenen; niet bedenkende dat er een gedenkboek is voor Gods aangezicht, en dat Christus gezegd heeft, dat die des Heeren kind aanraakt, die raakt Gods oogappel aan. O, mochten blinde goddelooze en uitwendig vrome menschen met haat en nijdigheid vervult tegenover des Heeren volk en knechten, eens zien en weten wat ze deden; in hoeveel gevaar zij verkeeren; hoeveel satanswerk dat ze verrichten!

De aanklager der broederen, de tegenstander en vervolger van den Hoogepriester Jozua, staande voor het aangezicht van den Engel des HEEREN (Zach. 2:1), zal ook niet nalaten hen inwendig te vervolgen. Gedurig let hij op hen, zooals duidelijk beschreven in het boek van Job en in den “Heiligen Oorlog” van Bunjan. Gedurig valt hij met list en geweld op hunne ziel aan; gedurig komt hij met beschuldigingen en smaadredenen; gedurig tracht hij ze te plagen en te martelen. Vele instrumenten in- en uitwendig staan hem ten dienste, om dat volk het leven verdrietig te maken en rust en vrede te verbreken. Ze zullen alzoo ervaren, dat hier het land der ruste niet is. Is het wonder, dat Christus Zijne volgelingen leerde bidden: “Verlos ons van den booze?”

Jezus spreekt om vervolgd te worden om der gerechtigheid wil, en om Zijnentwil.

De volgelingen van Christus beminnen, door de genade Gods, de gerechtigheid des levens, de gerechtigheid in handel en wandel; maar ook de gerechtigheid van Christus. Dat verwekt de haat en vijandschap van goddeloozen en eigengerechtige vromen. Duidelijk wordt het gezien in de geschiedenis van Paulus. Maar welgelukzalig zij, die steeds bij een godzaligen levenswandel, ook de gerechtigheid van Christus mogen verheffen en met gejuich verkondigen. Laat dan satan razen, boozen hen verbazen; Jezus staat hen bij, troost en bemoedigt hen, zeggende: “Hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen.”

Wordt een zondaar een oprecht volgeling en belijder van Christus, gaat zijne ziel gedurig uit naar een levende Jezus, is hij een oprecht getuige van en voor Christus en den rechten weg der zaligheid; de smaad van den gekruisten Christus zal hem min of meer treffen. Om Christus wil zal hij veracht en vervolgd worden. Die Christus in het hart draagt, zal het beeld van Jezus vertoonen; daarom zal Christen op de ijdelheidskermis dezer wereld veracht, gesmaad en vervolgd worden.

Deze vervolgde vreemdelingen dezer wereld, spreekt Jezus zalig. Het is een bevoorrecht volk. De Heere is met en in hen, een Held Die verlossen kan. Ze smaken in dit leven, en vooral gewoonlijk in de verdrukking van een goddelooze en vrome wereld; de eerstelingen van het eeuwig en zalig hemelleven, Hand. 4:31. De heerlijke beloften van een getrouw verbonds God, zijn voor hen. De Heere zal ze leiden door Zijnen Raad, en daarna in heerlijkheid opnemen. Immers: “Hunner is het Koninkrijk der hemelen.” Zouden ze dan niet zalig zijn? Of ze dat altijd kunnen zien en geloven, is een andere zaak. Was het zoo. Jezus woord echter is de waarheid, en wordt vervuld,

Hier op aarde zijn de volgelingen van Christus in het Koninkrijk der genade en is dat hunner; na dit leven zijn ze in het Koninkrijk der heerlijkheid Boven, en dat is eeuwig hunner. Wat zijn ze rijk, eeuwig rijk! Daar zijn de volle voorraadschuren van den meerderen Jozef, waaruit ze hier bediend worden en waaruit ze, als nietshebbenden en nietskunnenden, steeds bediend willen worden. Die heerlijke en onuitsprekelijke plaats is hun eeuwige woonplaats; daarin zullen ze als koningen heerschen. Daar zullen hunne vervolgers buiten blijven; tot in eeuwigheid getroffen worden dooide wraakvorderende gerechtigheid van hun Koning, indien ze niet in der tijd tot waarachtige bekeering komen. Dan zouden ze gaarne in de plaats van dat gehate en vervolgde volk willen zijn. We denken om den rijken man uit de gelijkenis, die in de hel wel gaarne wilde gediend zijn door Lazarus met een natten vinger tot verkoeling zijner tong.

Christus roept de vervolgden toe: “Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzoo hebben zij vervolgd de profeten die voor u geweest zijn.”

Christus, voor Wien niets verborgen is, weet dat het verachtte, gesmaadde en vervolgde volk, daardoor geneigd is in droefheid en moedeloosheid te geraken. Zoo ging het menig verdrukte en bedrukte pelgrim. Christus wekt op tot blijdschap en vreugde; want een heerlijk en eeuwig loon wacht hen in het hemelsche Paradijs. Dat behoort hen tot troost en moedgeving te zijn; ja, tot groote blijdschap.

Zoo ging het, door de genade Gods, Paulus en ook andere Apostelen. We lezen van Mozes, dat hij de versmaadheid van Christus grooteren rijkdom achtte dan de schatten van Egypte; want hij zag op de vergelding des loons, Hebr. 11:26.

Gods kinderen en knechten hebben mogen ondervinden, wanneer de vijanden hen op voornoemde wijze vervolgden, hen zelfs sloegen en pijnigden; hun Jezus ze zeer troostrijk schonk de kussen van Zijnen mond. Als Hij ze dan ook deed zien en gelooven, hoe Hij voor hen heeft geleden en gestreden, de grootste smaad en schande hunner zonden heeft gedragen; dan daarop ziende en in Zijne kracht konden ze met groot geduld en opoffering om Zijnentwil smaadheid draagen; was het zelfs een eer en groote blijdschap en verwondering in het hart.

We denken thans ook aan Ds. Ledeboer, die ook geroepen werd smaadheid om Christus wil te dragen. De gevangenis was hem een voorportaal des hemels. Toen zijn gevangenisstraf ten einde liep, zong hij :

“Haast is mijn zangtijd om,
Dat ik uit het heiligdom,
Weer gaan moet in de wereld;
Ik was er even uit
Met Jezus’ zoete Bruid,
In een paleis bepereld.”

Christus wijst de vervolgden er ten laatste op, dat men niet iets vreemds overkomt als ze vervolgd worden, zeggende: “Alzoo hebben zij vervolgd de profeten die voor u geweest zijn.” We hebben slechts de geschiedenis van het Oude Testament te doorloopen, om de waarheid daarvan te zien. Vervolging was waarlijk het lot van Gods uitnemende knechten gedurende den Ouden Dag; en wijst Christus Zijne volgelingen daarop, om hen onder alle vervolging aan te moedigen toch geduldig te zijn en het blijmoedig te ondergaan.

Ziet daar lezer, dat ook in het Testament van ‘s Heeren kinderen staat, dat ze gehaat en vervolgd zullen worden in deze wereld. Dat alles behoort tot de verdrukking, waarop Jezus de Zijnen wees, Joh. 16:33. De Heere zal echter dat alles ten goede doen medewerken. Hij bestuurt alles tot Zijne heerlijkheid en tot bevordering van het heil Zijns volks.

Lezer! onderzoek eens nauwkeurig of gij bij die vervolgden behoort. Het kan zijn dat ge uzelven daar niet voor over hebt; maar weet, dat dit volk alleen door Christus erkend wordt als Zijn volk en door Hem zalig gesproken. Ook is het toch veel beter tot hen te behooren die vervolgd worden, dat tot hen die vervolgen. De Heere mocht daar een ieder onzer voor bewaren; want de Heere heeft een nauw toeverzicht op Zijn volk; Hij bewaart ze als de appel van het oog. Hoe zwaar zondigen zij die ‘s Heeren kinderen en knechten haten, smaden, belasteren en verwerpen. Hoe vreeselijk bezocht de Heere het reeds in dit leven, op het doodbed; maar, o wat zal de eeuwigheid vreeselijk zijn voor hen die in hun zonde sterven.

Er mocht bekeering komen van de booze werken als bij Saul van Tarsen; de Mozeskeus mocht in het hart gewerkt door den H. Geest, opdat Christus in Zijn kracht mocht gevolgd door eer en oneer; door goed en kwaad gerucht; door bezaaide en onbezaaide velden.

Behoort gij tot dat vervolgde volk, zoo duidelijk voorgesteld in al de zaligsprekingen; de Heere beware u steeds om toch ook niet schuldig te staan aan hetgeen wat de blinde wereld doet in betrekking des Heeren volk. Welke donkere en liefdelooze tijden beleven wij tegenwoordig. Ja, dan is het wel gelijk als van ouds, dat Juda Efraim en Efraim Juda benauwd. Dat er vurige liefde tot elkander moge zijn, en om schouder aan schouder te staan, nu de vijand aankomt als een stroom. Maar ziet dan oprechte Sionieten wat min of meer uw deel zal zijn in dit leven, en wat u ook in het Testament is vermaakt.

Al wordt de Kerk thans nog niet ten bloede vervolgd als in vroeger tijden; toch zal er vervolging zijn, zooals beschreven. Meer vervolging zal or zijn, indien gij volk des Heeren meer vrijmoedig zoudt uitkomen voor den Naam en de zaak des Heeren; meer zoudt getuigen tegen de profane goddeloosheid en allen valschen godsdienst. Helaas- hoe weinig moed en lust; hoe weinig zelfsverloochening en liefde tot de eer des Heeren en het heil der zielen. Hoeveel is er om zich over te schamen. Een woord ter opwekking mag niet ontbreken. Jezus roept de Zijnen getuigen te zijn, en als lichten te schijnen in de duisternis. Zal smaad en hoon, haat en vijandschap, verachting en verwerping, uw deel zijn; de Heere schenke genade om alles geduldig en zachtmoedig, ja, met blijdschap en vreugde, te ondergaan; zooals Christus daartoe opwekt en ons ten voorbeeld is geworden. Die om de voorgestelde vreugde het kruis heeft verdragen en schande veracht. Dat ons oog steeds op Hem mocht zien, “Die als Hij gscholden werd, niet wederschold, en als Hij leed, niet dreigde, maar gaf het over aan Dien Die rechtvaardiglijk oordeelt,” I Petrus 2:23.

Die u haten, belasteren en vervolgen, mochten deelen in uw innig medelijden, en het zij uwe bede in navolging van Christus: “Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen.”

Ziende op uw zaligspreking door Jezus en het beloofde loon, zoo moge dat u aanmoedigen om alle verachting en smaad geduldig en met blijdschap te ondergaan.

Hij, Die u verlost heeft, en de getrouwe blijft, zal u op Zijn tijd verlossen van alle vijanden en hun smaad, van alle kruis en druk. Heerlijk troostwoord: “Hij zal den dood verslinden tot overwinning, en de Heere HEERE zal de tranen van alle aangezichten afwisschen, en Hij zal de smaadheid Zijns volks van de gansche aarde wegnemen; v/ant de HEERE heeft het gesproken,” Jes. 25:8. Dan zal geene vervloeking meer tegen iemand zijn, Openb. 22:3.

De Heere is met u en zal u steeds bewaren en bschermen in Zijne kracht. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij is bezig een plaats voor u te bereiden, waar geen vervolgers kunnen volgen en vervolgen. . Hij, Die het beloofd heeft is getrouw, Die het ook doen zal. Dan denken we ook om het vers van Luther, waarmede we eindigen:

Gods Woord houdt stand in eeuwigheid,
En zal geen duimbreed wijken.
Beef, satan! Hij, die ons geleidt,
Zal op den vaan doen strijken!
Delf vrouw en kinderen ‘t graf,
Neem goed en bloed ons af,
Het brengt u geen gewin.
Wij gaan den hemel in
En erven Koninkrijken!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1946

The Banner of Truth | 16 Pagina's

ZALIG ZIJN DIE VERVOLGD WORDEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1946

The Banner of Truth | 16 Pagina's