Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VREES NIET, IK HELP U

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VREES NIET, IK HELP U

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jesaja 41:13b: “Vrees niet, Ik help u.”

HET is waarheid: De tijd staat niet stil. Het vorige jaar is weer voorbij. Als andere jaren ging het snel voorbij. Weer een jaar nader aan onzen dood; weer een jaar nader aan de eeuwigheid en het einde aller dingen.

Velen moesten het vorige jaar ervaren: “Het is den mensch gezet eenmaal te sterven.” Die in hun zonden stierven, zijn nu in den eeuwigen dood die nooit sterft; die in den Heere stierven leven al zijn ze ook gestorven. De eerstgenoemden nu eeuwig ongelukkig; laastgenoemden eeuwig gelukkig. Gods volk is altijd gelukkig, al zien en gevoelen ze zich diep ongelukkig. Ze zijn gelukkig op aarde, straks eeuwig gelukkig in hen hemel. Daar zullen ze huppelen van zielevreugd; daar zal hun blijdschap ten hoogsten toppunt stijgen. Veel ellende moest het vorige jaar door velen doorworsteld worden als nasleep van den vreeselijken en bloedigen wereldoorlog; veel ellende doorworsteld als vruchtgevolg der zonde. De zonde mag zoet zijn in deszelfs bedrijf, maar ze werpt een bittere vrucht af. Werd dat meer beseft; de zonde gehaat met een bittere haat en die bestreden. ‘s Heeren kinderen hadden ook zielsellenden te doorworstelen en een geestelijken strijd te strijden; maar hun machtige en goedertierene Koning, Die nooit ontrouw wordt, heeft ze verhoord als ze tot Hem riepen; heeft ze door- en uitgeholpen en hun vijanden niet over hen doen triomfeeren; sommigen hunner opgenomen daar waar geen ellende en strijd meer wezen zal. De dagen hunner treuring namen een einde, Jes. 60. Er blijft dan een ruste over voor het volk van God. Dat geldt ook hen die dit jaar mochten aanvangen; hun tijd op aarde nog niet hebben uitgediend; het eind van de reis nog niet hebben bereikt. Die daar wel eens naar verlangen; maar ook eens gemaakt worden met den Heere. Die in dezen mogen zwijgen; maar verkondigen dat des Heeren wil heilig, wijs en goed is.

Wat zal het dit jaar zijn? Het is den Heere bekend, Die alwetend is en getuigt: “Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen. Dit jaar zal weer de vervulling zien van Salomo’s woord, dat alles zijn bestemden tijd heeft. Ook een tijd om geboren te worden, en een tijd om te sterven. Ach! dat velen dit jaar geestelijk geboren werden; voor hen zal de dag des doods beter zijn dan den dag hunner geboorte (natuurlijk) . Dit jaar mocht het jaar der vrijlating zijn voor gebondenen die daar hopen. Christus mocht verschijnen tot hunlieder vreugde, Die van ouds sprak: “De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft, om eene blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om den gevangenen vrijheid uit te roepen het jaar van het welbehagen des HEEREN, en den dag der wrake onzes Gods; om alle treurigen te troosten (Jes. 61:1, 2.).

Bij den aanvang van het jaar 1947 ziet het er donker uit in de wereld. Het ziet er donker uit in Amerika. Zeker, men is blijde dat de wereldoorlog voorbij is; maar het is geen vrede. Hoe zou het kunnen! Is de Heere een ledig aanschouwer van al de goddeloosheden en gruwelen op aarde onder de menschenkinderen? Antwoordde Jehu eens op de vraag van koning Joram: “Is het ook vrede, Jehu? Wat vrede, zoolang als de hoererijen uwer moeder Isebel en hare tooverijen zoovele zijn”; zoo moeten we ook nu getuigen: Hoe kan het vrede zijn zoolang jong en oud, overheid en onderdaan, los zijn van God en Zijn Woord, gebonden aan allerlei gruwelijke goddeloosheid; zoolang de kerkelijke wereld God en de wereld wil dienen, duizenden bij duizenden gepleisterd worden met looze kalk en door allerlei schoonschijnende redenen worden verleid voor de eeuwigheid waarover de hel juicht?

Gewis, Hij Die de Rechter is der gansche aarde en Die een wreker is zeer grimmig (Nahum 1), zal voortgaan de fiolen Zijner gramschap uit te gieten op aarde onder de menschenkinderen, die zich weigeren te bekeeren (Openb. 9:20, 21.). Dat alles zal het komende eindgericht voorafgaan. Leert ons dit het Openbaringsboek niet op zeer duidelijke wijze?

Het zal een booze tijd zijn! Het zal een tijd van benauwdheid zijn voor Jacob; toch zal hij daaruit verlost worden. Die tot het geestelijke Jacob of Israël behooren, hebben Jacobs Gods ter hulpe. Ze werden steeds Zijn hulp gewaar, in zielsbenauwdheid en gevaar. Geen wonder dat dit menigmaal bedrukte en verdrukte volk zoo gaarne zingt:

Zalig hij die in dit leven,
Jacobs God ter hulpe heeft;
Hij, die, door den nood gedreven,
Zich tot Hem om troost begeeft;
Die zijn hoop, in ‘t hachelijkst lot,
Vestigt op den HEER’, zijn God.

Tot dien Jacob sprak de Heere reeds van ouds: “Vrees niet, Ik help u.” Vrees niet gij wormpje Jacobs, gij volkje Israels. Ik help u, spreekt de HEERE, en uw Verlosser is de Heilige Israëls.”

Heerlijke en troostrijke belofte van den getrouwen Jehova. Een belofte voor al de geestelijke vreemdelingen in deze wereld, en dat voor de gansche reis door de woestijn en als ze door de Doodsjordaan heen moeten om in het Immanuëlsland te komen, waarin ze nooit meer zullen vreezen en uit hun angst tot God roepen. Daarin is het eeuwig vrede.

Het is een dierbare belofte bij den aanvang van dit nieuwe tijdperk; een belofte voor allen die tot des Heeren volk behooren in welk een stand der genade ook gebracht. Of zouden de mannen en vaders in Christus alle vrees te boven zijn, gelijk wel eens wordt beweerd? De ervaring leert anders, en hooren we David in Psalm 30 uitroe pen: “Ik zeide wel in mijnen voorspoed: Ik zal niet wankelen in eeuwigheid, want, HEERE, Gij hadt mijnen berg door Uwe goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt. werd ik verschrikt.”

Daar ‘s Heeren kinderen in dit leven met zwakheden des geloofs hebben te worstelen, gelijk zoo duidelijk uitgedrukt in het Avondmaals-formulier, zoo zullen ze min of meer met vrees en angst te kampen hebben up hun levensweg. Een zegen echter den Heere veel kinderlijk te vreezen en daardoor af te wijken van de paden des doods en des verderfs; en veel bewaard te blijven voor slaafsche vreezen en daar gedurig van verlost te worden.

In zielsellenden, in de barensweeën der nieuwe geboorte, in bittere maar toch nuttige overtuigingen en ontdekkingen van schuld en zonde, dan wanneer alle eigengemaakte gronden ontzinken, alle gerechtigheden worden als een wegwerpelijk kleed en men naakt voor God staat, in verbergingen van Gods aangezicht en gevoelige geestelijke verlatingen, in smartelijke kastijdingen en vurige beproevingen, in geestelijke stormen waarin het scheepje vreeselijk op en neer wordt geworpen, wanneer dood den dood achtervolgd en daardoor als aangegrepen, in geestelijke nachten, enz., zien we het in zichzelf zwakke volk des Heeren wel vreezen met groote vreeze. Vele vreezen verontrusten de ziel en in angst roepen ze tot God in den hemel, Die hulp besteld heeft bij een Held. Op Hem te zien in de ellende, is waarlijk een gezicht dat zooveel troost bevat. Denken we om Psalm 107. Dat zwakke en vreesachtige zielen dezen psalm mogen lezen. Ze was menigeen tot moedgeving en versterking des geloofs.

Het wordt wel eens gezegd: Ware helden vreezen niet. Maar dan zulke helden die het vaste vertrouwen op God en Zijne beloften mogen bezitten. Dat alles geschonken als een gave Gods. Dan zegt David: “De HEERE is mijn Licht en mijn Heil: voor wien zou ik vreezen? De HEERE is mijn levenskracht: voor wien zou ik vervaard zijn?” Schrift en ervaring leert echter dat des Heeren volk afhankelijk is in het bezitten van het geloof en deszelfs oefeningen. Zonder door Jezus bediend te worden kunnen ze niets doen. Petrus was een held met zijn mond (Markus 14:31); maar deze held lag spoedig in het slijk der zonde verslagen. Op den Pinksterdag was hij waarlijk een held die niet vreesde, maar dan staande in de kracht en mogendheid des Heeren. Elia was een dapper held op Karmel, maar spoedig was hij held uit, vluchtende voor een dreigende vrouw in de woestijn. Vermogen we iets, zulk komt alleen van den Heere. Zijn Naam alleen alle roem en eere!

De Heere kent de zwakheden van Zijn volk, hun angsten en vreezen op de reis naar het hemelsche Sion. Daarom, niet zonder oorzaak roept hij ze gedurig toe, niet te vreezen. Abraham, de vader der geloovigen, werd ook toegeroepen: “Vrees niet! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.”

Wonderlijk weet de Heere tot Zijn zwakke volk sprekende, door Woord en Geest, hen van alle vreezen te verlossen. Menig kind des Heeren werd op het doodbed neergelegd en vreesde met groote vreeze en de dood was waarlijk een koning der verschrikking; maar o! hoe spoedig kwam er verandering toen de Koning als machthebbende, sprak: “Vrees niet! Ik ben met u; zijt goedsmoeds.” De dood werd een blijde bode. Het werd: Kom Heere Jezus, kom haastelijk!

Hij spreekt tot dat volk en zegt: “Ik help u.” Daarom zult en moet ge niet vreezen. In Zijne groote liefde en goedheid zal Hij ze helpen en overal doorhelpen. Christus is de Held, een Held Die nooit versaagd is; bij Wien de Vader hulp besteld heeft. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij doet Zijn hulp nooit vruchteloos vergen. Hij zal al hunne vijanden beschamen, en in Zijne hulp ligt hun overwinnnig verzekerd. Hij sterkt onder het kruisdragen en helpt door alle verdrukkingen heen. Hij draagt en redt; Hij hoort het geroep Zijner ellendigen en daagt op tot hunne hulp en verlossing. Ziet Israël worstelen met allerlei moeilijkheden in de woestijn, maar Hij Die woonde in wolk-en vuurkolom, ging voor hun aangezicht heen en hielp ze overal doorheen. Als de tegenbeeldige vuur- en volkkolom gaat Hij zijn geestelijk Israël voor en doet ze met een oog op Hem en door Zijne hulp en kracht, alle moeilijkheden doorworstelen. Hij liet ze nimmer schaamrood staan. Met een kleine hulp waren ze wel geholpen, wonderlijk geholpen, en riepen ze uit: Ik zal niet vreezen! De Heere is mij een Steenrots, en mijn Borg, en mijn Uithelper.

‘k Zal Hem nooit vergeten,
Hem mijn Helper heeten,
Al mijn hoop en lust.

Hen die den Heere kinderlijk mogen vreezen, steeds meer kinderlijk wenschen te vreezen, in alle deelen der heiligmaking zich zoo gebrekkig zien; die den Heere tot hun toevlucht en hulpe hebben, behooren niet te vreezen. Dit ligt verklaart in de trouw en liefde van hun Leidsman en Koning, in Zijn woord en belofte: “Vrees niet, Ik help u.” En heeft Hij niet voor al dat volk de zonde verzoend, de schuld betaald, Gods toorn gebluscht, en een eeuwige overwinning verkregen?

Die hier buiten staan, mogen wel vreezen. Ze staan voor eigen rekening. Hebben geen toevlucht en sterkte in den sterken God. Hoe ongelukkig zijt gij onbekeerd zondaar bij den aanvang van dit nieuwe tijdjerk. Gij mocht u door Geesteslicht eens als onbekeerd zondaar leeren kennen. Dan zijt ge aanvankelijk bekeerd. Het oude mocht eens voorbij gaan, het mocht eens alles nieuw worden.

Wellicht dit jaar komt de dag uws doods en moet ge door de Doodsjordaan om voor God te verschijnen. Hoe zal het u dan gaan? Ware bekommering mocht uwe ziel vervullen. Worden uitgeroepen:

O mijn ziel, doorziet ge uw lot?

Hoe zult ge rechtvaardig verschijnen voor God?

Christus mocht uw Toevlucht worden. Uw helper en verlosser; uw gerechtigheid bij en voor God.

De Heere alleen weet, volk des Heeren, wat u dit jaar en verder op uw levensweg zal overkomen. Was Hij u niet steeds ter hulpe? Wist Hij niet wonderlijk u van vrees en angst te verlossen? Waart ge wel niet beschaamd over uw onnoodige vreezen en bekommeringen? Wie was het die u staande hield tot op dezen dag, en uwe vijanden niet over u deed juichen? Hij was het immers, Die ons thans ook toeroept in Zijne groote liefde en trouw, zorg en goedheid: “Vrees niet, Ik help u.” Ons oog mocht steeds op Hem geslagen zijn, alle verwachting van Hem; Zijn trouw, liefde en macht ons tot troost en blijdschap zijn.

God, Die helpt in nood,
Is in Sion groot;
Aller volken macht
Niets bij Hem geacht;
Buigt u dan in ‘t stof,
En verheft met lof
‘t Heilig Opperwezen;
Wilt het eeuwig vreezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's

VREES NIET, IK HELP U

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's