Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paterson, 20 Mei.

Geliefde Broeder in onzen Heere Jezus Christus. Genade, vrede en barmhartigheid worde u over-vloedig geschonken met de uwen.

Ach, dat de Heere in overvloedige mate de lieve Geest over ulieden, ook over de kinderen, mocht schenken: en ook over ons. Dat dan de monden van ouders en kinderen nog eens mochten overvloeien om Hem te loven en te prijzen. Dat er ware liefde en vrede in onze huizen openbaar moge komen; en ook in de gemeente des Heeren. O, wat wordt het weinig gevonden. Is het niet zooals de Apostel zegt: Elkander verbijten, en ziet dan toe dat ge niet van elkaar verteerd wordt.

Nu klagen velen over de duisternis, de vrucht-gevolgen van de zonde; maar mocht er meer bij ons een recht klagen wezen vanwege de zonde zelf, zooals de Profeet zich uitdrukt: “Wat klaagt dan een levend mensch, een iegelijk klage vanwege zijne zonde.”

De Heere Jezus wees daar ook steeds op. Hij sprak juist voor Zijn sterven: “Gij dochters van Jeruzalem, weent niet over mij, maar weent over uzelve en over uwe kinderen.” 0, wat een ellende door de zonde veroorzaakt! En zoo getuigen ook onze zonden tegen ons. Mocht dat ons nu maar meer en meer brengen tot ware vernedering en verootmoediging, met belijdenis van schuld en zonde. O, wat een weldaad aan Zijn voetbank te belijden dat wij en onze kinderen tegen Hem heb-ben gezondigd. Te smeeken: Wees ons genadig, o God! naar de grootheid Uwer barmhartigheden; en: Wijk toch niet, wijk toch niet van ons, en neem het gebed niet weg van onze lippen.

Nu zie ik, geliefden, de treurige toestanden wel liggen, maar ik ben er dikwijls zoo behoefteloos en biddeloos onder. En dan dat booze van binnen. Wat is de mensch geworden door de zonde! Wat zijn wij ook afhankelijke schepselen. Mocht de Heere den Geest der genade en der gebeden nog eens in ruime mate uitstorten, om dan uit de ware behoefte des harten voor en met elkander te bidden. Ouders met de kinderen, en wij met de gemeente met ons tezamen. Ook met de Leeraars en de Leeraars alzoo met en voor elkander. Mocht het meer gevonden worden. De groote Apostel moest ook nog vragen: “Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijnen loop hebbe.”

Dat wij maar een helder gezicht mogen hebben door het geloof van Christus en van de eeuwigheid, welke wij alien met rasse schreden tegemoet Snellen. De Heere leere ons sterven eer het sterven worde. Dat we gemoedigt mogen voortreizen door deze aardsche woestijn. Hierbij zal ik het nu laten. Enkele versjes laat ik volgen, zooals if beloofd heb. Hartelijk gegroet,

—S. TIMMERS.

O, aanziet het heil des Heeren!
Om arme zondaren te verlossen,
Heeft Hij een heilweg uitgedacht,
En dat voor iets van ons begon te leven.

In het Woord wordt het beleden,
Dat Hij verlossing heeft teweeg gebracht.

De Vader heeft Zijn Zoon gegeven,
Gelijk zoo duidelijk is beschreven.

Hij heeft een heilweg uitgedacht,
Waarin de Zoon Zichzelf en offer bracht.

O, wat heeft de Zoon geleden!
En zelfs voor vijanden gebeden.

Hij werd aan het kruishout geklonken,
In een zee van vloek en toorn gezonken,
Wat wij verdiend hebben door de zonden.

Gevoelt gij schuld en zonde groot?
Vlucht als een verlegene tot Hem,
Hij wil u helpen in den nood,
Hij kan u verlossen van zond’ en schuld,
Dat u alles wel met sehrik vervult.

Hij wil bedroefden en treurigen troosten,
Hij is Die zondaars Vriend zoo groot.

De neergebogenen Hij bemint,
En roept hen toe: Zoekt tot gij vindt.

Al komt gij tot Mij met beven,
Ik geef u het eeuwige leven.

Ik maak u van alle schulden vrij,
Door Mijn dood en kruislijden.

Mijn bloed reinigt van alle zonden,
Hetwelk vloeide uit zoovele wonden.

Ai, kom tot Mij maar zonder schromen,
Ik heb vloek en toorn weggenomen.

Mijn bloed reinigt van alle zonden,
Zoodat er is een effen baan.

Gij behoeft nu niet te vreezen,
Voor dat groote en heilige Wezen;
Door Mij kunt gij tot den Vader gaan.

0, geef mij kracht om op Hem te hopen;
Laat mij met mijn gansche hart gelooven,
Ik mocht over mijne zonden treuren,
Hoe groot was mijn droefheid en smart!
Gij hebt mij verlost, O Heere!

Uw Naam zij daarvan alleen de eere.
De Heilige Geest heeft het toegepast;
Het was voor mijne ziele zoo gepast.

O wonder groot! O wonder groot!
Gij maaktet mij daarvan deelgenoot.

Ik dacht wel in he hel te zinken,
En nu mag ik liefde-wijn drinken.

Gij ziet met Uw vriendelijk oog,
Op mij neder van omhoog.

Het zalig worden is zoo’n wonder;
O, dat Gij het mij hebt doen verkonden.

O, dat ik Hem toch altoos moge prijzen,
Zelfs in smart en in het lijden.

Uw liefde is voor mij zoo groot, zoo zoet;
Grooten Ontfermer! wat zijt Gij goed.

Ik besluit mijn brief met het dierbare vers uit Psalm 103:
Loof, loof den HEER’, mijn ziel, met alle krachten;
Verhef Zijn Naam, zoo groot, zoo heilig ‘t achten;
Och of nu al, wat in mij is, Hem preez’!

Loof, loof, mijn ziel, den Hoorder der gebeden;
Vergeet nooit een van Zijn weldadigheden;
Vergeet ze niet; ‘tis God, die z’ u bewees.

Onder mijne brieven, vond ik dezen brief van Ouderling S. Timmer. Menig jaar mocht hij als ouderling de gemeente te People’s Park, Pater-son, dienen.

Ik meen, dat hij den hoogen ouderdom van 88 jaar mocht bereiken. Veel liefde had hij voor het welzijn van Gods Kerk. Hoe gaarne mochten we naar zijn innig bidden en smeeken luisteren. Zijn einde kwam onverwachts. Op Zondagmorgen wil-de bij te bed blijven. Aan voedsel had hij geen behoefte. Een paar Broeders bezochten hem ach-ter de kerkdienst des morgens. Timmers was zalig en hemelsch gesteld. Wonderlijke en heerlijke taal sprak hij. Geen wonder! hij stond reeds voor de poort des hemels; nog maar enkele oogenblikken en de engelenwagen zou zijne geheiligde ziel den hemel binnenvoeren. Achter het middageten, ter-wijl zijn zwakke gade wat rustte; werd hij zonder dat een mensch het merkte, opgenomen. In alle stilte en op zeer zachte wijze, was de ziel de kooi ontsnapt.

Op het graf werd met vrij- en blijmoedigheid gezongen:

“Maar ‘t vroome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Daar zij hun wensch verkrijgen”; enz.

Ook met het oog op de nagelaten betrekkingen, dachten we het goed het voorgaande te plaatsen.—Red.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's