Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IGNATIUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IGNATIUS

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg van vorige nummer)

Toornig richtte de Keizer zich op en vroeg: “Wie is die onverlaat, die den dienst durft ver-storen?” Lang behoefde men nit in het onzekere te verkeeren, wie dit vermetel stuk begaan had: ‘t was de grijze Christenprediker Ignatius. De Bisschop voorzag, dat eene strenge vervolging over de gemeente zou komen, nu de Keizer zelf Antiochie bezocht, en nu wilde hij zich voor den Keizer stellen, om daardoor den storm te bezwe-ren en de gemeente, zoo mogelijk, voor vervolging te vrijwaren. Hij bereikte zijn doel.

Voor Trajanus geroepen, ontving deze den Bisschop met de woorden: “Wie zijt gij, booze geest, dat gij de goden durft verachten en ook anderen aanspoort, onze bevelen te overtreden?” Onverschrokken antwoordde Ignatius: “Niemand kan Theophorus (de bijnaam van Ignatius) een booze geest noemen, want de booze geesten hebben met Gods dienaren niets gemeen.” “Wie is Theophorus?” vroeg de Keizer, waarop het antwoord voldge: “Die, welke Christus in zijn hart draagt.” “Denkt gij dan,” herman Trajanus, “dat wij de goden, die ons in den strijd tegen onze vijanden bijstaan, niet in ons hart dragen?” Ignatius antwoordde: “Gij dwaalt! Er is slechts een God, de Schepper des Hemels en der aarde, en een Christus, Gods eeniggeboren Zoon, Wiens rijk ik hoop deelachtig te worden.” “Bedoelt gij dengene, die onder Pilatus is gekruisigd?” vroeg de Keizer verder. “Ja,” luidde het antwoord. “Hem, die voor mijne zonden gekruisigd is en die den satan met al zijne list en boosheid onder de voeten ge-worpen heeft dergenen, die Hem in hun hart dragen.” “Draagt gij dan den Gekruisigde in uw hart? vroeg Trajanus. “Ja,” was het antwoord, “want er is geschreven: “Ik woon in hen en Ik wandel onder hen.” Onmiddelijk volgde hierop de veroordeeling. Spottend sprak de Keizer: “Wij bevelen, dat Ignatius, die beweert den Gekruisigde in zijn hart te dragen, gebonden naar Rome worde gebracht, en daar, tot verlustiging des volks, voor de wilde dieren zal geworpen worden.”

Wei verre van door dit verschrikkelijk vonnis te ontstellen, vouwde de vrome grijsaard de han-den, zag dankend ten hemel, en riep diep geroerd uit: “Ik dank u, o Heere, dat Gij mij de eere waardig keurt, om evenals uw dienstknecht Pau-lus gebonden naar Rome gevoerd te worden, en daar voor Uwen Naam te mogen sterven.” Deze blijmoedigheid bleef hem tot het laatste oogen-blik bij; hij had begeerte ontbonden te worden en met Christus te zijn. Zegenend nam hij afscheid van zijne dierbare gemeente, die hem luid snik-kende zag henengaan. Vergezeld door twee dia-kenen en begeleid door tien krijgslieden, aan een waaraan hij vastgeketend was, begon hij de lange reis van Antiochie naar Rome. Hoewel hij veel te lijden had van de moedwil der hardvochtige soldaten, zoodat hij hen niet ten onrechte in een zijner brieven met luipaarden vergeleek, was zijn geheele reis toch een ware triomtocht. Te Smyrna had hij het vorrecht den vroomen Bisschop Poly-carpus te mogen begroeten, met wien hij als jongeling aan de voeten van den Apostel Johannes had gezeten. De gansche gemeente aldaar smeek-te om zijn zegen en allerwegen op zijn langen tocht kwamen afgevaardigden der verschillende gemeenten, om den geliefden martelaar op zijn lijdensweg te begroeten. Aan zeven gemeenten zond hij Zendbrieven, door hem geschreven in de uren, waarop zijne begeleiders rust namen. In deze brieven vermaant hij de geloovigen getrouw te blijven in het geloof, alle oneenigheid te ver-mijden en elkaar vurig lief te hebben. Toen hij vermoedde, dat de Christenen te Rome pogingen in het werk wilden stellen om hem te bevrijden, schreef hij hun een brief, waarin hij hen drin-gend smeekte van hun voornemen af te zien. “Laat”, zoo schreef de vrome dienstknect des Heeren, “laat vuur en kruis, laat wilde dieren, laat verbreking der beenderen, verscheuring der leden, laat verbrijzeling van ‘t geheele lichaam en alle boosheid des duivels over mij komen; het zij zoo, als ik Jezus slecht mag hebben. Hem zoek ik, die voor ons stierf; naar Hem strekt zich mijn verlangen uit, die uit de dooden is opgestaan. Laat mij mijnen God in Zijn lijden volgen. Al wie onder u Hem in zich heeft, kan begrijpen, wat er in mij omgaat en hij gevoele met mij, hoe groot mijn strijd is. De Vorst dezer wereld zoekt mij mijn deel te ontnemen: dat niemand uwer hem daarin behulpzaam zij! Het vuur der liefde Gods is brandende in mij en zal niet worden uitgebluscht; het leeft, het spreekt, het roept: “Kom tot den Vader.”

Intusschen was de lange reis volbracht en de Stad der zeven heuvelen lag voor hem. Van heinde en ver waren de Christenen toegestroomd, om den geliefden leeraar nog eenmaal te zien en een laatste troostwoord van zijne lippen op te vangen.

Hij dankte hen voor hunne liefde, knielde met hen neder en droeg hen en alien, die het-zelfde dierbare geloof deelachtig waren, in een innig en roerend gebed aan den Heere op.

Te Rome aangekomen, werd hij voor den Stadhouder gebracht en v/eldra naar het Amphitheater gevoerd, waar duizenden bij duizenden bijeen waren. De grond dreunde van het vreese-lijk brullen der leeuwen, maar Ignatius bleef kalm en bedaard, zoodat zelfs de koelbloedigste toeschouwer zich verwonderen moest. Inderdaad, voor den geloofsheld was de bitterheid des doods geweken. Met schier onbegrijpelijke gerustheid blikte hij in ‘t rond, en te midden der doodsche stilte, alleen nu en dan afgebroken door het akelig gebrul der leeuwen, riep hij met heldere stem uit: “Ik ben Gods tarwegraan; door de tanden der wilde dieren wil ik vermalen worden, opdat ik als een rein brood Gods moge bevonden worden.” Spoedig werd zijn wensch vervuld: de hokken werden geopend en in een oogenblik hadden de uitgehongerde leeuwen den getrou-wen belijder des Heeden verscheurd. Het was de le Februari van het jaar 116. Slechts wei-nige beenderen bleven van hem over, die door zijne treurende vrienden naar Antiochie werden gebracht, waar ze begraven werden. Maar de ziel van Ignatius was de heerlijke ruste inge-gaan, die er overblijft voor het volk van God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's

IGNATIUS

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's