Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKGESCHIEDENIS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

Niet ver van de hoofdstad Malapur was een grafplaats alwaar Thomas de gewoonte had zich af te zonderen tot het gebed en andere godsdienstige verrichtingen. Bij gelegenheid dat hij aldaar weer in het gebed was, overvielen de Brahmannen hem aldaar met hun gewapenden aanhang. Met pijlen en steenen vielen zij op hem aan, terwijl ten laatste één hunner zijn lichaam met een lans doorstak. Dat was het pijnlijk en bloedig einde van Thomas hier op aarde. Vandaar ging zijn ziel de heerlijkheid binnen, om aldaar zijn Heere en God van aangezicht tot aangezicht te aanschouwen en verzadig te worden met Zijn beeld.

Judas

Judas (niet Judas Iskariot) was ook een oprecht dienstknecht des Heeren. Hoewel dezelfde naam dragende als de verrader van Jezus, het onderscheid was groot in hart, leven en einde.

Deze Judas is ook Lebbeus en Thaddeus genoemd, Matth. 10:3. Hij was de broeder van Jacobus (de rechtvaardige), en dus in verwantschap met Christus en een afstammeling uit het huis van David. Dit wordt bevestigd door hetgeen Eusebius verhaalt van den achterdochtigen Keizer Domitianus. Daar hij vernomen had dat er nog eenigen uit Davids huis en Christus maagschap in leven waren, zoo had hij geen rust voor deze opgespoord en voor hem verschenen waren. Vreemd keek deze hoogmoedige vorst op toen er twee kindskinderen van Judas voor hem gebracht werden. Ziende op hun lagen staat, eenvoud en vereelte handen, was hij verzekerd dat hij van hen voor zijn persoon en keizerrijk niets te vreezen had. Met verachting werden ze weggezonden.

In de Handelingen der Apostelen vinden we dat ook deze Apostel met de anderen in ruime mate den H. Geest ontving, en ook met hen smaadheid onderging.

De kerkelijke geschiedenissen melden ons dat de Apostel behalve in het Joodsche land ook werkzaam is geweest onder de heidenen. Na de verlating van het Joodsche land predikte hij in de steden van Arabië en ook van Syrië en Mesopotamië. Menig jaar was hij daarna voorspoedig werkzaam in Perzie. Volgens Necephorus was zijn laatste arbeid te Edessa, waar hij onder begunstiging van den landheer Abgarnus, de leer van Christus met wonderen bevestigde.

Door de Latynsche Kerk werd algemeen geloofd, dat Judas door de magiers (sterrewichelaars) in Perzië op wreeddadige wijze is omgebracht, omdat hij hen zoo onverschrokken durfde bestraffen over hunne bijgeloovigheden en slechte gewoonten.

De Apostel Judas spreekt na zijnen dood nog altijd tot de Kerk des Heeren: “Hem nu Die machtig is u voor struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijne heerlijkheid in vreugde, den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid, Amen.”

Filippus

Iets moet ook gezegd van den Apostel Filippus, die moet onderscheiden worden van den diaken Filippus. Deze Apostel was een Galileër van geboorte. Hoewel de Galiliërs aangezien werden voor woeste, domme en onbeleefde menschen, zoo heeft het Christus echter behaagt om ook Filippus uit hen tot het Apostelschap te roepen en hem te doen zijn een van Zijne zachtmoedige schapen, hem te vervullen met hemelsche wijsheid, met eerbied en ontzag voor de hoogste majesteit en in alle deftigheid het Woord Gods te doen verkondigen.

Aangedaan met kracht uit de Hoogte, heeft Filippus met ijver gearbeid onder Jood en Heiden. Na de verlating van het Joodsche land, was zijn arbeidsveld volgens kerkelijke geschiedenissen, in opper of noordeijk Azië, en wel in dat gedeelte dat eertijds Scythië werd genoemd. Vele jaren mocht hij daar gezegend arbeiden, de leer van Christus met wonderteekenen bevestigend. Op het eind van zijn leven kwam hij te Hieropolus, een zeer volkrijke plaats in Frygië. Onder het dienen van onderscheidene afgoden, bewezen de bewoners ook groote godsdienstige eer aan een draak of slang. Met ontsteltenis zag Filippus de slavernij dier arme schepselen. Hij hield niet op tot God te bidden tot de slang dood of weggeraakt was; om daarna die afgodische menschen te wijzen op de grootheid van hun kwaad om’ een schepsel goddelijke eer te bewijzen en den grooten God en Schepper van het Heelal niet te kennen en te eeren, Die Zijn Zoon in de wereld had gezonden om zondaren van zonde en straf te verlossen, en Die een ieder eenmaal vergelden zal naar zijne werken. Dit was van zulk een gevolg, dat velen beschaamd waren over hun afgoderij, de ketenen der duisternis werden verbroken, en ze den Christelijken godsdienst aannamen. Dit was echter niet naar het genoegen van den helschen draak. De Overheid der stad liet Filippus gevangen nemen en als een voorbereiding tot zijn dood, pijnlijk geeselen. Daarna werd hij als een gebondene weggevoerd en aan een pilaar opgehangen, of volgens een ander getuigenis, gekruisigd.

De Apostel Filippus gestorven zijnde, zoo werd zijn dood lichaam door Bartholomeus, zijn broeder in de verdrukking, en door Mariamne de zuster van F., die hem op zijn reizen vergezelde, weggenomen en eervol begraven. Na de geloovigen in Christus versterkt te hebben, zijn ze vandaar vertrokken. Tot zoover de geschiedenis. “Wees getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens,” Openb. 2:10.

Matthias

Matthias is niet rechtstreeks door Jezus tot het Apostelschap geroepen, gelijk de andere Apostelen. In Hand. 1 vinden we dat hij de plaatsvervanger werd van Judas Iskariot. Mathias werd door het lot verkoren tot Apostel. Ook Matthias deelde in de ruime uitstorting des H. Geestes tot volvoering van zijn ambt. Spoedig moest ook hij deelen in de vervolging te Jeruzalem.

Berst werkzaam in Judea, waar hij niet ongezegend werkzaam was, is hij daarna vertrokken naar Cappadocië, een landschap in Klein-Azië, in het Oosten grenzende aan Romenië. Volgens de geschiedenis waren de menschen aldaar zeer barbaarsch en was zijn onthaal er niet beter. Zeer onbeleefd en onmenschelijk werd hij behandeld. In groote liefde en vurigen ijver mocht hij echter geduldig voortgaan om zielen te winnen voor den dienst van Koning Jezus. Na velen, onder den zegen des Heeren, tot het Christendom overgebracht te hebben, onderging hij daar ten laatste het martelaarschap. Volgens een oud martelaarsboek is hij van de Joden gevangen genomen, en als een Godslasteraar eerst gesteenigd en daarna onthoofd. Een Grieksche geschiedenis echter zegt, dat hij den kruisdood is gestorven, hangende aan een boom. Hoe het ook zij, duidelijk is het dat Matthias de martelaarskroon ontving, en zijn leven heeft opgeoffered voor de goede zaak des Heeren.

Mattheus

De Apostel Mattheus was, eer hij een volgeling van Jezus werd, een dienaar van het Romeinsche Rijk. Gedurig was hij bezig in het inzamelen der tollen voor dat Rijk. Hij was bekend als ‘Levi den Tollenaar.”

Van afkomst was Mattheus een Hebreer uit de Hebreen. De beide namen, Levi en Mattheus, geven het ons te kennen. Hij was een zoon van Alfeus, Markus 2:14.

Werd Levi de tollenaar door zijn landgenooten verfoeid en verworpen, alzoo niet door Jezus. Levi was een van Zijn geliefde schapen.

Mattheus bleef bij de andere Apostelen, totdat er vervolging ontstond tegen de gemeente des Heeren te Jeruzalem. Hij wilde ook smaadheid lijden om Christus wil, en de geeselstriemen ontgingen hem niet.

Nadat Mattheus voor eenige jaren door geheel Judea het Evangelie had verkondigd, is ook hij tot het heidendom doorgedrongen. Met niet veel zekerheid kan men over zijn reizen onder de heidenen spreken. Niet zonder eenige grond is het echter dat hij in het Ethiopië van Azië, heeft gearbeid. Aldaar moet hij door het prediken en doen van wonderwerken, heerlijk over dwalingen en afgoderijen hebben gezegenpraald. Na geestelijke leidslieden en herders over de Christenen te hebben aangesteld, heeft hij aldaar zijn loop geeindigd. Volgens een oud schrijver, heeft hij te Naddabar in Ethiopë, den marteldood ondergaan. Op welke wijze hij zulk een dood onderging, zal wel in het onzekere biljven. Zijn dood voerde hem echter uit het land der verdrukking in het hemelsche Salem, de Kerk des Heeren het troostwoord van Christus nalatende: “En zie, Ik ben met ulieden alle de dagen tot de voleinding der wereld, Amen.”

Bartholomeus

Nu moeten we ook nog iets schrijven over den Apostel Bartholomeus. Weinig leest men van hem in de Nieuw Testamentische Schriften. Hij moet twee namen gehad hebben: de naam van Bartholomeus en Nathanaël. Johannes noemt hem alleen bij den naam van Nathanaël.

Uit Joh. 1 blijkt dat Fillippus en Nathanaël bevriend waren, en dat Filippus dadelijk bereid was zijn vriend tot Christus te leiden. Wat Jezus tot hem sprak is wel allen bekend.

Omtrent den arbeid van dezen Apostel Bartholomeus vermeldt de Schrift niets bijzonders. De kerkelijke gedenkschriften zeggen ons, dat hij zijn reis uitstrekte tot in Indië en wel dat gedeelte het dichtst aan Azië gelegen. Na voor zekeren tijd aldaar het Evangelie te hebben verkondigd, trok hij naar het Westelijk en Noordelijk gedeelte van Azië en predikte in vereeniging met Filippus te Herapolis en Phrygië.

Op voornoemde plaats werkzaam zijnde, ontging hij door wonderlijke tusschenkomst des Heeren, den marteldood. Daar was de plaats en tijd zijns doods nog niet. Nog wat langer mocht hij paarlen winnen voor de kroon van Koning Jezus, Die hij zoo innig liefhad, en het rijk der duisternis bekampen.

Bartholomeus laatste tocht was naar Albanopolen in Armenië. De afgoderij had daar zeer de overhand. Dat Bar. vurig arbeidde om ze daarvan af te trekken, en hen de leer van den waren God en Jezus Christus in te prenten, laat zich begrijpen. Hij ontzag geen opoffering. Hij moest dat met zijn leven boeten. Onverwachts kwam het bevel van den Bevelhebber van die plaats, om hem den kruisdood te doen sterven. Gewillig onderwierp Bar. zich daaraan. De dienaar is niet meerder dan zijn Heere.

De geschiedenis spreekt er ook van, dat hij met het hoofd naar beneden werd gekruisigd, nadat men hem vooraf had gevild. Deze pijnlijke en schandelijke straf ging hij sommige volkeren met den kruisdood gepaard. Dus moest deze dienstknecht des Heeren een smartelijken en langzamen dood ondergaan. De nabijheid van zijn Immanuël en het zien op de onverwelkelijke kroon der eeuwige heerlijkheid, verzoette smart en hoon. Zoo kreeg hij ook gelegenheid om de bekeerde heidenen te vertroosten. Tot het laatste oogenblik was hij daarin bezig.

Hebben de heidenen hem vervolgd gedurende zijn leven op aarde, de ketters deden het na zijnen dood. Ze gaven een Evangelie uit, vol van fabelachtige dingen, dat zijn naam droeg. De Heere heeft er echter voor gezorgd dat het spoedig Apocrief werd verklaard, als zijnde den naam en het opschrift van een Apostel onwaardig.

Simon Kananites

Deze Apostel wordt alzoo genoemd in Matth. 10:4. Wijl hij Simon Kananites genoemd wordt, is men van oordeel dat zijn geboorteplaats was te Cana in Galilea.

In Lukas 8:15 komt deze Apostel voor als “Simon genaamd Zelotes.” De geschiedenis vermeldt ons, dat hij aldus werd genaamd omdat hij voor zijn roeping door Christus, behoorde tot de secte der Zeloten. Deze secte, of spruit der farizeen, waren groote voorstanders van de eere der wet en de zuiverheid van hun godsdienst. Zij merkten zichzelf aan als nakomelingen van Pinehas, die door een grooten ijver voor de eere Gods gericht oefende aan Zimri en Kozbi; en het werd hem tot gerechtigheid gerekend van geslacht tot geslacht, tot in eeuwigheid (Psalm 106:30, 31; Numeri 25). Zoo meenden zij ook het recht te hebben om zonder rechterlijk proces wraak te oefenen en de doodstraf toe te passen aan hen, die beschouwd werden als bijzondere overtreders der wet. Zij zetten het volk aan het Romeinsche juk af te werpen en te staan naar hun vroegere vrijheid. Josephus geeft een breedvoerige beschrijving van hen, en klaagt over hen als een groote plaag der natie.

(Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1949

The Banner of Truth | 16 Pagina's

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1949

The Banner of Truth | 16 Pagina's