Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKGESCHIEDENIS

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)”

Voor Trajanus geroepen, ontving deze den Bisschop met de woorden: “Wie zijt gij booze geest, dat gij de goden durft verachten en ook anderen aanspoort, onze bevelen te overtreden?” Onverschrokken antwoorde Ignatius: “Niemand kan Theophorus (een bijnaam, en beteekent Godsdrager) een booze geest noemen, want de booze geesten hebben met Gods dienaren niets gemeen.””

“Wie is Theophorus?” vroeg de keizer, waarop het antwoord volgde: “Die, welke Christus in zijn hart draagt.” “Denkt gij dan,” hernam Trajanus, “dat wij de goden, die ons in den strijd tegen onze vijanden bijstaan, niet in ons hart dragen?” Ignatius antwoordde: “Gij dwaalt! Er is slechts een God, de Schepper des Hemels en der aarde, en een Christus, Gods eengeboren Zoon, Wiens rijk ik hoop deelachtig te worden.””

“Bedoelt gij dengene, die onder Pilatus is gekruisigd?” vroeg de keizer verder. “Ja,” luidde het antwoord: “Hem die voor mijne zonden gekruisigd is en Die den satan met al zijn list en boosheid onder de voeten geworpen heeft dergenen, die Hem in hun hart dragen.” “Draagt gij dan den Gekruisigde in uw hart?” vroeg Trajanus. “Ja,” was ‘t antwoord, “want er is geschreven: ‘Ik woon in hen en Ik wandel onder hen’.” Onmiddellijk volgde hier op de veroordeeling. Spottend sprak de keizer: “Wij bevelen, dat Ignatius, die beweert den Gekruisigde in zijn hart te dragen, gebonden naar Rome wordt gebracht, en daar, tot verlustiging des volks, voor de wilde dieren zal geworpen worden.””

Wel verre van door dit verschrikkelijk vonnis te ontstellen, vouwde de vrome grijsaard de handen, zag dankend ten hemel, en riep diep geroerd uit: “Ik dank u, o Heere, dat Gij mij de eere waardig keurt, om evenals uw dienstknecht Paulus gebonden naar Rome gevoerd te worden, en daar voor Uwen Naam te mogen sterven.” Deze blijmoedigheid bleef hem tot het laatste oogenblik bij; hij had begeerte ontbonden te worden en met Christus te zijn. Zegenend nam hij afscheid van zijne dierbare gemeente, die hem luid snikkende zag heengaan. Vergezeld door twee diakenen en begeleid door tien dienstknechten, aan een waaraan hij vastgeketend was, begon hij de lange reis van Antiochië naar Rome. Hoewel hij veel te lijden had van de moedwil der hardvochtige soldaten, zoodat hij hen niet ten onrechte in een zijner brieven met luipaarden vergeleek, was zijne geheele reis toch een ware triomftocht. Te Smyrna had hij het voorrecht den vromen Bisschop Polycarpus te mogen begroeten, met wien hij als jongeling aan de voeten van den Apostel Johannes had gezeten. De gansche gemeente aldaar smeekte om zijn zegen en allerwegen op zijn langen tocht kwamen afgevaardigden der verschillende gemeenten, om den geliefden martelaar op zijn lijdensweg te begroeten. Aan zeven gemeenten zond hij Zendbrieven, door hem geschreven in de uren, waarop zijn begeleiders rust namen. In deze brieven vermaant hij de geloovigen getrouw te blijven in het geloof, alle oneenigheid te vermijden en elkander vurig lief te hebben. Toen hij vermoedde, dat de Christenen te Rome pogingen in het werk wilden stellen om hem te bevrijden, schreef hij hun een brief, waarin hij hen dringend smeekte van hun voornemen af te zien: “Laat,” zoo schreef de vrome dienstknecht des Heeren, “laat vuur en kruis, laat wilde dieren, laat verbreking der beenderen, verscheuring der leden, laat verbrijzeling van ‘t geheele lichaam en alle boosheid des duivels over mij komen: het zij zoo, als ik Jezus slechts mag hebben. Hem zoek ik, Die voor ons stierf; naar Hem strekt zich mijn verlangen uit, Die uit de dooden is opgestaan. Laat mij mijnen God in Zijn lijden volgen. Al wie onder u Hem in zich heeft, kan begrijpen, wat er in mij omgaat en hij gevoele met mij, hoe groot mijn strijd is. De Vorst dezer wereld zoekt mij mijn deel te ontnemen: dat niemand uwer hem daarin behulpzaam zij! Het vuur der liefde God is brandende in mij en zal niet worden uitgebluscht; het leeft, het spreekt, het roept: ‘Kom tot den Vader’.””

Intusschen was de lange reis volbracht en de Stad der zeven heuvelen lag voor hem. Van heinde en ver waren de Christenen toegestroomd, om den geliefden leeraar nog eenmaal te zien en een laatste troostwoord van zijne lippen op te vangen.”

(Wordt vervolgd)”

BEROUW”

Aartsbisschop Cranmar werd door Koningin Mary en haar hof verplicht om Rome’s dwalingen te onderschrijven. Dit deed hij, maar kreeg spoedig berouw van zijn daad. Hij betoonde dit, waardoor hij den toorn der Koningin opwekte. De daad van onderteekening kon echter niet ongedaan gemaakt worden. Toen de martelaren eenigen tijd later verbrand werden, hield hij zijn hand in het vuur totdat deze geheel verbrand was. Terwijl het brandde riep hij verscheidene malen uit: “O, die onwaardige hand!””

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1950

The Banner of Truth | 16 Pagina's

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1950

The Banner of Truth | 16 Pagina's