Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKGESCHIEDENIS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

Wat kwam spoedig het groote onderscheid openbaar tusschen Chrysostomus en zijn voorganger Nectarius. Deze was een wereldling, die zijne hooge waardigheid uitte in praalvertoon. Hij heulde met de zonden zijner gemeenteleden, had geld en goed lief. Chrysostomus was een oprecht discipel des Heeren, die de godzaligheid en een ernstig leven beminde; die het heil en de zaligheid der onsterfelijke zielen zocht en daar ernstig om bad. Hij leefde in eenvoud en besteede zijn geld om hospitalen te bouwen en armen wel te doen. Chrysostomus trok met kracht tegen de hebzucht en de weelde der groo-ten en evenmin ontzag hij de loszinnigheid der mindere standen. Laten we een en ander aanhalen uit de geschiedenis, die zoo duidelijk spreekt.

Hij trok krachtig te velde tegen de geldgierig-heid der hoogere geestelijken, als ook tegen de ondeugden der monniken en spaarde zelfs het lichtzinnige hof des Keizers niet. Nectarius had zich nimmer bekommerd om het zielenheil zijner gemeente te Constantinopel; Chrysostomus waakte niet alleen als een trouwe herder over de kudde, die aan zijne zorgen was toebetrouwd, maar hij zond zelfs zendelingen naar de heidenen. Een dezer bekeerde heidenen, een Goth, die thans zelf als voorganger onder zijne landgenooten arbeidde, liet Chrysostomus eenmaal in de hoofdkerk te Constantinopel optreden. ‘t Was een indrukwekkende ure, toen die lichtzinnige inwoners der hoofdstad, zoo trotsch op hunne beschaving, daar op den kansel een bekeerden Barbaar zagen, die uit de Gothische vertaling des Bijbels den tekst voorlas en vervolgens daarover preekte. Toen hij zijne rede geeindigd had beklom de Aartsbis-schop zelf het preekgestoelte. “Heden,” zoo sprak hij, “hebt gij heidenen hier zien optreden om voor u te belijden, hoe groot de macht is van den Gekruisigde. Waar zijn de wijzen dezer wereld? Ze zijn verdwenen! En waar zijn de Evangeliepredikers en tentenmakers? In schier alle talen is Gods Woord overgebracht, waar beschaafden en barbaren de ware wijsheid uit putten. Dit is geschied door de macht van den gekruisigden Heere. En daarom ergere niemand zich, dat ik Barbaren in onze kerk heb laten optreden, want dit is het sieraad, de eer der Kerk; een bewijs van de kracht des geloofs.”

Ook tegen de insluipende dwalingen verhief hij zijne stem Reeds van de vroegste tijden vond men Christenen, die den ongehuwden staat verre verkieslijk achten boven het huwelijksleven, omdat zij het huiselijk leven met zijne zorgen en beslommeringen hielden voor een hindernis op den weg der heiligmaking. Chrysostomus leerde integendeel, dat het huwelijk, wel verre van beletsel te zijn voor de heiligmaking, voor Christelijke echtgenooten juist het middel is om elkaar te steunen op den weg des geestelijken levens; het bestuur des huizes, de opvoeding der kinderen noemde hij edele plichten. Indien ze goed vervuld worden kunnen zij niemand hinderen op den weg des levens; zulk eene vrouw, zulk een man geven ons veel meer dan menig klooster het toonbeeld van een Gode gewijd leven. Standvastig weigerde hij dan ook het huwelijk van een echtpaar te ontbinden, als de man of de vrouw zulks wenschte, om zich te wijden aan een ascetisch leven, d.i. een leven van onthouding.

Met kracht ijverde hij tegen de zonden van aanzienlijken en geringen, van geestelijken en leeken. Dat zulk een man, die als een gestreng boetprediker zijne machtige stem in de weelderige hofstad deed weerklinken, bij vele hartelijke vrienden ook vele bittere vijanden kreeg, kan geen bevreemding wekken. Er ontstond een machtige partie, gesteund door vele geestelijken, die naijverig waren op den roem van den godvreezenden Kerkvader, en die het op zijn ondergang gemunt hadden. Onder den invloed van de Keizerin Eudicia wisten de tegenstanders te bewerken, dat Chrysostomus voor eene kerkvergadering gedaagd werd, waar hij beschuldigd werd van misbruik van macht, van pogingen tot oproer, van hoogverraad, en andere zware misdaden, waarvan het gevolg was, dat hij van zijne waardigheid vervallen werd verklaard. Hoewel hij zich aanvankelijk aan dit hoogst onrechtvaardige vonnis niet stoorde, maar zijn herderlijk werk rustig voortzette, gaf hij zich vrijwillig aan zijne vijanden over, toen ze hem gevangen namen. Tot zijne vrienden sprak hij bij het afscheid: “Broeders, houdt ernstig aan in ‘t gebed, en, om onzes Heere Jezus’ wille, dat toch niemand zijn post verlate! Want ik ben, evenals Paulus, bereid opgeoffered te worden en mijn scheiden is nabij. Ik voorzie, dat ik eerst veel verdrukking zal te lijden hebben, en dan zal ik dit onrustige leven verlaten. Ik ken de booze list des satans, die niet verdragen kan, dat hij dagelijks door mijne prediking wordt aangetast. Christus is mijn leven; het sterven is mij gewin. Dit leven is als eene reize langs den grooten weg, waar alles, lief en leed, snel voorbij gaat. Zijn wij beter dan de Patriarchen? Hebben wij iets voor bij de Apostelen, dat wij langer en beter zouden leven dan zij? Bovendien, de leer van Christus is met mij niet begonnen en zal ook met mij niet eindigen.”

De trouwe leeraar werd naar Bithynië verbannen, maar de vreugde zijner vijanden was van korten duur. Het volk werd oproerig en eischte, dat de verbannene terug zou geroepen worden. Keizerin Eudoxia geraakte in angst en vreeze, want openlijk beschuldigde men den Keizer, dat hij den vromen Bisschop aan de luimen zijner gemalin had opgeofferd. Eudoxia smeekte den Keizer het banvonnis op te heffen en zij schreef zelfs een brief vol berouw aan den verongelijkten Bisschop en vroeg nederig om vergiffenis. Onder het gejuich der menigte betrad Chrysostomus den welbekenden grond van Con-stantinopel en hervatte zijn veelomvattenden arbeid.

Lang duurde intusschen de goede verhouding tusschen den Kerkvorst en het hof niet. De ijdele Keizerin wilde geen afstand doen van haar zondig leven en Chrysostomus kon niet nalaten, haar ernstig en gestreng te bestraffen. Vooral toen ze haar zilveren standbeeld voor de statige Aya Sophia, de prachtige hoofdkerk van Con-stantinopel, liet oprichten, aan welk beeld eene afgodische eer werd bewezen, betrafte de trouwe Aartsbisschop openlijk deze zonde en schroomde niet de wufte Keizerin bij de goddelooze He-rodias te vergelijken, want hij begreep zeer goed, dat zij dorstte naar zijn bloed. “Wederom,” riep hij van den kansel, “danst Herodias, wederom danst zij, en wederom eischt zij het hoofd van Johannes den Dooper!”

(Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

The Banner of Truth | 16 Pagina's

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

The Banner of Truth | 16 Pagina's