Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE RAMP OP GOEREE OVER-FLAKKEE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE RAMP OP GOEREE OVER-FLAKKEE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ramp die door de stormvloed van 1 Febr. j.l. plaats had, is op alle eilanden ernstig geweest, maar de eene plaats werd toch meer geteisterd dan de andere. Zoo zijn te Nieuwerkerk op Schouwen en Duiveland waarschijnlijk tussen de zeventig en tachtig leden van de Geref. Gemeente omgekomen. Wanneer de dijken daar zullen zijn hersteld en er weer kerk zal worden gehouden zullen de rijen daar dus zeer zijn gedund. Op het ogenblik dat dit schrijven (eind Maart) stroomt het water er echter met eb en vloed nog in en uit, de schepen varen nog door de open dijkgaten, zodat het lang zal duren eer de gemeente aldaar weer vereenigd is. En vele slachtoffers zijn nog niet geborgen, er zullen er zijn die nooit meer worden gevonden.

Met de stortzee is tegelijkertijd een zee van ellende en leed over onze lage landen uitgestort en Goeree en Overflakkee werd daarbij niet het minst getroffen. Schrijver dezes, die het alles heeft meegemaakt en later de rampgebieden heeft bezocht, moest bij het aanschouwen van al de kommer en smart uitroepen: o wee nu onzer, dat we zoo gezondigd hebben!

Gods straffende Hand rust zwaar op ons, in een paar uur tijds werd alle welvaart weggeveegd en hele dorpen in puinhopen veranderd. Wij hebben de verwoestingen met eigen oog aanschouwd, de slachtoffers uit het water van onder het puin zien halen en zien ter aarde bestellen in massagraven. Wie zou niet wenen?

Aan de andere zijde blonk Gods barmhartigheid rijk uit te midden van het oordeel. Hij heeft nog niet gans een voleinding gemaakt. Velen werden gered en dat wel op zeer wondere wijze. Enkele voorbeelden willen we daar van aanhalen. De koster der Geref. Gemeente te Oude Tonge dhr. J. van Zanten, wiens vrouw onlangs is overleden, vluchtte toen het water kwam met zijn eenige dochter naar de zolder. Het water steeg tot aan de dakgoot en ging woest tegen het huis te keer. De huizen van de buren zagen zij stuk voor stuk instorten en uit hun eigen huis werd een stuk muur geslagen. De bouwval stond te schudden en zij vreesden niet anders dan dat ieder oogenblik hun woning door de golfslag zou worden weggeslagen. Door het stormgeloei heen hoorden zij het angstgeschrei van de buren die in doodsnood om hulp schreeuwden, een geroep, dat hun weken nadien nog in de ooren klonk. De dochter zei tegen de vader: “zullen we nu zoo moeten verdrinken?” Ontzettende gedachte! Maar op hun noodgeschrei gaf de Heere uitkomst, er kwam na uren van angst een boot, die hen op het critiekste moment verloste.

In dezelfde plaats daarentegen verdronken kinderen des Heeren, onder wie ouderling Fris en Jan Boogert. Het lijk van de eerste is heden zelfs nog niet gevonden. Het werd bewaarheid: “eenerlei wedervaart de rechtvaardige en de goddelooze.” Het zal hun zijn meegevallen: de gang door de doodsrivier werd hen een overgang naar het eeuwige leven.

Te Nieuwe Tonge hadden ook wonderlijke reddingen plaats, die we niet onvermeld willen laten. De oude Klaas Drooger met zijn vrouw zaten op zolder toen de binnendijk doorbrak en hun huis totaal werd weggeslagen. Eenige zolderplanken van c.a. een meter breed bleven in de muur hangen en op dat kleine plaatsje bevonden ze zich als zwaluwen aan de muur, terwijl het water hen over de voeten spoelde. De oude Drooger mocht echter geloven dat zij niet zouden verdrinken en ofschoon zij buiten het dorp woonden werden zij door de redders opgemerkt en veilig op het droge gebracht. Wat heeft die man toen van Gods goedertierenheid geroemd maar ook de dorpsgenoten gewaarschuwd tegen de zonde en ongerechtigheid en opgeroepen tot bekering opdat niet wat ergers zou geschieden!

De Heere heeft in deze stormvloed een stipje van Zijn Majesteit laten zien maar ook betoond, dat Hij boven het rumoer der golven en der baren staat. Op een andere plaats zaten meerdere gezinnen bij elkaar gehokt op een enge ruimte, terwijl de dood hen voor oogen schoon. Eén was er bij die toch een weinigje geloof mocht oefenen, dat hun niets zou wedervaren. En dat werd zoo sterk, dat zij verzocht te zingen: “Maar de Heer zal uitkomst geven, Hij die daags zijn hulp gebied, ‘k Zal in dit vertrouwen leven, En dat melden in mijn lied!” Een hartroerend gezang, temidden van duisternis, storm en het gebruis van het water! Maar de Heere kwam het kennelijk te bevestigen, allen kwamen behouden op de dijk.

Ja ook uit de mond der kinderen heeft de Heere bij deze ramp zijn lof toebereid. Onder tranen vertelde mij een vader, dat zijn tienjarig dochtertje op de zolder van zijn gedeeltelijk weggeslagen huis (van wie reeds een zusje was verdronken) zo vurig tot den Heere kermde en vast kreeg te geloven dat alle overigen zouden worden gered. De kinderen werden op matrassen geplaatst en dreven over de schuimbekopte golven als veertjes naar de dijk. Nog maar net hadden zij het huis verlaten, of het stortte achter hen in. Zouden we dan Gods daden niet roemen en niet beschaamd staan over dit kind? De Heere hoort wel het geroep der jonge raven en zeker van hen, de schreiend tot Hem vluchten.

Op veelvuldige wijze heeft de Heere betoond, dat er bij Hem uitkomsten zijn, zelfs tegen de dood. In den toorn gedacht Hij nog des ontfermens. Hij kwam nog onderscheid te maken, waar geen onderscheid was. Want we zijn toch niet beter of rechtvaardiger dan hen, die op zoo ongedachte wijze de eeuwigheid moesten aandoen. De Heere heeft er ons wat mee te zeggen, n.l. dat we ons zouden haasten en spoeden om ons levens wil, om gegrondvest te worden in dien Eenigen Rotsteen Jezus Christ, die van geen wankelen weet.

Groot is het medeleven door inzendingen van goederen en geld zoowel uit het binnen als buitenland, dat maakt ons klein. Onze vrienden uit Amerika hebben zich daarbij niet onbetuigd gelaten. De Heere heeft de harten nog geneigd tot leniging van de groote nood.

Goeree Overflakkee is nu droog, provisorisch zijn de dijken gedicht. Men zet zich nu in voor het herstel. Maar al zijn de gaten in de dijken dicht, de littekenen blijven. Het mocht bij allen maar een blijvende indruk achter laten opdat er iets uit zou worden geleerd en er een bukken en buigen gevonden zou worden voor de hooge God. Want de verharding zou erger zijn dan de ramp zelf. De ernstige roepstem mocht geheiligd worden, wanneer dat plaats grijpt zou het verlies op welke wijze en in welke mate geleden, groote winst geven. Alles kwijt, maar dan het hoogste goed er voor in de plaats. Dan is er in plaats van te klagen ruimte om te roemen en zou het den dichter uit de 73ste Psalm worden nagejubeld:

Wien heb ik nevens U omhoog,
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog
Op aarde nevens U toch lusten
Niets is er waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit in bitt’re smart
Of bangen nood mijn vleesch en hart,
Zoo zult gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.

Ths. de Waal

Prins Hendr. str. 14

Middelharnis (Holland)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1953

The Banner of Truth | 16 Pagina's

DE RAMP OP GOEREE OVER-FLAKKEE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1953

The Banner of Truth | 16 Pagina's