Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RECHT VOOR DE VERDRUKTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RECHT VOOR DE VERDRUKTE

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Die de verdrukte recht doet.”—Psalm 146:7a.

I.

SALOMO, Israëls koning, had gezien al de onderdrukkingen, die onder de zon geschiedden; en ziet, er waren de tranen der verdrukten en dergenen, die geen trooster hadden; en aan de zijde hunner verdrukkers was macht, zij daarentegen hadden geen trooster.

Inderdaad, de wereld, die eenmaal een paradijs was, is nu door de zonde een huilende wildernis geworden; een jammerdal. In onze diepe val in Adam hebben wij alles verwoest. Door onze moed- en vrijwillige ongehoorzaamheid, door de overtreding van Gods gebod, hebben wij over onszelf, maar ook over de geheele schepping de vloek gebracht. De Heere heeft het immers gezegd: Het aardrijk is om uwentwil vervloekt en het zal u voortbrengen doornen en distelen.

Elk mensch heeft een strijd op aarde en wat een stroom van ellende rolt er over de wereld, van dag tot dag, omdat wij onszelf van God hebben losgescheurd en ons alle ellende hebben onderworpen vanwege onze zonden. Maar ook, omdat wij Gods beeld verloren hebbende, nu lijfeigenen des duivels zijn geworden. De waarheid zegt en dat is ons aller staat. Hatelijk zijnde en elkander hatende.

Onttrok God Zijn algemeene genade van ons, en gaf Hij ons over aan onszelf, dan was de wereld een hel en dan sloeg de één de ander dood. Geen samenleving op de wereld was er meer mogelijk. Ons portret kunnen wij vinden in Rom. 3 en ieder, die zichzelf heeft leeren kennen, zal het met zijn gansche hart beamen, dat het de volle waarheid is. In onze staat, door de val, zijn wij verwoesters geworden en wij kunnen niet anders dan onszelf en onze medemenschen verwoesten.

Neen, wij hebben onze handen daar niet voor op te heffen, maar in ons hart, met onze oogen en met onze tong kunnen wij in een oogenblik zooveel verwoesten, dat het nooit meer hersteld wordt. Geen wonder, dat er bittere tranen geschreid worden, wanneer wij door de overtuiging en ontdekking des Heiligen Geestes oogen krijgen om te zien hoe jammerlijk diep wij gevallen zijn in de bondsbreuk van Adam. Vele menschen kunnen er zoo hard en koel over spreken, doch opent God in waarheid er onze oogen voor, dan is het een zaak, die ons hart raakt.

Het eerste stuk, van de ellende, zijn zij maar voorbij gestapt. Zij roemen in de verlossing, prijzen de Verlosser, maar die arme menschen hebben nooit geleerd in welk een jammerlijke staat de mensch ligt. Het is voor hen nog nooit geweest buiten hoop, nog nimmer: Verloren! verloren!

Gods ware volk leert er hier aan deze zijde van het graf iets van, uit welke groote nood en dood God Zijn volk verlost en tot het einde verlossen moet.

Voor dat volk wordt het dan ook alleen maar een groot en eeuwig wonder, dat God hen van eeuwigheid heeft gekend en verkoren.

Voor dat volk een oorzaak van diepe vernedering, dat God bewogen in Zichzelf met behoud en verheerlijking van Zijn Goddelijk recht in Christus Jezus een weg gebaand heeft, om hen uit de staat der zonde te brengen in de staat deigenade. Ja het is een oorzaak van blijdschap voor dat volk, dat waar zij Gods beeld hebben verwoest, het hier in de tijd weer aanvankelijk door Gods Geest in hen wordt hersteld.

En dat geschiedt wanneer God Zijn volk door de onwederstandelijke bediening des Heiligen Geestes op Grond van de genoegdoening en gerechtigheid van Christus roept uit de dood tot het leven. Dan worden zij de Goddelijke natuur deelachtig en worden deelachtig dat nieuwe, geestelijke leven, dat zichzelf mishaagt en God behaagt. Dat leven wordt in de vruchten openbaar; Gods werk kan niet verborgen blijven.

O, wie zal er ooit woorden voor kunnen vinden om Gods groote liefde en genade uit te roepen, verheerlijkt, bewezen en bevestigd aan in zichzelf dood- en doemschuldige Adamskinderen.

En die verwondering stijgt steeds hooger naarmate wij in de leerschool des levens onszelf hoe langer hoe meer leeren kennen en aan de weet komen wat onze grondslag in Adam is.

In onze tekst gaat de dichter voort Jacobs God te verheerlijken en Hem met bewijs op bewijs voor de ooren der gemeente te prijzen in Zijn almacht en goedertierenheid, opdat het bedrukte volk zijn betrouwen alleen op de Heere, hun God, stelle.

Die de verdrukte recht doet.

Zeker, wij zijn alle ellende onderworpen en zoo God ook met Zijn volk in het gericht zou treden, wie zou voor Hem bestaan? Wat is dan de bewaring en de verschoning Gods gedurig groot over Zijn volk. Niet dat God over de zonde heenstapt; neen, dat zou in strijd zijn met Zijn Goddelijk Wezen; maar Hij verzoent hun ongerechtigheid in het bloed Zijns Zoons en bewijst hun Zijn genade. Hij handelt Vaderlijk en liefelijk met de Zijnen. Hij kroont hen met goedertierenheden en barmhartigheden. Petrus waarschuwt in zijn brief de geloovigen om toch niet te lijden als een doodslager of dief, of kwaaddoener, of als één, die zich met eens anders doen bemoeit, 1 Petr. 4:15. Helaas, dat heeft ook plaats, doch dat is tot oneere van God en tot schade van onze eigen ziel.

Wat hebben wij steeds de bewarende hand des Heeren van noode. Welgelukzalig is de mensch, ook in deze, die maar geduriglijk vreest. Wat overschatten wij onszelf vaak en wat is ons leven vaak ondoordacht en onopmerkzaam. Het is een voorrecht wanneer wij maar steeds het bangste zijn voor onszelf en bewaard worden door de Heere.

Maar nu in deze tekst gaat het over de onrechtvaardig verdrukten.

Wij hebben een voorbeeld in Jacob, die onrechtvaardig verdrukt werd door Laban.

Tienmaal had hij Jacobs loon veranderd.

Israël in Egypte werd verdrukt door Farao.

David door Saul, zoovele jaren achtereen.

De kerk in Babel; en vermenigvuldig zelf de voorbeelden maar! Zij liggen in Gods Woord voor het grijpen.

Krachtens Gods vrij en souverein welbehagen maakt de Heere onderscheid daar, waar geen onderscheid is. Hij ontfermt zich diens Hij wil en Hij verhardt die Hij wil.

Tot volvoering van dat eeuwig welbehagen heeft God Zijn Zoon verordineerd in de stilte van de nooit begonnen eeuwigheid. En van de Zoon lezen wij in Gal. 1:4: Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige, booze wereld, naar de wil Gods des Vaders. De wil des Vaders was ook de wil des Zoons. Van eeuwigheid tot eeuwigheid is er een volmaakte harmonie tusschen de drie Goddelijke Personen. De Zoon had lust om Gods welbehagen te doen. En nu heeft die gezegende Borg, Die waarachtige God, maar ook waarachtig en rechtvaardig mensch was, aan het Goddelijk recht voldaan en eeuwige gerechtigheid aangebracht door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid.

In de tijd van Gods welbehagen valt dan de scheiding. Satan moet zijn prooi loslaten. De duivel raakt die uitverkorenen kwijt. Christus eischt hen op als degenen, die Hem van de Vader gegeven zijn en als loon op Zijn Middelaarsarbeid.

Dat volk is zeer gewillig op de dag van Gods heirkracht. Gods Geest overwint hen en zij geven zichzelf onvoorwaardelijk over.

God Zelf heeft in het Paradijs in de val vijandschap gezet tusschen het Vrouwenzaad en het slangenzaad. En nu door alle tijden en eeuwen is daar een strijd, die alleen maar geëindigd zal worden wanneer Christus zal komen op de wolken des hemels; een vijandschap, die tegen Christus gekeerd is, docht uitgewerkt wordt tegen allen, die tot Christus behooren en in Hem zijn begrepen.

Vandaar, dat Christus tot Zijn discipelen en in hen tot de gansche kerk gezegd heeft: In de wereld zult gij verdrukking hebben.

Wij zouden die woorden uit Christus’ nagelaten testament wel eens willen schrappen, maar wij kunnen met onze vingers er niet bij. Het blijft staan en het gaat door, zoo lang Gods volk hier op aarde is. Het is hier een strijdende kerk en het zal zoo blijven, totdat de verwisseling met de triumfeerende kerk plaats heeft.

Nu is het zoo, dat die verdrukkingen door God zijn bepaald, ook wat de mate en de duur er van betreft.

Toch zijn het, wanneer het bezien mag worden in het licht van de eeuwigheid, maar zeer lichte verdrukkingen. Konden wij het ook altijd zoo bezien, dan stonden wij er vaak anders tegenover. Maar och, geliefden, het wordt in alles openbaar, dat wij steeds maar licht van de hemel noodig hebben en genade om al de wegen Gods in ons leven te aanvaarden en over te nemen.

Na ontvangen genade wordt het openbaar, dat vleesch en bloed zich de wet Gods niet onderwerpen. Wij staan God maar gedurig in de weg en willen onszelf maar helpen en redden. Wij staan Christus maar tegen, ook in de volvoering van Zijn Middelaarsbediening.

Wij staan dadelijk maar met een zwaard in onze hand, instee dat wij onszelf met lot en weg in de hand des Heeren overgeven.

II.

En daarom, welk een weldaad is het, wanneer Gods kind er toe verwaardigd mag worden: Wreekt uzelf niet, beminden. Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, spreekt de Heere.

Wanneer wij ook in deze uitgewerkt en doodgewerkt zijn, dan neemt God het voor Zijn volk op. In stilzitten en vertrouwen zal ulieder sterkte zijn.

O. het is Gods eigen lieve werk om Zijn volk met alles aan het eind te brengen. Wij zouden het nooit opgeven. Maar gelukkig als Jacobs heupspier verwrongen wordt en hij als ‘n verdoemelijke in zichzelf voor God neervalt. In de Goddelijke vierschaar, waar de eerste Persoon om Zijn recht komt en Zijn recht handhaaft, treedt de tweede Persoon op als Advocaat voor degenen, die de Vader Hem van eeuwigheid gaf. En de Heilige Geest werkt dat geloof, maar brengt ook dat geloof in oefening. Het is alles Gods werk, ook verder in hun leven.

Wanneer het geloof werkzaam mag zijn, afziend van eigen kracht en sterkte, maar ook van alle schepselen, om dan alleen en geheel ons op de Heere te verlaten; dan is het: Hij zal mijn twist twisten en mijn recht uitvoeren aan het licht.

Die gezegende des Vaders, de Heere Jezus Christus, is gisteren en heden Dezelfde en tot in der eeuwigheid. Op Hem kan de kerk aan, Hij kan niet alleen helpen, maar wil en zal ook helpen.

En Zijn helpen is wonderlijk. Wie verdrukt wordt en geen recht kan krijgen, en die men daarom aan zijn lot overlaat, vindt zonder dat hij er om vraagt Jacobs God naast zich en Hij geeft hem wat de menschen hem onthouden. Hij doet hem recht.

Niet altijd dadelijk. Neen, God beproeft Zijn volk wel eens. Ja soms lange tijden. David zong in Psalm 40: Ik heb de Heere lang in mijne druk verwacht. Het gaat er soms zoo diep door, dat de kerk klaagt: Mijn weg is voor de Heere verborgen en mijn recht gaat van mijn God voorbij.

Soms schijnt het alsof de duivel regeert en satans trawanten al hun macht openbaren om Gods volk te benauwen. Wat kan het geweld der hel groot zijn. David betuigde in Psalm 42: Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij de gansche dag tot mij zeggen: Waar is uw God? Soms lastert de vijand de Naam Gods op zulk een schrikkelijke wijze in ons, dat de benauwdheden des harten zich wijd uitstrekken.

Soms doet hij niet anders dan spotten en dan in bondgenootschap met die groote verrader van binnen in ons eigen hart. Ik kan het alles niet noemen in woorden, hoe ver het soms gaat. Satan, wereld en eigen verdorven vleesch zijn machtige verbondenen, maar ook rustelooze vijanden. De wereld haat dat volk omdat zij van de wereld niet zijn en op sommigen van Gods kinderen of knechten hebben die vijanden het op een verschrikkelijke wijze gemunt.

De verdrukking is bij al Gods kinderen niet even sterk en even zwaar. Daar is God ook weer vrij in. Doch er zijn er, die, zelfs met groote en bewuste genade bedeeld, zoo geplaagd worden uit- en inwendig, dat hun leven raakt tot aan het graf. Er zijn gevallen van zielen, die als van de eene hoek naar de andere getrapt worden. En al gaat het dan niet bepaald over hun staat voor de eeuwigheid, dat er dan zulke aanslagen gedaan worden op het Wezen Gods, op de Personen in dat Goddelijke Wezen, op de werken Gods, op de volmaaktheden Gods, op het Woord Gods, dat het hun bange is. In hun eerste overtuiging hebben zij soms ook een zware strijd gehad en later, toen God om Zijn recht kwam, dat de banden des doods en de angsten der hel hen verschrikten. De benauwdheid zou niet ten tweeden male oprijzen. Maar daar kunnen andere diepten geopend worden en ver gaande verdrukkingen hun deel zijn, dat zij in uiterste engten gedreven worden. Hiskia, nadat God hem vrede had gegeven van rondom, dus dat beteekent ook in zijn hart, riep na de bewuste rechtvaardigmaking uit: Ik word onderdrukt, wees Gij mijn Borg. Het was toen die doodelijke krankheid hem had aangegrepen en hij het moest leeren, dat alleen Christus zijn leven was.

Het behaagt de Heere soms Zijn volk onder vele verdrukkingen te brengen. Maar het is een weldaad, dat het altijd beperkt is. Denk aan de historie van Job. God laat Zijn volk nooit beproefd worden boven vermogen.

Maar ja, het kan wel zoo donker zijn inwendig, dat wij niets bezien kunnen. Wij worden steeds armer, dwazer en blinder in onszelf en steeds meer afhankelijk. Gods weg is zoo geheel anders dan dat wij het ons voorgesteld hebben. Gods volk kan het maar niet altijd bezien, dat de verdrukkingen Vaderlijk zijn. Zij vreezen zoo vaak dat het anders is. Al heeft God onze oogen geopend, dan moeten wij toch gedurig nog het licht van boven hebben om de zaken recht te kunnen bezien.

Het is groot voor Gods gunstgenooten om in de druk een open toegang tot Gods troon en hart te hebben. Dan is de druk geen druk. De zwaarste druk voor Gods volk is, wanneer zij niet bij God kunnen komen en niet onder God kunnen buigen.

Het is een voorrecht in de druk ondersteund en vertroost te worden; te mogen ervaren dat God een toevlucht en sterkte van hun ziel is. Dat Zijn liefdeoog op hen geslagen is. De moed niet verliezen, Spr. 3:11, maar moed scheppen bij de herinnering aan de vroegere uitreddingen. Niet geschokt worden in hun geloof, maar met David de eigen ziel mogen aanspreken:

Voed het oud vertrouwen weder,
Zoek in ‘s Hoogsten lof uw lust.
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwiss’len in geluk.
Hoop op God, sla ‘t oog naar boven,
Want ik zal Zijn Naam nog loven.

Dan zijn zij geduldig in de verdrukking, verblijden zichzelf in de verdrukking. En inzonderheid als het een verdrukking is in de vereeniging en gemeenschap met die vernederde Borg Christus, dat zij met Hem mogen lijden. O, welk een verwaardiging, om de voetstappen van Christus te mogen drukken. Hem gelijkvormig te mogen worden reeds aanvankelijk hier op de wereld. Maar dat is iets bijzonders. Het is veelal zoo anders. Denk maar aan die lieve Nazireër Gods, Simson. Onder welk een druk kwam hij. Zeker ook uit haat tegen de genade, die hij ontvangen had, maar ook vanwege zijn eigen schuld en zonde, daar hij zich aan die lichtzinnige Delila had overgegeven.

III.

Maar nu die onveranderlijke verbondstrouw en liefde, dat de dichter van die God getuigen mag: Die de verdrukte recht doet.

De Heere Jezus als de plaatsbekledende en schuldovernemende Borg Zijns volks is verdrukt geworden, Jes. 53:7. Hij is mishandeld geworden. Hij is van God geslagen en verdrukt, omdat Hij in de plaats van Zijn volk moest voldoen aan Gods recht. Onder het volle gewicht van Gods toorn en gramschap heeft Hij gebogen, maar ook die toorn gestild en die gramschap geblust, doch ook verworven een volmaakte gerechtigheid om dezelve aan de Zijnen toe te passen. Sion wordt door recht verlost.

Onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed, maar alleen op grond van Christus’ eeuwig: geldende gerechtigheid spreekt God Zijn volk vrij van schuld en straf en geeft hun een recht ten eeuwigen leven. Dan wordt de druk der zonde, die druk van vloek en toorn weggenomen. Dan krijgt dat volk zijn gerechtigheid weer terug, Job. 33. Maar daarmede is de strijd niet geëindigt.

Een oude, reeds vele jaren ontslapen leeraar zei zoo vaak op de preekstoel: Wanneer God Zijn volk gerechtvaardigd heeft in de vierschaar van hun consciëntie, dan zijn zij niet aan het eind, maar op de weg om te beginnen. Ja, de mensch is wat dwaas en blind. Hij zoekt maar naar rust, maar naar een vleeschelijke rust. En het is hier het land der ruste niet. In de hemel zal Gods volk rusten van alle onrust. Hier is het terrein van de strijd.

Satan, die groote verdrukker, houdt niet op zoo lang Gods volk hier op aarde is en nog uitwoont van de Heere. En die godzaliglijk leven zullen vervolgd worden. In de oogen dergenen, die gerust zijn, zijn het verachte fakkels. De vijandschap blijft hier niet verborgen. Wat kan het leed hen diep ter neder drukken. En dan in zichzelf geen kracht tegen die groote menigte, geen geweer in die strijd.

Maar de kerk van de oude dag mocht uit eigen zielervaring getuigen: De Heere doet gerechtigheid en gericht allen, die onderdrukt worden. Hij is een hoog vertrek voor de verdrukte, een hoog vertrek ten tijde van benauwdheid. Die gezegende Borg treedt voor dat verdrukte volk tusschenbeide. Hij doet hun recht. Hij beschaamt de hel en rekent met de vijanden af. Hij neemt het voor Zijn verdrukte volk op:

Gij heft mijn hoofd omhoog
En doet m’Uw gunst aanschouwen.

Neen, dat arme volk komt in de druk niet om. Hier aan deze zijde van het graf redt Hij hen keer op keer. Christus ontbloot de arm Zijner sterkte en staat op ter verlossing van Zijn gunstgenoten. Hij stond eenmaal op uit de dooden tot reehtvaardigmaking Zijns volks, maar zoo staat Hij ook op om Zijn gerechtigheid te openbaren voor de oogen der heidenen. De kracht en de vrucht van Zijn volmaakte middelaarsbediening schenkt Hij de Zijnen, zoodat zij in Hem hun hoofden mogen opheffen en van vreugde mogen opspringen om die eer.

Door Christus gerechtigheid worden zij verhoogd. En waar de Vader al het oordeel aan de Zoon heeft overgegeven, daar zal Hij hun recht doen, ook straks in de ure des doods, daar hun ziel verlost uit de strijd des levens, opgenomen wordt in heerlijkheid.

Maar eenmaal in het laatste oordeel, wanneer Christus zichtbaar verschijnt op de wolken des hemels, zal Hij het recht van de Zijnen volkomen openbaren. Dan zullen zij daar staan, ziel en lichaam weer vereenigd van alle strijd en onderdrukking voor eeuwig ontheven. Hun aangezichten, die hier vaak bemodderd en verwrongen waren van droefheid en smart, zullen dan blinken van blijdschap en vreugde. O het heil van Gods kerk ligt alleen in God, en hun zaligheid alleen in Christus.

Die de verdrukte recht doet.

Zijn eer is er aan verbonden. En daarom: Hij zal hun gewisselijk recht doen. Maar dat houdt ook in, dat de verdrukkers en onderdrukkers van Gods kerk en kinderen het zwaar te verantwoorden zullen hebben. Het vonnis is reeds in het Paradijs geveld. En op Golgotha heeft Christus getriumfeerd over al de machten der hel. Hij heeft satans kop vermorzeld en de wachters werden als dooden, toen Christus als overwinnaar van satan, dood, zonde en hel opstond in Jozefs hof.

Wij kunnen beter behooren tot degenen, die verdrukt worden, dan tot degenen, die Gods volk verdrukken en benauwen. Vroeg of laat zal het oordeel, het zware oordeel Gods de vijanden treffen. Wie zijn volk aanraakt, raakt Zijn oogappel aan. Farao, die de kerk wil laten verdrinken, verdrinkt zelf. En Haman, die Mordechai wil ophangen, hangt straks zelf aan de galg te bengelen. De zielen onder het altaar roepen om wraak en dat oordeel kan niet dan vreeselijk wezen. Gelukkig degene, die door wederbarende genade van verdrukker en vervolger een bedrukte en een voorvechter mag worden. Dat alleen vermag de alles overwinnende genade Gods in Christus door de Heilige Geest.

Onderdrukt volk, wees niet al te zeer bedroefd. Uw Verlosser is sterk, Heere der heirscharen is Zijn Naam. In Christus zijt ge meer dan overwinnaars. Hier zijn er toch oogenblikken, dat God u recht doet en dat ge door de toepassing van Christus’ volmaakte gerechtigheid moogt juichen over uw vijanden. En ten slotte, het is hier maar een verdrukking van tien dagen. Misschien zijn er al negen van om. Daarom: Zijt geduldig in de verdrukking en volhardt in het gebed. Dat ge veel door het geloof zien mocht op Hem, Die de verdrukte recht doet. Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1953

The Banner of Truth | 16 Pagina's

RECHT VOOR DE VERDRUKTE

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1953

The Banner of Truth | 16 Pagina's