Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEKOMMERING BLIJFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEKOMMERING BLIJFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie zal mij voeren in een vaste stad?

Wie zal mij leiden tot in Edom?

—Psalm 60:11

III.

In de dagen, die achter lagen, had de Heere dat volk vanwege hun zonden verstoten. God had hen gescheurd; Hij was toornig op hen geweest. Hij had het land geschud, het gespleten; een harde zaak doen zien; gedrenkt met zwijmel-wijn. De vijanden waren als een roede gebruikt om het volk te tuchtigen, maar het was hun niet toegelaten om het volk te verderven. De God des eeds en des verbonds houdt getrouw Zijn Woord. Hij had Zijn volk een banier gegeven in het Woord Zijner beloften. En de inhoud van dat woord der belofte was de redding in de Messias, Die eenmaal verhoogd zou worden op Golgotha, en gegeven is tot een verbond des volks. En nu in Christus zouden zij overwinnen. Zij hebben wel Gods toorn gevoeld, maar dat gevoel heeft de vrijmoedigheid niet weggenomen om tot God op te zien en van Hem de verlossing te verwachten. Het is God Zelf, Die door Zijn Geest Zijn volk opwekt om tot Hem op te zien. Wat onmogelijk is bij de menschen, dat is mogelijk bij God.

Inderdaad, wat wij onmogelijk gemaakt hebben door onze diepe val, dat heeft Christus weer mogelijk gemaakt door Zijn eeuwig geldende offerande. Door Zijn bloed is die versche en levendige weg geopend, waardoor wij in alle nood en dood een toegang, een ingang en een doorgang hebben tot de troon der genade. En wanneer dan door de bediening des Heiligen Geestes Gods volk het geloof mag oefenen, dan verlaat dat volk zich op de Heere. Dan krijgen zij in die oefeningen kracht om zich vast te klemmen aan de levende God, in het vast vertrouwen, dat Hij kan, dat Hij wil, maar dat Hij ook zal verlossen en de Zijnen nooit zal beschamen.

Mijn God zal mij hooren!

Gods doel is toch altijd om door al de strijd en moeite heen Zijn Naam groot te maken en Zijn volk te laten gevoelen, maar ook te doen zien, wat Hij voor hen is en blijft. Gods volk moet wel door het water en komt wel in het vuur, maar het is ook waar, dat die getrouwe Jehova met hen meegaat en hen nooit zal laten verdrinken of verbranden.

Maar nu ook in het standelijke leven rijzen er telkens zulke groote bezwaren. De strijd blijft tot het einde toe. Het is hier het land der ruste niet. Licht en donker, strijd en overwinning, wisselen elkander maar af. Dat heeft David ondervonden, en dat is de ervaring van al degenen, die uit satans heerschappij zijn verlost en gekomen onder de banier van Koning Jezus. Christus heeft het voorzegd: In de wereld zult gij verdrukking hebben. Wanneer God goed is voor Zijn volk, is de duivel zoo boos. Hij is zoo verwoed op het erfdeel des Heeren.

In het Noorden had David de Syriërs verslagen, en nu in het Zuiden vielen de Edomieten weer in het land.

De bekommering blijft. En dat blijkt ook noodzakelijk te zijn in het leven van Gods gunst-genoten. Ons vleesch begeert die wegen niet, maar God keurt het noodig, om maar steeds aan Hem gebonden te blijven. Onze natuur zoekt maar rust en wij zijn een vijand van banden en gevangenissen, van druk en kruis. Wie zichzelf een weinig heeft leeren kennen, die zal het wel beamen, dat wij nergens meer bevreesd voor moeten zijn dan voor onszelf. Onze natuur is zoo genegen om God aan Zijn plaats te laten, om met de eer zelf weg te loopen en te rusten en te leven uit hetgeen gebeurd is. Wij zullen de weg wel afsluiten door verdere oefeningen en meerdere openbaringen; doch wat is het een weldaad dat God regeert. Hij komt zulke wegen met de Zijnen te houden, dat Hij de Zijnen maar steeds tot Hem trekt, en dat Hij Zichzelf steeds nader en klaarder aan hen kan openbaren en uitlaten in Zijn verlossende liefde en alles overwinnende genade. O, het is zoo profijtelijk om maar steeds in de engte gedreven te worden, want dat is de weg bij voortdurendheid om eigen krachten te verachten en te beleven:

Welzalig hij, die al zijn kracht
En hulp alleen van U verwacht;
Die kiest de welgebaande wegen.

Psalm 84:3

En nu in de weg van heiligmaking leert Gods volk Edom kennen, van buiten en van binnen. Die oude mensch der zonde spant maar gedurig samen met de vorst der duisternis. En altijd en altijd liggen zij maar op de loer om in dat land in te vallen en verwoestingen aan te richten. Soms zegt dat volk wel eens: O vijand, houdt ge nu nooit op! En dat volk moet maar gewaar worden, dat in hen geen kracht is tegen die groote menigte. Zij zijn van zichzelf zoo zwak, dat na al wat er in hun leven heeft plaats gehad, zij toch niet vermogen één vijand te overwinnen. Wij probeeren het wel gedurig, maar de Heere is zoo goed voor Zijn volk, dat het steeds weer mislukt. Het zit zoo diep in ons hart geworteld om onszelf te helpen, maar wij worden gewaar, dat God Zijn eer niet aan een ander geeft, noch Zijn lof de gesneden beelden. De wachters aan het graf zijn niet weggeloopen voor de vrouwen en de discipelen, maar toen de Vader Zijn heilig Kind Jezus opwekte en toen die Borg door Zijn kracht opstond uit het graf, zijn allen weggevlucht.

Alleen door de kracht van Christus kunnen zij de vijand bestrijden; alleen in Zijn kracht overwinnen en triumfeeren. En het is een groote genade om het in de handen van Christus over te mogen geven: “Twist, Heere, met mijn twisters; strijd met mijn bestrijders. Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil … en de Engel des Heeren drijve hen weg,” Psalm 35.

Zij moeten het maar verliezen, om het met Christus te winnen. Hij alleen kan dat Edom maar onderwerpen. En nu is dat in hun leven maar ten deele. Christus zal eenmaal al Zijn en hun vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, en dan zullen alle vijanden worden als stof onder hun voeten.

Die blijde tijding zal voor dat volk, welks leven Christus geworden is, aanbreken. Hier moet dat volk veel zuchten en met tranen zaaien, uitroepend: “Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” En hoe menigmaal verspert satan de weg voor Gods kinderen, dat zij niet door kunnen gaan. Toch is ook dat weer zoo nuttig voor hun ziel, opdat steeds weer Christus in Zijn volheerlijke bediening Zichzelf aan hen zal openbaren, en zij ervaren zullen, dat Hij de banier draagt boven tienduizend. Dat Hij steeds voor hen tusschentreedt bij de Vader, en moed en kracht schenkt om de loopbaan te loopen, die hun voorgesteld is.

Hij wil te allen tijde Zijn kracht in hun zwakheid volbrengen; maar hen ook opwekken om te verlangen naar het eind van de strijd in onderwerping aan de wille Gods.

Door de dood moeten zij toch tot de eeuwige overwinning gebracht worden. De dood is de laatste vijand, die te niet gedaan moet worden. En soms kan die dood hen nog zoo benauwen en aangrijpen, om te leeren, dat zij niet alleen genade noodig hebben om te leven, maar ook genade noodig hebben om te sterven. De Heere weet wel wegen te openen voor Zijn volk om maar aan de grond te blijven, en om alleen hun hoop op God te stellen, en gedurig maar te vergeten wat achter is en zich te strekken tot hetgeen voor is, jagende naar het wit, tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus, Filipp. 3:14.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1954

The Banner of Truth | 16 Pagina's

DE BEKOMMERING BLIJFT

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1954

The Banner of Truth | 16 Pagina's