Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HERINNERINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERINNERINGEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dordrecht, 11 October 1934.

(Uit een predicatie over Matth. 25).

Zeer opmerkelijk lezen wij in Matth. 25: “Alsdan zal het Koninkrijk der Hemelen gelijk zijn aan tien maagden … enz.”

Mijne toehoorders, heeft ’t Uw aandacht wel eens getrokken, dat beide groepen van vijf en vijf, aangeduid worden door maagden?

Niet alleen de wijzen, (dus uitverkorenen), maar ook de dwazen worden “maagden” genoemd.

Deze laatste vijf worden niet vergeleken met heidenen, goddelozen, of andere opzienbare slechte mensen. Neen, de Heere noemt hen evenals de wijzen, “maagden.”

En waarom?

Omdat ze in hun standsleven even vroom — kuis en godsdienstig leefden als de wijzen, dus als Gods volk.

Zo, in hun uitwendig leven was er geen onderscheid te zien tussen die tien maagden. Men zou zeggen: “Waren het werkelijk allen maagden? Was er in hun leven geen verschil? Ook in hun handel en wandel niet?” (Want immers waren allen wachtende op de Bruidegom?)

Volgens Oosterse wijze bleef de Bruid met hare gezellinnen in het huis tot aan de nacht. Dan kwam de Bruidegom met zijn vrienden de Bruid afhalen met lampen en fakkelen en bracht haar zo, met haar gezellinnen in de bruiloftszaal, waar zij dan tesamen verder het feest vierden.

Nu leren wij duidelijk in dit kapittel, dat beide, wijze en dwaze, hadden brandende lampen.

Ook vielen tijdens het lange wachten, beide in slaap.

Waarom dan toch de eerste vijf maagden wijs genoemd en de andere vijf dwaas.

Ze hadden toch hetzelfde standsleven en dezelfde leering, dat is duidelijk te lezen.

Dat is nu het fijne puntje van verschil.

Toehoorders, spant uw aandacht wat in, hebt U er ooit op gelet, dat er niet staat: “vijf van hen werden wijs en vijf werden dwaas?”

Neen … maar er staat duidelijk: “en vijf van hen waren wijs en vijf van hen waren dwaas!”

Dus — niet om het feit dat de wijzen olie in hun vaten namen werden ze wijs, want er staat nadrukkelijk in Matth. 25:2: “Die dwaas waren, hare lampen nemende, namen geen olie met zich.”

Die dwaze daad, om geen olie in de vaten mee te nemen maakte hun dus niet dwaas — neen, want er staat in verse 2: “En vijf waren wijs en vijf waren dwaas.” En dan begint in vers 3 het verhaal van hun handelwijze.

Let er dus op toehoorders, dat de Heere Jesus hier geen Remonstrantse of Pelageaanse voorstelling geeft, maar zuiver het Woord en de waarheid recht snijdt met buitenvallen van alle menselijke eigenschappen.

De wandel der wijzen maakte hen niet wijs, noch de dwaasheid der dwazen maakte hen dwaas. Maar omdat ze wijs waren, deden ze wijs en omdat het dwazen waren, deden ze dwaas!

Christus predikt hier regelrecht de nieuwe grondslag zowel der wijsheid als der dwaasheid. In hun grondslag waren ze wijs en al deden ze dwaze dingen in hun stand, konden ze toch nooit meer dwaas in hun staat worden.

’t Was zeker een droeve stand der wijze maagden om in slaap te vallen, terwijl ze de Bruidegom verwachtten.

Doch ’t was zoals de Bruid zeide: “Ik sliep, (dat is in haar stand) maar mijn hart waakte.”

In hun staat voor God, kan nooit één wijze meer slapen, dan zou er afval der heiligen zijn.

Ik bedoel dit niet op de wijze der antinomianen. Neen volk, helaas is het treurig genoeg dat de wijzen met de dwazen slapen. Doch ik wil U laten zien hoe zuiver de Heere Jesus hier de grondslag der waarheid predikt, n.l.: “Vijf van hen waren wijs” — ze hadden de zuivere olie des Geestes in hunne vate, dat is: in hunne harten!

Ze waren wedergeboren en vernieuwd. Ze hadden dus meer dan alleen olie in de lamp (hunner belijdenis).

Niet dus hun wachten op de Bruidegom of hunne olie of hun lampen maakte hen tot wijze maagden. Neen, want datzelfde hadden ook de dwaze maagden. We zeiden reeds: Niet door hun doen werden ze wijs, maar ze waren wijs door Gods genade — in en door Christus als eeuwig van God uitverkorenen !

Konden ze nu door al hun slapen niet dwaas worden?

Neen — o dat wonder — dat was nu eeuwig onmogelijk ! Men zou zeggen:

“In hun belijdenis, hun handel en wandel, sliepen ze doch … hun hart waakte!

Ze waren wijs!

O, die eeuwige Liefde Gods, dat zij nu vast liggen onder al hun dwaasheid en verval — ze zijn wijs in Hem en blijven het ook door Hem!

Er is olie in hunne vaten!

En … al ging door hun slapen (hun verkeerd standsleven) hun lamp van belijdenis ook uit — zodra de dood komt (d.i. het geroep: “ziet de Bruidegom komt!”) — richten zij zich op en gaan de Bruidegom tegemoet met brandende lampen. Zij zijn dus bereid om met Hem de bruiloftszaal in te gaan!

Ik zeg nog eens: Afiei om antinomiaans te worden en met Gods besluiten te werken — o neen — want ach hoe bedroevend moest het ons niet zijn dat de Kerke Gods helaas maar al te veel in slaap gevallen is op aarde! En dat het onderscheid tussen de wijze en dwaze maagden niet meer te zien is!

Want er staat immers: “Als dan” mensen, dat houdt wat in! Alsdan, als die tekenen der tijden er zullen zijn — zal dus het einde nabij zijn!

O, hoe zou ’t ons een oorzaak van schaamte en schande moeten zijn, dat er zoveel wijzen liggen te slapen (in de stand van hun leven).

Maar — wat was aan de andere zijde de grootste dwaasheid van die dwaze maagden?

Dat was: hun eigen wijsheid! Ze meenden, evenals die anderen wijs te zijn en dat was hun grootste dwaasheid.

Ze hadden (oppervlakkig genomen) alles gemeen met de wijze.

Zoals een mondbelijder in zijn uiterlijk leven soms niet van een waar christen te ondersscheiden is. Ja, zelfs leeft hij soms nog veel godsdienstiger en meer volgens de eis der wet dan, helaas, menig kind van God.

Maar toch — al zou de dwaze in zijn uiterlijke wandel een “maagd” genoemd kunnen worden, ja zonder misstap zijn (als dat kon) tot zijn dood toe … hij bleef een dwaas in zijn staat en oude natuur al geleek hij in zijn stand een wijze. Nooit zullen ook de dwazen hun gebrek of het tekort in hun zelf ontdekken, ze hebben genoeg aan ’t geen ze hebben of menen te hebben! Daarom is hun eigen wijsheid hun grootste dwaasheid.

En toch … ze hadden het kunnen weten, dat ze wel olie in hun lampen, maar geen olie in hun vaten hadden!

Met andere woorden: Ze hadden het kunnen weten, dat ze in Adam (als vertegenwoordigend hoofd) dood gevallen lagen en geen andere staat voor God hadden dan hun doodstaat.

Dat ze dus in de grond niet wedergeboren waren.

O mensen, onderzoekt Uzelf hierop, de dwaze maagden hadden genoeg aan hun brandende lampen, dat is: aan hun uitwendige belijdenis, hun mee-leven in de kerk, soms zelfs ambten bekleed en een onberispelijk leven geleid!

En dit alls, zonder ooit de H. Geest als een Inwoner in hun hart, (dus als olie in de vaten) te hebben ontvangen.

Hoe snijdt de Heere Jezus in deze gelijkenis alle grond in kentekenen of eigenschappen af. Hoe duidelijk bewijst Hij hier, dat, al lag het oordeel op beide partijen (want immers ze lagen te slapen waar ze behoorden te waken) — Hij toch alleen hun staat aanzag.

Hoe afkeurenswaardig hun daad ook was — de wijzen konden zich niet dwaas slapen!

Vijf van hen waren wijs en bleven wijs, ondanks hun afgezakt leven. De andere vijf echter, waren dwaas en bleven dwaas, ondanks hun meeleven met de wijzen. En al hadden ze hetzelfde doel: n.l. de bruiloftszaal — ze kwamen er nooit in want — de deur werd gesloten eer ze aankwamen.

We lezen van Saul toen hij tegen de Filistijnen moest gaan vechten, dat hij zeven dagen lang op Samuël wachtte, opdat hij zou offeren eer de strijd begon. Na die zeven dagen kon hij niet langer meer wachten, maar offerde zelf.

Hij redde zich in de nood met het beste middel, maar — vergreep zich aan het heilige priester-werk, dat hem niet toe kwam al was hij een Koning.

Deze zaak kostte hem het Koninkrijk.

Hoe velen zullen zich niet bedriegen, om, als de nood op ’t hoogst is, zich zelf te redden met het beste Middel (dat is Christus).

Hier is het fijne puntje van verschil tussen de wijze en de dwaze maagden.

Bij Saul hadden de lampen zijner belijdenis het veertig jaar volgehouden te branden, zijn hart was veranderd in een Koninklijk hart. Hij bezat de algemene geest als olie in zijn lamp, maar niet de zaligmakende Geest in het hart.

Juist op het critieke moment waar Gods volks lijdelijk gemaakt wordt en zelf geheel uitgeschakeld — daar vergreep hij zich aan het offer en redde alzo zichzelf, in plaats dat een Ander voor hem offerde en dus een Ander hem redde!

Hoe duidelijk komt ’t hier uit dat hij behoorde tot de dwaze maagden.

Nu is het zeker dat al Gods volks zichzelf ook als “dwaas” zal leren kennen door het licht van de Heilige Geest in hunne harten.

O, ze zullen ’t van harte de dichter overnemen: “De dwaas” zegt in zijn hart: daar is geen God. En zichzelf, als éne die nooit naar God zocht — overnemen.

Ze zullen ’t in zichzelf gewaar worden en ook van harte willen erkennen dat ze van nature geheel zonder gerechtigheid en heiligheid op aarde staan en dus Gods Beeld verloren hebben. Maar juist ook daarom hebben ze niet genoeg aan een uitwendige godsdienst waarin alleen hun consciëntie bevredigd wordt.

Niet genoeg aan hun belijdenis, gaven, weldaden, gebedsverhoringen, ja zelfs soms ambten, hun opgedragen!

Neen toehoorders, dat volk is God kwijt, zijn Beeld kwijt en Zijn gemeenschap kwijt en kunnen met niets minder, meer gelukkig worden.

Zij gevoelen de olie des Geestes te missen in hun hart, daarom hebben ze aan hun brandende lamp niet genoeg.

Hoe zuiver en eerlijk hun belijdenis ook wezen mag — “O” zeggen ze, “had ik er toch de toepassing van in mijn hart!”

Wel is mij geopenbaard de mogelijkheid van verlossing voor mij, maar dat is nog geen toepassing der verlossing in mij !

Paulus zegt dat ’t Gode behaagd had, Zijn Zoon in hem te openbaren.

In onze dagen hoort men vaak zeggen: “Wat God eenmaal begonnen is, zal Hij ook voleindigen, als ik dus geloven mag in beginsel genade te hebben ontvangen zal alles goed uitkomen!”

En zeker — dit is een waarheid. Maar — honderden mensen zullen naar ik vrees — zich evenwel bedriegen met de toepassing van die waarheid.

Want helaas merendeels vloeit dit gezegde uit een vleselijke gerustheid om toch niet ongerust behoeven te zijn en vleit men zich zelf er toch “ook bij te horen”.

Neen mensen, zo is de gewone werking niet van de H. Geest.

Er stond op weg naar de vrij-stad in Israël niet éne rustbank!

En degene die zichzelf waarlijk als een doodslager of door de wet achtervolgde, zal leren kennen — zal ook geen rustbank zoeken eer hij binnen de muren der vrij-stad is binnengegaan.

Zij kullen en willen ’t niet om zich zelf te redden; al was ’t met ’t beste middel.

Helaas ziet men ’t gebeuren dat sommigen zich met een bekering van de wereld tot de kerk vast spinnen, menen door de vele waarheden de psalmverzen die in hun gedachten opkomen, de Hemel gevonden te habben!

Maar … beeldt U niet in dat de Grote Richter straks in het laatste gericht U vragen zal: hoe groot uw belijdenis wel geweest is op aarde — en hoe dikwijls U een tekst of versje is voorgekomen. Neen mensen, als de grote Bruidegom straks te middernacht komen zal — zal Hij alleen naar Zijn Beeld vragen!

O, dat Beeld waarmede Hij ons op aarde gezet had.

Dat alleen zal Hij terug vragen en niemand, als slechts die bij de wijze maagden behoren (uit genade) zullen in Christus dat Beeld kunnen vertonen.

Kennis van Hem, Gerechtigheid door Hem en Heiligheid in Hem! Ja, dan zal Hij opstaan en des dwazen beeld verachten, zo er staat in Ps. 73:20.

Dat zal toch wat zijn mensen. Als God uw beeld verachten zal ! Hij heeft het volste recht om Zijn Beeld weer terug te eisen, immers Hij gaf ons de macht het te bewaren. Mocht het u deze avond nog tot een ernstig onderzoek brengen, hoe ’t met uw staat voor de eeuwigheid gesteld is, eerdat de Bruidegom komt en U soms slapende vinden zal, zonder olie in Uwe vaten. Want — al vertoeft Hij nu nog — Hij zal komen.

O, laat U niet bedriegen, menende dat uw staat goed is, terwijl U nog nooit van staat werwisseld bent!

Onbekeerde medereizigers in ons midden: Er zal als ’t ware maar één deur tussen hen zijn, n.l. de Bruidegom en de dwaze maagden, want er staat: “… en die gereed waren gingen met Hem in tot de bruiloft, en … de deur werd gesloten.

Daarna kwamen ook de anderen, zeggende: “Heere, Heere, doe ons open.”

Maar Hij hun antwoordende, zeide: “Voorwaar zeg Ik U: ‘Ik ken U niet’.”

Dat zal toch voor die wijze, doch helaas slapende, zielen eens iets zijn: hier zo ver afgezakt en haast onherkenbaar in hun standsleven, ja soms bijna geheel in de wereld opgelost. Om dan — op de stem des Bruidegoms — schielijk te ontwaken en meteen opgevoerd te worden in die eeuwig Bruiloftszaal waar hun Bruidegom voor altijd het middelpunt zal zijn!

O, alleen door Eeuwige, vrije liefde is het geweest dat ze zich niet dood konden slapen, volk! Mochten we dan ook in de tijd bewaard worden voor doorvloeien, want dat leidt tot hoogmoed en zorgeloosheid.

Aan de andere zijde mocht Hij U ook bewaren voor zondige moedeloosheid, want dat leidt tot ontkenning en ongeloof en is de vrucht van eigenliefde.

De Heere mocht de wijzen onder ons wakker maken in hun slapende stand en de dwazen onder ons tot wijzen maken in hun staat.

Ach hoe vaak is het een sleurleven onder Gods kinderen. Hoe zijn we het gewone leven zo gewoon geworden en kunnen we het buitengewone zo goed missen.

Denk er toch aan dat de Heere nooit gezegd heeft dat Hij de zonde ontzondigen zal … neen — Hij leert wel de zondaar vragen: Ontzondig mij met hysop — en mijn ziel, nu gans melaats, zal rein zijn en genezen!

Hier zal Hij in hun grote Bloedbruidegom hun zonde vergeven, maar met de dood zal Hij hun eeuwig van de zonde verlossen! En al lijkt het nu stil in Gods Kerk, onder de laaghangende oordelen — denk daarom niet, dat de Heere een ledig toeschouwer is. Al merken wij het niet op — is God heden ten dage nog bezig om de vijanden van Zijn Kerk af te houden.

Daarom — hoe zou ’t ons betamen om meer dan ooit te beoefenen wat de Zone Gods in gelijkenis zeide in Marcus 13: Zo waakt dan, (want gij weet niet wanneer de heer des huizes komen zal, des avonds laat, of te middernacht, of met het hanengekraai of in de morgenstond).

Opdat Hij niet onvoorziens kome en U slapende vinde.

En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik u allen: “Waakt.”

Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1956

The Banner of Truth | 16 Pagina's

HERINNERINGEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1956

The Banner of Truth | 16 Pagina's