Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LEGGEN VAN CHRISTUS TOT ZIJN FONDAMENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LEGGEN VAN CHRISTUS TOT ZIJN FONDAMENT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Cor. 3:10, 11. Niemand kan een ander fondament leggen dan hetgeen gelegd is, Christus Jezus.

Vooraf merken wij aan, dat deze benaming juist niet uitdrukkelijk, maar meer ingewikkeld in deze plaats te kennen gegeven wordt. Het fondament is aireede gelegd in den eeuwigen vrede-raad tusschn Vader en Zoon. Maar gelijk het geloof de zielsecho is van alles wat God spreekt, dat wederom uitsprekende, nasprekende: zoo is het geloof in eenige opzichten een nadoen van hetgeen God aireede gedaan heeft. Elk weet, dat hetgeen God gedaan heeft, om een fondament te leggen, niemand gelukkig zal maken, tenzij hij voor zich in ‘t bizonder dit fondament legt. Wij zouden onder de letter B van het geloof als een Bouwen gesproken hebben, maar hebben dat voor deze letter overgelaten.

Derhalve, ten tweede in ‘t zakelijke; als het geloof een leggen van een fondament genoemd wordt, zal dat te kennen geven:

Vooreerst een diep opgraven en uitroeien van alle oude fondamenten, waarop men gebouwd heeft, en waarlijk, hier komen eenige zoete zaken in aanmerking.

a. Dit houdt ons voor, dat elk mensch, die onder het Evangelie leeft, en nadenken heeft over zijne ziel, voor eene aannaderende eeuwigheid, (want ik spreek niet van ongebonden, zorgelooze menschen) dat elk van die een fondament heeft, goed of kwaad, waarop hij zijne hope van zaligheid bouwt, waarop zijn troost in een stervensure steunt. En waarlijk, de ondervinding leert ons, dat menschen zulke fondamenten leggen, die zoo belachelijk zijn, dat een opmerkend oog die ziende, en zich te binnen brengende, van hoe groot een gewicht de zaligheid is, voor dezulken moet beven. Al deze fondamenten op te noemen, is onmogelijk voor eenig mensch, overmits elk iets bizonders heeft; schoon zij allen hierin overeenkomen, dat zij op een ander fondament, dan Christus den Heere bouwen. Eenige zullen wij opnoemen, vele bij andere gelegenheden ontdekt hebbende, die wij nu niet zullen aanroeren.

a. Velen hebben geen ander fondament, dan hunne goede voornemens om eens voor God te leven, en hunne zaligheid te betrachten; meenende, dat dit alles is, schoon die voornemens nooit tot daden doorbreken, of breken zij eens door, het is bij vlagen, zoolang er ongerustheid blijft, dat overgaat als Efraims gerechtigheid, gelijk als een morgenwolk en een vroegkomende dauw, die terstond overgaat.

b. Velen stellen tot hunnen grond de overtuiging, den kommer, de aanhoudende beschuldiging van hun geweten, meenende, dat zulks alles van den Heere komt, en een teeken is, dat God in hen werkt, en dat zij wat anders hebben dan hunne evennaasten, die zorgeloos leven. Maar Saul, 1 Sam. 15:24, riep uit: Ik heb gezondigd; gelijk mede Farao en Judas. O! het is geen goed teeken, als men zijne overtuiging tot eenen grond stelt, zonder te letten of ooit het bloed van Jezus op de ziel komt, tot bevrediging van die met God.

c. Velen stellen tot hun fondament, dat hunne overtuigingen zijn gevolgd geworden van eenige doorbrekingen en verandering hunner daden, zoodat zij niet alleen de voorgaande zonden verlaten, maar de tegengestelde deugden betrachten; gelijk dus Herodes vele dingen deed, door de krachtige prediking van Johannes, Mark. 6:20.

d. Velen stellen tot hun fondament, hun heilig leven in de betrachting van de godsdienstplichten, hun hartelijk bidden, hun naarstig bijwonen van de middelen, hunne liefde tot de leeraren, niets meer hebbende dan Micha in het boek der Richteren, die meende, dat alles wel zijn zou, omdat hij een Leviet tot zijn priester had; zoo ook Matth. 25, Wij hebben gegeten, enz.

e. Velen stellen hunne kennis niet alleen van historische waarheden, maar hunne geoefendheid in de Goddelijke kennis en hun verstand van Gods Woord tot hun fondament; ondertusschen is er eene kennis die opgeblazen maakt, en eene wijsheid, die uit God is.

f. Velen stellen tot hunnen grond de goedkeuring van anderen. Zij hebben in hunne verlegenheid, dezen of genen leeraar of vrome gesproken, hunnen weg aan die verhaald; en deze schenen met hunne uitdrukkingen het stempel er op te zetten; nu is alles wel, geen kommer, geen pijl kan hen nu treffen; die heeft het gezegd; daarom, anderen mogen denken en zeggen wat zij willen, zij trekken het zich niet aan, maar gaan verloren met eene leugen in de rechterhand.

g. Anderen stellen tot hun fondament hunne gerustheid; zij hebben wel voordezen benauwdheden gehad en lang getreurd, maar nu zijn zij stil, hetgeen een teeken is van vrede met God, vermits de goddeloozen zijn als eene voortgedreven zee; ondertusschen de jongeling, Luk. 18, was ook gerust.

h. Anderen wederom hunnen buitengemeene gave van bidden, waarin zij vele oprechten verre te boven gaan; maar o! men moest onderscheid maken tusschen gemeene en zaligmakende gaven, en alsdan beven.

b. Dit zegt, men zal de oude gronden wegwerpen, dat men bevindt dat zij beginnen te daveren, dat zij schudden, als er op de ramshoornen van Gods ontdekkend Woord geblazen wordt, dat zij niet in staat zijn, om het uit te kunnen staan.

c. Dat evenwel de mensch, ziende het gevaar, waarin zijn huis is, alle krachten aanwendt, om het te verbeteren en te versterken, opdat hij tegen de gevaren staande zoude blijven.

d. Dat men somtijds zoodanige stormen en vloeden vindt, waardoor de fondamenten worden weggespoeld, zoodat alles van boven nedervalt.

e. Dat, overmits men een fondament hebben moet, dat wel is, men er nu op voorzien is om een, dat goed is, te hebben, zoodat men zich deels op de rots Christus zet, terwijl er nog een ander deel is, dat op een zandgrond steunt; dat zijn menschen, die ten deele Christus aannemen, zij zijn zondaars, kunnen voor God niet bestaan, en dus nemen zij Jezus aan voor de voorbijgegane schuld, maar zij zullen nu door Gods goedheid voor Hem leven; gelijk duizenden wel Christus als Priester aannemen, en niet als Koning. Die van Galatie wilden ook zoo Christus tot hun fondament leggen, deels op zijne gerechtigheid, deels op hun eigen bouwende.

f. Maar zullen de oude fondamenten weg zijn, zij moeten zichzelven zien, buiten eenigen grond of eenige verwachting, om voor den Heere te kunnen bestaan, zeggende: het is buiten hope, om het in zijne hand te geven.

Zoodat het afleggen van een fondament zal zeggen :

a. Vooreerst, dat zij Gods gelegde fondament onder het oog krijgen, zooals dat gelegd is in den vrederaad, in den dood van den Middelaar, en in de aanbieding van het Evangelie.

b. Het zal zeggen, een afzien van alle andere gronden.

c. Het zal zeggen, een zich laten zakken op dit vast en onveranderlijk fondament, voor tijd en voor eeuwigheid, enz.

d. Een laten dragen van zich op dit fondament, zoodat men nooit iets anders tot zijn fondament zoekt te stellen.

—Comrie, A.B.C. Des Geloofs

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1957

The Banner of Truth | 16 Pagina's

LEGGEN VAN CHRISTUS TOT ZIJN FONDAMENT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1957

The Banner of Truth | 16 Pagina's