Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VIJANDSCHAP TEGEN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VIJANDSCHAP TEGEN CHRISTUS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welke Gij gezalfd hebt, heiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Isra?. Om te doen al wat Uw hand en Uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou. Handelingen 4 : 27?28

Uit het verband van deze tekst blijkt duidelijk, dat zodra Christus gepredikt wordt in de kracht des Heiligen Geestes, dus met betoning van de kracht Zijner opstanding, de priesters onder Isra?zich naijverig en vijandig stellen tegenover de ware Priester. En dat temeer omdat die prediking zulk een rijke vrucht afwerpt, dat duizenden de grote Nazerener beginnen te erkennen als de Zoon van God en als de Zaligmaker der wereld, met verzaking van hun wettische gerechtigheid, als zijnde een wegwerpelijk kleed. Groter ergernis is voor de priesters immers niet. denkbaar, die zelf niet anders hebben dan wettische vroomheid en daardoor begeren, dat niemand iets anders of iets beters hebben zal. Zalig worden uit vrije genade, alleen door het werk van een ander, willen zij niet. Hun hoogmoed wil zelf hun zaligheid uitwerken en verdienen. Hoogstens willen zij enige helpende genade erkennen, een pelagiaanse opvatting dus. Zij hebben in het minst geen besef van hun totaal verdorven aard en natuur, geen Godskennis en geen zelfkennis; er is zelfs geen begrip van zonde en schuld. Daardoor hebben zij gans geen behoefte aan Christus? gerechtigheid.

En dat zijn nu de priesters, die het volk de wet moeten uitleggen en de weg aanwijzen tot verlossing -van de vloek van de wet. Godsdienstig zijn zij in overvloedige mate, maar juist daardoor staan zij vijandig tegenover Hem, Die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en om Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Zij hebben een ijver voor de wet Gods, en evenwel wederstaan zij de wil Gods. Zij hebben hun mond overvol van het Woord Gods, doch in de praktijk verwerpen zij? het.

De priesters staan in hun vijandschap tegen Christus niet alleen; zij worden juist als tempelwachters tot optreden gedrongen door de Saddu-ce?, die zich ergeren omdat zij de opstanding van Jezus horen verkondigen. Petrus en Johannes worden door de tempelwacht gegrepen en in de gevangenis opgesloten, welke zich in de tempel bevindt. En wanneer het Sanhedrin zitting houdt, zullen zij geoordeeld worden.

Doch als de nieuwe dag dan aanbreekt, mogen de apostelen ervaren, dat het hun in de ure des gevaars gegeven wordt, onverschrokken te getuigen van de gekruisigde Christus. Zij verklaren zelfs openlijk, dat ze God meer wensen te gehoorzamen dan mensen, indien men hun het spreken in die Naam verbieden wil. En God de Almachtige verlost Zijn knechten, door mensenvrees te verwekken bij de leden van de Hoge Raad, zodat zij de apostelen, na hen gewaarschuwd en bedreigd te hebben, laten gaan. En als dan de apostelen tot de hunnen gekomen zijn, vertellen, zij alles wat de overpriesters en ouderlingen tot hen gezegd hebben, hetgeen tot gevolg heeft, dat zij eendrachtig-lijk hun stem opheffen tot God.

In dit gebed komt onder meer voor de boven genoemde klacht: ?Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welke Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Isra?, om te doen al wat Uw hand en Uw raad tevoren bepaald had dat geschieden zou?. Deze woorden slaan terug op Psalm 2:2: ?De koningen der aarde stellen zich op en de vorsten beraadslagen tezamen tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde?. Herodes als vertegenwoordiger van de koningen der aarde, en Pontius Pilatus als speelbal van de oversten der Joden, worden nu vrienden in hun afkeer van en vijandschap tegen Jezus Christus, de Gezalfde des Heeren.

Wat met Christus geschied is, heeft zijn voortgang in hetgeen de Zijnen ervaren. Er wordt een verbond gemaakt tussen Joden en heidenen tegen Jezus, en dat alles naar hetgeen Gods raad tevoren had bepaald, dat geschieden zou. Wetend of onwetend voert elk schepsel Gods raad uit. Gewillig of onwillig moet elk mens Sions Koning dienen, in de volvoering van Gods raad, in het verleden, in het heden en in de bange toekomst. Geen wraakgevoel, geen afbidden van het lijden, doch alleen een smeken om standvastigheid en vrijmoedigheid is te vinden in bovengenoemd gebed. En de Heere antwoordt met de vervulling van de Heilige Geest en de vrijmoedigmakende genade onder elkander en in het openbaar (vers 33).

De geschiedenis van Gods kerk herhaalt zich alle eeuwen en in het bijzonder in de tijd die wij beleven. Tegenover een handvol mensen, die God wensen te dienen en te vrezen naar Zijn Woord, stelt zich de massa heidenen en godsdienstigen tesamen in verbond tegen Jezus de Nazarener. Luide wordt het uitgesproken: ?Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen?. Allerwege openbaart zich het verzet en de tegenstand, gepaard gaande met hoon en smaad over allen, die aan Gods Woord vasthouden, als voortekenen der vervolgingen, die op de van God bepaalde tijd over het geestelijk Isra?komen zullen. En dat te meer daar de krachtdadige werking des Geestes zo weinig gevonden wordt, en veelal de wijze maagden met de dwaze in slaap gevallen zijn. Jammerlijke verdeeldheid onder de belijders der waarheid Gods verteert de krachten. In theorie moge men dezelfde belijdenis hebben, maar als het op de praktijk aankomt blijkt het al spoedig dat er geheuld wordt met de vijanden des volks. Waarom dan toch? Omdat alle godsdiensten en belijdenissen, die uit een verbroken werkverbond opkomen, de vijandschap en tegenstand van het mensenhart tegen Christus niet vermogen te breken; omdat de belijdenis van zonde en ellende ons nog geen zondaar voor God maakt; omdat de godsdienst zonder God de kracht mist om de zonde te kunnen haten gelijk God ze haat. Zonder ware genade kan de mens zich niet onderwerpen aan de haat en smaad van de van God vervreemde wereld, en zoekt men een tussenweg, die allen kan voldoen.

Zijn de getrouwen in den lande zeer weinig geworden, zij zijn er evenwel nog zeer zeker. Maar er wordt door hen dan ook veel verdrukking geleden. Ja, de Heere Jezus heeft het Zelf gezegd: ?In de wereld zult gij verdrukking hebben?. En het zal nog erger worden naarmate de grote afval toeneemt. Hoe nodig zou het ook nu zijn om de stem eendrachtig op te heffen tot God, gelijk de gemeente te Jezuzalem.

Dat daartoe de Geest der genade en der gebeden werd uitgestort over allen, die bij alle verschil van opvatting wensen vast te houden aan de eeuwige waarheid Gods, niet alleen leerstellig, maar vooral ook in de praktijk van het leven. Dan zou men zich meer schouder aan schouder tegen de gemeenschappelijke vijand stellen, hetgeen dus neerkomt op een waken en bidden, persoonlijk en gemeenschappelijk, tegen het dreigend gevaar. Dat dan innerlijk, geestelijk kracht mocht worden gezocht en gevonden om te kunnen staan in de dag der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal.

Door het geloof zal het mogelijk zijn de wereld te overwinnen, al schijnt het, dat het geloof juist aanleiding zal zijn voor de wereld om degenen, die van de wereld niet zijn, van de wereld te verbannen en uit te roeien.


Rotterdam, September 1947

Geliefde Vriend, gezin, en bekenden:

Uw groetenis ontvangen, en omdat dat levende Kind wel eens opgesprongen heeft in onze ontmoeting, was het mij tot blijdschap uw groetenis te ontvangen.

Vernomen dat u een operatie hebt ondergaan en tot de poorten des doods gekomen (zijt) vanwege de gevolgen. Ik dacht zo wat Gods Woord ons leert, dat zij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods, en door lijden geheiligd moeten worden. En dan zal de Kerke Gods gewaar worden dat het wat anders is om dat te belijden (en) te prediken dan het in oefening te beleven. Gods Woord leert ons en de bediening der ouden die hier een weinig in geoefend zijn, hoe nuttig het is om als een bekommerd bidder dagelijks aan de troon der genade te mogen komen en om Hem om raad en bestuur te leren bidden om ons in onze ongelegenheden te helpen, en van Hem dagelijks te mogen afbidden om ons die grote genade te schenken om welgetroost te mogen leren leven en sterven.

Wij zijn zo gezet om op geschonkene genade een vleselijke rust te zoeken en met de bruid op het bed van vleselijke rust terecht te komen en om wat te wezen en te worden met de ontvangene gnade. Zie dat in Ezechiel 16, daar is zij op de schoonheid gaan vertrouwen, gekleed en versierd, en (daar is zij) verkracht geworden door de ongedode begeelijkheden die nog in haar waren. O, wat is de ziel toch maar een kort stondetje vrij in de gemeenschap met zijn Schepper uit en in de verdiensten van die gezegende Borg en Middelaar die hun Zijn verdiensten schenkt en toepast, waarin die Rechter van hemel en aarde volkomen voldaan is en waarin de Vader dat verdoemelijk en onrein en walgelijk kind weer eigent in de volkomene genoegdoening van Zijn volkomen offerande en het kind de Vader weer eigent in de wederliefde met het ?Abba, Vader!?

Geliefde Vriend, wat is de heiligmakende genade toch een grote verborgenheid voor de gerechtvaardigde Kerk. Rutherford zegt zo: ?De recht-vaardigmaking ligt in zo verre nog binnen het bereik van de natuur en de rede, maar de heilg-making daar kan de natuurlijke rede niet bij komen. De Antinomiaan stelt de heiligmaking in toerekening evenals de rechtvaardigmaking . . .?

Wij worden geleerd dat de statelijke heiligmaking dadelijk uit de verzoening (vloeit) die in de rechtvaardigmaking ontvangen wordt, omdat God de Vader Zijn Goddelijke natuur niet kan schenken of kwijt worden als in gemeenschap met de zondaar in en door de verzoening door Jezus Christus teweeggebracht, en dat zijn mededeelbare eigenschappen, en die worden in toediening door de Heilige Geest gewrocht en die gaat over de gehele mens en is nochtans ten dele in dit leven.

Vandaar dat Jacob, toen zijn ziel gered was, met een verwrongen heup onder de Engel vandaan kwam en Lodesteyn zegt: ?De hoogste trap in de heiligmaking is waar de apostel van schrijft in Philippenzen 3: ?Ik jaag naar die volmaaktheid?, waartoe hij van Jezus Christus airede gegrepen was.? En hier blijft de gerechtvaardigde mens zo kreupel dat hij op krukken zal moeten gaan tot zijn dood toe en het zal zijn zwaarste kruis voor hem zijn als dat voor hem open komt?tot zijn dood toe ?omdat hetgeen hier ten dele was daar volkomen zal worden, omdat de zonde met de dood hier zal moeten blijven en de dood geen betaling meer zal zijn voor de zonde maar een aflegging van de zonde en een ingang in het eeuwige leven.

Verder de hartelijke groeten van en aan allen die op God hopen en Hem verwachten. Dat ge deze letteren in een herstellende weg moogt ontvangen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1959

The Banner of Truth | 12 Pagina's

DE VIJANDSCHAP TEGEN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1959

The Banner of Truth | 12 Pagina's