Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘T STERVEND LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘T STERVEND LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want wij, die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus’ wil; opdat ook het leven Jezu in ons sterfelijk vleesch zou geopenbaard worden.2 Cor. 4; 11

III.

In het sterven van Gods Kinderen wordt alzoo de kracht van Christus verheerlijkt. Het is een sterven om Jezus’ wil. Daarin ligt het groote profijt van dit sterven. Op dat profijt wijst nu de tekst in de woorden: „pdat ook het leven Jezu in ons sterflijk vleesch zou geopenbaard worden”. Wij staan bij deze woorden stil als wij nagaan.

III.

het volheerlijk doel, dat beschreven wordt

De Heere Jezus leeft. Hij roept het uit Zijne heerlijkheid Zijn strijdende Kerk op aarde toe: „Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste, en Die leeft; en Ik ben dood geweest; en zie Ik ben levend in alle eeuwigheid, Amen. En Ik heb de sleutelen der hel en des doods”. Hij is dood geweest. In Zijn dood heeft Hij het recht Gods, dat door de zonde geschonden was, vol komen voldaan en de verzoening Zijner uitverkorenen met God verworven. In den dood kon Hij echter niet blijven. Hoe zou Zijne Kerk ooit uit den dood verrijzen, indien Hij uit den dood niet ware opgestaan? Hoe zou het welbehagen des Vaders zijn volvoerd en de dood van Christus kracht verkregen hebben in de Zijnen zoo Hij de banden des doods niet had ontbonden? Het recht en het welbehagen des Vaders eischten de opstanding van Hem. Die de Wet volkomen had gehoorzaamd in lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid. Op het doen der wet was het leven beloofd en dat leven kwam Hem toe. Hij kon van den dood niet gehouden worden, dewijl Hij macht had Zijn leven af te leggen en hetzelve wederom aan te nemen. Niet een mensch heeft macht over zijn eigen leven; niet een mensch heeft macht zijn leven af te leggen; maar Christus had deze macht, gelijk Hij ook macht had het weder aan te nemen. Zoo verrees de Leeuw uit den stam van fuda, trium-pheerende uit ‘t graf. Wel hadden Zijn vijanden geroepen: „Hij Die nederligt, zal niet weder opstaan”; doch zij vloden weg. Wel hadden de krijgsknechten Zijn kleerderen verdeeld en in dat in het Evangelie vermelde feit, hadden satan en wereld geroepen: „Hij heeft ze nimmer meer van noode”; wel was de steen verzegeld en een wacht bij het graf geplaatst, opdat dit niet weder zou geopend worden. Maar tegen de macht van den gestorven Sions Koning bestonden zegels noch wachters. Die hst geweld des doods had dat is de duivel, is door Hem te niet gedaan; de kop van de slang is vermorzeld. Het Lam Dat ter slachting geleid is, is als de Leeuw uit Juda’s stam verrezen. Hij is de Triumphater, gelijk Hij de schuld-Verzoener der Zijnen is. De dood is verslonden ter overwinning. Deze heeft over Hem geen macht meer. De verrezen Immanuel sterft niet meer, zooals de opgewekte Lazarus later weer gestorven is. Hij leeft in alle eeuwigheid. Hij behoort niet langer tot de aarde, al toeft Hij er nog veertig dagen. „Ik vaar op tot Mijn Vader en tot uw Vader; tot Mijn God en tot uw God”, zoo spreekt Hij. Hij leeft in alle eeuwigheid. Hij is krach-tiglijk bewezen te zijn de Zone Gods naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der dooden, namelijk Jezus Christus, onze Heere. Zijn opstanding is het werk des Vaders en des Zoons en des Heiligen Gesetes.

En die levendmaking van den gestorven Jezus is de rechvaardigmaking in den Geest van Hem, als Plaatsbekleeder Zijner uitverkorenen. Dezen zijn in Zijn opstanding in Hem gerechtvaardigd. De vrijspraak der uitverkoren Kerke Gods is in den levenden Jezus. En Hij is de Levensbron der Zijnen. De Fontein van eeuwig leven, Die zegt: „Ik leef en gij zult leven”. Gods volk heeft een levenden Jezus. Zijn zoendood is onmisbaar ter voldoening van de schuld. Wat meer is, Hij is opgewekt. Laat Rome zijn kruisjes met een verloochening van den volkomen Zaligmaker, Gods Kerk heeft een levenden Jezus, in Wien zij verwinnaar is van satan en dood. O, roep van Hem uit, Hij draagt de banier boven tienduizend. Hij zal ook al Zijne en Zijns volks vijanden eens volkomen te niet maken.

Dat leven van Jezus nu wordt in Zijn volk veerheerlijkt. Daartoe, zegt Paulus, worden wij, die leven, altijd in den dood overgegeven, om Jezus’ wil, opdat ook het leven Jezu in ons sterfelijk vleesch zou geopenbaard worden”.

Het wordt in elk uitverkorene geopenbaard in diens opstanding uit den geestelijken dood. In de waaractige bekeering van den gansch doem-waardigen, maar uitverkoren zondaar, wordt het leven van Jezus verheerlijkt. Die bekeering is een opwekking uit den geestelijken dood. En dewijl in de wedergeboorte het leven van Christus verheerlijkt en zij in de ware, onverbrekelijke gemeenschap aan den Levensvorst gewrocht wordt, kan dat leven niet weer sterven. Welke overgaven in den dood van helsche bestrijdingen en ongeloovige vertwijfelingen er ook zijn mogen, het leven van Christus zal in de Zijnen geopenbaard worden.Elke overwinning des ge-loofs is een openbaren van ‘t leven van Jezus, dat de eeuwige triumph der Kerke Gods is. De omhelzingen door het geloof van Christus als de weg ten eeuwigen leven; als de groote inhoud der beloften Gods; als de Borg ter verzoening met den Vader; als de Voorspraak in den hemel en op welke wijze ook voorts het geloof Christus erkent en in Hem de ziele doet rusten en over alle vijanden en tegenstanders triumpheeren, in deze alle zijn de openbaringen van Jezus in hen, die om Zijnentwil in den dood worden overgegeven.

In het bijzonder nog spreekt de tekst van het geopenbaard worden van het leven Jezu in ons sterfelijk vleesch, in betrekking de verdrukkingen in het vleesch. Paulus getuigt het voor zichzelf. Hij leed honger en dorst, was naakt, werd met vuisten geslagen, had geen vaste woonplaats, arbeidde, werkende met zijn eigen handen; werd gescholden en zegende; vervolgd en verdroeg; gelasterd en bad; was geworden als een uitvaagsel der wereld en aller afschrapsel (1 Cor. 4), en zie in dat alles werd het leven van Jezus verheerlijkt in zijn sterfelijk vleesch. In allen deze is hij meer dan overwinnaar; verdrukt, doch niet benauwd; twijfelmoedig (aangaande zijn leven) doch niet mismoedig; vervolgd, doch niet daarin verlaten; nedergeworpen, doch niet verdorven. En deze zelfde Apostel teekent de openbaring van het leven Jezu in de helden des geloofs in Hebr. 11, van Abel af tot Mozes toe; van Israel dat overwon; van Rachab de hoer; ja voor zijn oog verrijst een onafrzienbare schare waarbij hij uitroept: „En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zou mij ontbreken, zoude ik verhalen van Gideon, en Barak, en Simson en Jefta, en David, en Samuel en de Profeten, welke door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt, de kracht des vuurs hebben uitgebluscht en op meer dan tien andere wijzen hebben overwonnen doordat het leven van Jezus in hun sterfelijk vleesch geopenbaard werd.

In die openbaring breken alle banden; wijken alle verdrukkingen; sneuvelen alle vijanden. O, een oogenblik in de kracht van het geloof, door de openbaring van het leven Jezu in ons, doet Gods verdrukte volk roemen in de hope der eeuwige heerlijheid en Zijn lof zingen in de nachten. Ja het leven van Jezus zal in ons sterfelijk lichaam eens geopenbaard worden, als dat lichaam onsterfelijkheid verkrijgen zal en eeuwig met de ziel vereenigd, met Hem in volmaaktheid zijn zal voor den troon. Die ons vernederd lichaam veranderen zal opdat het gelijkvormig worde aan Zijn verheerlijkt lichaam, naar de werking waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen. O, onuitputtelijke bron van troost en bemoediging voor Gods arme volk, dat door vele verdrukkingen en bange wereldweeen heen, de heerlijkheid met Christus Zijn hoofd, tegemoet gaat. Komt, geliefden, heft uwe hoofden op uit uw druk en kruis, nit nood en dood.

Nooddruftigen zal Hij verschoonen:
Aan armen, uit gena,
Zijn hulpe ter verlossing toonen;
Hij slaat hun zielen ga,
Als hen geweld en list bestrijden,
Al gaat het nog zoo hoog;
Hun bloed, hun tranen en hun lijden
Zijn dierbaar in Zijn oog.

Kent gij van die verheerlijking van Christus iets? Dat kan niet zonder sterven. Het leven ligt achter den dood. O, mijne vrienden, tracht naar oprechtheid voor het aangezicht van Hem, Die harten kent en nieren proeft. Duizenden roemen in het leven van Jezus zonder te weten van een sterven om Jezus’ wil. Hoe is te vreezen, dat zij bij den dood zonder Borg voor hun ziele zullen staan. Wij moeten in den dood worden overgegeven om het leven van Jezus door het geloof te leeren kennen.

Dat leven is gansch onderscheiden van het leven der wereld. O, ik bid u, houdt u verre van de ijdelheden en goddeloosheden der tegenwoordige booze wereld. Jongens en meisjes geeft uw beste kracht niet aan de vermakingen in de zonde. De Heere doe u trachten naar een ander leven. Het leven van Jezus worde in u geopenbaard. Niemand, wie hij zij, oud of jong, arm of rijk, kan zonder Jezus sterven, of zijn deel zal zijn in den poel, die brandt van vuur en sulfer. Zou ik u niet vermanen alles te verzaken om Jezus’ wil? Wij gaan met rassche schreden de eeuwigheid tegemoet. Wie weet, hoe nabij wij zijn bij den dood. Och of er in ons geboren werd, een haasten om ons levens wil. Het heilgoed, dat rechtvaardigen verkregen, moge u tot jaloerschheid verwekken. Hoe veracht, verdrukt, gesmaad, vervolgd dat volk ook door de wereld gaat, het gaat niet alleen zijn weg Het overwinnend leven van Jezus wordt in hen geopenbaard en straks zal het met Hem eeuwig triumpheeren. Gods volk is een welgelukzalig volk en de Heere verwaardige u, die zaligheid deelachtig te wrden. Gij zijt nog in den weiaan-genamen tijd, in den dag der zaligheid.

En volk van God, uw leven is een voortdurend sterven. Och, dat wij meer in den dood werden overgegeven om Jezus’ wil. Maar al te veel nog zoeken wij ons leven te behouden en die het verliezen zullen het vinden. Het leven van Jezus moge ons meer en meer doen sterven. Sterven aan alles buiten Hem, opdat wij op den rotssten, Christus, door het geloof mogen bouwen; sterven aan de wereld, zonde en vleesch. De kracht van Jezus’ leven verwekt in Zijn volk een verachten van alles, wat onze natuur behaagt en doet dood-en onze leden, die op de aarde zijn. In eigen kracht is dat onmogelijk. Maar de kracht Gods wordt in zwakheid volbracht. Zoo schenke de Heere levende oefeningen in de heiligmaking, die in een stervend-leven verkregen worden. En eenmaal doe Hij, Die dood geweest is en leeft in alle eeuwigheid, ons door den dood ingaan in het leven, dat van alle doodsaanvallen eeuwig vrij is en dat van stonden aan naar de ziel zal worden verkregen, als Gods kinderen den loop zullen volbracht hebben en eens naar ziel en lichaam beide het deel der uitverkorenen zijn zal. O, volk van God, houdt moed. Is sterven dikwijls pijnlijk voor het vleesch, het is uw ziel profijtelijk. Kies toch door genade, wat het hoogste goed is, n.l. het leven met Christus, verwachtende de stad welks Kunstenaar en Bouwmeester God is en het leven eeuwig, eeuwig met Hem. Wiens leven reeds hier in uw sterfelijk vleesch geopenbaard is. Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1960

The Banner of Truth | 12 Pagina's

‘T STERVEND LEVEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1960

The Banner of Truth | 12 Pagina's