Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGEN

RECHTVAARDIGMAKING.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

S. te G. vraagt, hoeveelerlei rechtvaardigma-king er is?

De rechtvaardigmaking des zondaars voor God kan gezegd worden voor het geloof te gaan en na te volgen.

„Hoe seght ghij datse voor gaat?

Voor; zoo veel ze beteechkent sekere actie of werck Godes aan ende van Sijn zijde alleen.

Hoe seght ghij, dat de rechtveerdighmakinge een vrucht is van het geloove ende het selve in orde na volght?

Voor soo veel deselve in ons gewrocht, ont-fangen, ons geappliceert (d.i. toegepast) wort ende in ons termineert. (beeindigt).

Als de rechtveerdighmakinge genoemt wert een vrucht van ht geloove, wortse dan genomen in de eerste ofte in de tweede aenmer-kinge?

Niet in de eerste, maar in de tweede aenmer-kinge.

Hoe gaet de rechtveerdighmakinge toe, voor soo veel sij aengemerkt werde aan de zijde Godes?

Deselve is geschiet tseffens, ende over alle uytverkorenen Gen. 3 : 15, met 2 Cor. 5 : 18”. (Voetius Catech. Zond. 23).

En gelijk Voetius spreken al onze Gereformeerde theologen van een rechtvaardigmaking voor het geloof en door het geloof Echter niet als zouden er twee rechtvaardigmakingen zijn, want er is maar een rechtvaardigmaking, maar deze wordt tweezins aangemerkt. Doch er kan van geen rechtvaardigmaking door het geloof gesproken worden, zoo niet de rechtvaardigmaking voor het geloof vooraf ging.

Vooral tegen de Roomschen, de Socinianen en in het bijzonder tegen de Remonstranten hebben de rechtzinnige Godgeleerden te Dordrecht vergaderd, dit volgehouden.

Arminius toch beschrijft de rechtvaardigmaking zoo, dat God van de stiptheid Zijner rechtvaardigheid afstaat en den troon Zijner genade beklimt, en dat de gerechtigheid en genoegdoening van Christus niet eigenlijk wordt toegekend en het geloof niet uit dien grond vortvloeit, maar uit Gods genade.

Gomarus legde hierop voor den Hoogen Raad deze zeer opmerkelijke verklaring af,dat hij niet met zulk een geweten zou durven sterven en voor Gods rechterstoel verschijnen.

Tegen het beweren van Arminius, dat een mensch door de daad des gelofs gerechtvaardigd wordt, voerde Gomarus in de conferentie voor de Staten van Holland het hier volgend vernietigend argument aan:

„Hetgeen onvolmaakt is en met zonde besmet, is onze rechtvaardigheid niet, waardoor wij voor God gerechtvaardigd worden. Nu is het zeker, dat het geloof der gerechtvaardigden in dit leven onvolmaakt is en met zonden besmet. Waaruit volgt, dat het geloof onze rechtvaaridgheid niet is, waarmede wij gerechtvaardigd worden.”

Welnu de op grond van Gods getuigenis veroordeelde Arminiaan leert, dat wij eerst moeten gelooven en dan worden gerechtvaardigd. De Remonstrant wil van een rechtvaardigmaking voor het geloof absluut niet weten. Dat kan ieder duidelijk zijn. Ten overvloede diene ten bewijs daarvan nog de volgende uitspraak van de Ar-minianen zelf.

In een vergadering, die de Remonstranten 5 Maar 1619 te Rotterdam hielden, dus tijdens de Dordtsche Synode, besloten zij tot de Contra-Remonstranten en hun gemeenten niet te kunnen wederkeeren, voor en aleer o.m. werd „gecon-demneered ende ghebetert” de leer:

„dat een mensch gerechtvaardigd wordt als hij nog goddeloos is en dat alzoo de vergeving der zonden gaat voor de bekeering.”

Die vrije genadeleer moest dus volgens den Remonstrant veroordeeld worden.

De leer van Gods getuigenis werd echter door de Gereformeerden gehandhaafd en bevestigd, n.l. dat de uitverkorenen gerechtvaardigd worden eer zij gelooven, zoowel als dat de dadelijke rechtvaardigmaking in de conscientie geschiedt door het geloof, dat een gave Gods is.

Er is dus een rechtvaardigmaking voor het geloof. Hoe toch zou God een zondaar met het geloof kunnen begiftigen, waardoor Hij hun rechtvaardigt, indien de onkreukbare rechtvaardigheid en vlekkelooze heiligheid Gods dien zondaar niet in Christus aanzag en in Hem rekende. God toch is een verterend vuur voor elk zondaar en kan buiten de toerekening van Christus en Diens gerechtigheid tot dien zondaar niet naderen, dan tot diens eeuwig verderf. Maar de toekenning van Christus stilt Gods toorn. Deze toekenning gaat dus het geloof vooraf.

Comrie haalt in dien preek over de recht-vaardigmaking de szondaars o.m. het getuigenis aan van Saldius, vanwege zijn godsvrucht en geleerdhcir zoo beroemd in al de Hervormde kerken. Deze Saldius zegt in het Kort Begrip:

Vr. Maar vindt God den armen zondaar, als Hij hem roept dan belast en beladen?

Antw. Neen.

Vr. Hoe vindt Hij hem clan?

Antw. Vooreerst, van eeuwigheid ter zaligheid uitverkoren; ten tweede, in zich zelven dood; zonden en misdaden; ten derde, in de vier schaar Gods om Christus wil gerechtvaardigd.”

God vindt den zondaar dus in de vierschaar Gods om Christus wil gerechtvaardigd.

De rechtvaardigmaking nu, die het geloof vooraf gaat, is aan te merken:

A. in het besluit Gods en zoo is zij van eeuwigheid en

B. in de opstanding van Christus.

Duidelijk spreekt van de rechtvaardigmaking van eeuwigheid de Apostel in 2 Cor. 5 : 19: „Want God was in Christus de wereld met Zich-zelven verzoenende”, en in 2 Tim. 1 : 9: „Die ons heeft zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen”.

En aangaande de rechtvaardigmaking der uitverkorenen en de opstanding van Christus schrijft Paulus in 1 Tim. 3 : 16, dat Christus is gerechtvaardigd in den Geest, n.l. toen Hij uit den dood is opgewekt. Toen heeft de Vader Hem, als Borg en Hoofd Zijner uitverkorenen gerechtvaardigd en dezen in Hem.

Deze rechtvaardigmaking van eeuwigheid en in de opstanding van Christus is tot grooten troost van Gods volk. Daarin ligt het vaste fundament hunner zaligheid. Hoeveel beschuldigingen tegen de wedergeborenen, vanwege de over-blijvnde zonden in hen, ook mogen ingebracht worden, wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? In de hemelsche, vierschaar zal geen beschuldiger bestaan. O, onwrikbare grond van behoudenis voor den uitverkorenen, hoewel in zichzelf gansch doemwaard-igen zondaarl

Maar die rechtvaardigmaking voor het geloof, wordt den uitverkorenen in dit leven toegeeigend en alzoo is er de rechtvaardigmaking door het geloof. God rekent in den tijd Zijns welbehagens Zijn volk Christus toe en Diens gerechtigheid en stelt het uit den staat der verdoemenis waarin het met alle anderen van nature verkeert, over in den staat der verzoening. Gods volk kent een staats-verwisseling. Een nabij komend Christen is daar vreemdeling van; maar in de wedergeboorte wordt de uitverkoren zondaar in een staat der verzoening met God overgezet. De Goddelijke toerekening van Christus en Zijne gerechtigheid eigent de ziele zich door het geloof. Die toeeigen-ing volgt op de toerekening.

De rechtvaardigmaking door het geloof nu is de dadelijke rechtvaardigmaking. Daarover D.V. een volgend maal iets meer.

Thans zij alleen nog herhaald dat er slechts een rechtvaardigmaking is, doch dat deze is aan te merken.

A. als aan het geloof voorafgegaan en zoo is zij

1. van eeuwigheid en 2. in de opstanding van Christus; en

B. als de rechtvaardigmaking, door het geloof.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1960

The Banner of Truth | 12 Pagina's

VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1960

The Banner of Truth | 12 Pagina's