DE WINTER VOORBIJ
Want zie, de winter is voorbij. Hooglied 2:11 a.
Het Hooglied is het lied der liederen, wijl daarin bezongen wordt het leven, dat Christus door Zijn Geest gewekt heeft in Zijn kerk op aarde. Nu is het aldaar menigmaal wintertijd. Wij kennen toch de winter, met zijn geweldige koude. Wolken en nevelen, ontbladerd geboomte en kale velden getuigen ons van de winter. In de winter gaat de mens de zomer waarderen.
Gods kinderen ervaren ook een wintertijd. Beleven wij nu geen wintertijd onder Gods volk? Deze wintertijd is zo droefgeestig. Dan moet Gods volk erkennen, dat de hemel hen niet verkwikt en dat de hel hen niet verschrikt. Dan is Gods kerk aan de wereld gelijkvormig geworden. Och, wie heeft er een smart dat het wintertijd is? Wij zijn met de wijze maagden en met de dwaze in slaap gevallen. Wij leven in een winterslaap! Dan is alles zo lauw en flauw. Het gebed, de lezing van Gods Woord. En de Heere komt te getuigen: “Ik weet uwe werken. dat gij noch koud zijt noch heet: och of gij koud waar of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.”
Maar het ergste is, dat de mens ook na ontvangene genade, de nare toestand van de geestelijke winter niet opmerkt. Dat hij de onvruchtbaarheid niet opmerkt. Hij tracht met de oude voorraad door de winter te komen. Maar zijn hart is zo koud en ongevoelig, en zijn gebed is in nevelen gehuld. In het naturrlijk leven zien wij het, dat de zon zijn warmtestralen intrekt, dan wordt het steeds kouder. Dit is nu een rijk beeld, als de Zon de Gerechtigheid zijn warmtestralen intrekt, zitten wij in de winter.
Toch ligt er de belofte voor Gods volk: “Voortaan zal de zomer en winter elkander opvolgen”… . Maar als Gods kerk in de geestelijke winter zit, kunnen ze het niet altijd bezien. Dan moet de mens eerst in het gemis van de warmte geplaatst worden, om de rijkdom van de zomer in te leven. Is dat ook niet de geestelijke. evaring van Gods kerk? Weet gij voor wie het zo smartelijk is, de geestelijke wintertijd? Voor een volk, die geen vreemdelingen zijn van de genade Gods.
De Heere kwam hen naar zijn eenzijdige bediening van vrije genade te overtuigen dat zij naar de hel moeten. Zij liggen verdoemelijk voor God. Maar wonder, daar kwam een ogenblik dat zij leerde inzien dat zij God kwijt zijn. Met Gods recht kregen zij te doen. Maar wonder, daar kwam een weg der verzoening in Christus. Toen was het de liefde Gods, die hun ziel vervulde. De dagen der eerste liefde. Maar nu is het winter geworden, en de zanger zwijgt. Is dat u toestand, lezer? Wat kan het dan bang wezen. Doch voor de oprechten zal er na dezen wintertijd toch weer een andere tijd komen. Niet op onze tijd, maar op Godstijd. Christus vernieuwt door Zijn Geest het gelaat van Zijn kerk.
Och, wat kan er een begeerte zijn naar de lente. Vooral voor de zieken en behosftigen naar de warme zon. Maar Gods kinderen kunnen soms ook zo uitzien, en een verlangen naar de soms ook zo uitzien, en verlangen naar de Zo n der Gerechtigheid. Maar alleen als de voorjaarszon aan warmte wint, dan zien wij allerwege, dat het nieuwe leven gewekt wordt in het rijk der natuur. Dan roepen wij uit: “Zie, de winter is voorbij.” Heerlijk toch is deze bruid-stooi der natuur. Het oog wordt niet moede bewonderend daarop te staren.” Heere, hoe groot zijn Uwe werken, Gij hebt ze allen met wijsheid gemaakt.” Wat een vrijmachtig eenzijdig Gods-werk als Gods volk weer mag ervaren de warmte van de Zon der Gerechtigheid, na een lange wintertijd! O, de liefde van Jezus, Zijn genade weer te mogen ervaren. Dat geeft toch vruchtbaarheid en leven.
Och Gods zuchtende volk zucht wel eens: “Wanneer zal die tijd nog eens komen.”? Maar als de Heere het geeft, dan komt er een heerlijk leven. Dan horen wij de jubelbreet: “De winter is voorbij”. Enkel door de genade van de Heere Jezus. Heerlijk als wij reeds de voorboden mogen opmerken dat de winter voorbij is.” Maar eerst moet Gods volk inleven, dat “de zangtijd genaakt”. Dat wil ons zeggen, het komt, maar het is nog niet zo ver. Als wij deze oproep mogen ontvangen, dan kan er wel een hoop en uitzien wezen.
Maar er kunnen nog geweldige nachtvorsten komen. En door de strenge nachtvorsten wordt veel doodgevroren, waar wij verwachting van hadden. Is dat ook uw beleving? Toch is het geestelijk een weldaad, te mogen uitroepen in ware bewustheid: “De winter is voorbij.” Och dat bloemen gezien werden op het land. In het natuurlijke is het zo, als de winter voorbij is dan gaat de landbouwer arbeiden. Dan is het geen tijd om stil te zitten. Zo is het nu ook in de praktijk voor Gods volk. Als ze kennis krijgen van het werk van de Heere Jezus, dan wordt het een arbeidzaam volk. Niet door eigen kracht, maar enkel door vrije genade. Dan wordt het eenzijdig ervaren, dat het enkel door de Bruidegom is. De winter is voorbij, en ze horen de stem van de Heere Jezus: Sta op, Mijne vriendin, Mijn schone, en kom”.
Is dat waarlijk ook uw ervaring?Wij leven onder de eis en voorstelling van het Evangelie. Wat zal het dan erg wezen, om gewaarschuwd verloren te gaan. “Waar de boom valt, daar blijft hij liggen”. Geen naprater, geen uitwendige volgeling zal ingaan. “Zie, de winter is voorbij”. Is dat ook uw beleving? Dan zal de Heere Jezus bij aanvang of bij vernieuwing zich aan uw ziel openbaren en dan zal het u gaan gelijk wij van de Bruidskerk lezen: “O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten!”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1964
The Banner of Truth | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1964
The Banner of Truth | 8 Pagina's