HET WARE PAASLAM
Want ook ons Pascha is voor cms geslacht namelijk Christus. 1 Cor. 5:7b
Al de ceremonien, gegeven aan het volk van Israel, wezen op Hem, Die komen moest om Zijn uitverkoren kerk met God te verzoenen. Zo ook was het met het lam dat geslacht werd in de nacht toen het volk van Israel uittrekken zou uit het land van de schaduwen des doods. Het volk ging gebogen onder de druk en was zwart van dienstbaarheid en hun geschrei klom op tot de Heere Sebaoth. De Heere hoorde hen en verheerlijkte Zich in het uitleiden van Zijn volk. Hij riep Mozes uit het brandende braambos en Zond hem heen, opdat hij Israel opeisen zou van de hand van Farao. Maar hoe zal die verlossing geschieden? Met al de tekenen en wonderen, die Mozes deed in de Naam des Heeren, kon hij het volk van Israel niet verlossen. Want de Heere ver-harde Farao’s hart, zodat hij hot volk niet liet trekken. Zelfs sneed Farao verder alle onderhandeting met Mozes af. En de druk werd voor het volk zwaarder. Maar de tijd, in Gods Raad bepaald, kwam toen de ure der verlossing aanbrak, dat de Engel alle eerstgeborenen slaan zou, van de mensen tot de beesten toe.
Toen moesten de Israelieten op Gods bevel een lam nemen, zonder enig gebrek en dat slachten tussen de twee avonden, d.w.z. tussen drie en zes uur. Geen been mocht aan het lam gebroken worden; het moest geheel in het vuur gebraden en gegeten worden dat er niets van overbleef. En dat niet alleen, maar het bloed van het lam moest gestreken worden aan de bovendorpel en zijposten der deuren van de woningen der Israelieten. Dit zou gelden tot een latere inzetting van Israel. Wanneer het volk het Paas-lam at met ongezuurde broden en bittere saus, dan moesten zij gedenken aan de verlossing uit het land der Egyptenaren. Want wat toch was geschied bij de uittocht uit het Egypte-land! De rouwdragende Egyptenaren dreven het volk nu zelf uit, en reeds stond het met omgorde klederen voor de uittocht gereed, nu het bloed van het lam geheel het volk redde van de dood, en de slaande engel des verderfs de woningen der Israelieten was voorbij getrokken. Ja, zelfs het goud en zilver werd aan Israel gegeven, zo zij maar het land wilde verlaten.
Zo trok het volk met haast uit tot het kwam aan Sukkoth. Het deeg van het brood medenemende in de zomen der klederen. Daar aan de Sukkoth heeft het toen ongezuurde broden gebakken, dewijl de tijd ontbrak om het deeg met een zuurdesem te door-kneden. Welk een Godsbesturing met rijke betekenis.
Want toch dit was de betekenis die er in die ongezuurde broden lag, dat de Heere Zijn volk vrij maakt van de zuurdesem der zonden. Wij brengen zuurdesem of gist in het deeg, opdat het zal rijzen en ons brood lucht al worden en te beter verteebaar zal zijn, maar ook met de zuurdesem brengen wij een beginsel van verderf in het meel. En nu wil de Heere dit aan Zijn volk leren, dat de zuurdesem der zonde van Zijn volk in Zijn volk zou worden uitgeroeid.
In deze handeling sprak de verlossing, die er is voor Zijn volk in Christus.
Door het bloed van het lam zijn sij behouden en verlost. Ook dat volk van het Oude Verbond kon buiten Christus niet zalig worden.
Het is in de kostelijke tijd waar niet een van Gods kinderen vreemd van is. Want hoe Godsdienstig wij ook zijn, van nature leven wij in het Egypte der zonde, in het land van de schaduwen des doods, waar wij omkomen, indien de Heere ons niet redt uit de staat des doods. Nooit zullen wij naar de Heere vragen. Wij leven voort in eigen gekozen wegen, krachtens onze diepe val in Adam. Vreemdelingen zijn wij van de verbonden der beloften en zonder God in de wereld. Maar dit is het onderscheid tussen Gods volk en de wereld, dat de Heere het leven in Egypte voor Zijn volk onmogelijk maakt. Zoals het Israel gegaan is, zo gaat het ook met Zijn volk. Daar breekt een tijd aan, dat hun ogen geopend worden, door de onwederstandelijke werking des Heiligen Geestes, Die overtuigt van zonden, gerechtigheid en oordeel. En hoewel zij zich zien der toorn Gods onderworpen, en de klove die er is tussen God en hun ziel, vlieden zij niet van God af, maar vallen Hem toe en hun geschrei komt voor Zijn aangezicht. O, dan wordt het een wonder dat de Heere nog wil horen naar het gekerm van Zijn volk. Zal Hij dan geen recht doen degenen, die dag en nacht tot Hem roepen? Wat valt het dan voor dezulken mee, dat God een toevlucht voor Zijn ellendig en arm volk wordt. En nu is het niet om hun geschrei dat de Heere hoort. Maar de trekking van Gods eeuwige liefde is het die in de harten van Gods volk zich openbaart. Dewijl Hij hen lief heeft in de Zoon van Zijn welbe-hagen. Hij komt hen te aanschouwen in Hem, Die stervende aan het kruis heeft uitgeroepen: Het is volbracht.
De Heere Jezus heeft al dat werk in de raad des Vredes, als Middelaar op Zich genomen, om voor Zijn volk te lijden en te sterven, en al wat de Vader eiste volbracht, tot de laatste kwadrantpenning toe. En nu aanschouwt de Vader Zijn kerk in Hem, als zonder vlek en rimpel. Niets komt er van de zondaar in aanmerking. De zaligheid ligt in Hem, Die het levengevend Hoofd is van Zijn uitverkoren schare. Waar wij het ook zoeken, buiten Christus is alles ongenoegzaam ter zaligheid. Uit de werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden voor God.
Gelijk Mozes met de wonderen, het volk Israels niet kon verlossen, zo gaat het met Gods volk. Onder de bediening van Mozes worden zij steeds zwaarder gedrukt. Hoe meer men de krachten inspant om aan de wet te voldoen, hoe onmogelijker het wordt. Met al de bevindingen, tranen of gemoedsgestalten, zal Gods volk ervaren, dat zij de behoudenis hunner ziei niet zullen vinden de bediening van de wet. Wat is nodig? Het bloed van het Paaslam, gestreken aan de posten van het hart van Gods volk, geeft redding van de dood.
Daar is toch maar een Naam onder de hemel gegeven, door welke wij kunnen zalig worden. Zal het dan geen wonder worden voor zulk een, geslagen van alle gronden buiten Christus, als het Paaslam geopenbaard wordt in Zijn dierbaarheid, bemin-nelijkheid, maar bovenal in Zijn noodzakelijheid? Want wie Hem mist, mist toch alles wat tot de zaligheid van node is. Hoeveel ervaringen en bevindingen wij ook hebben mogen, zo wij Christus missen, zullen wij eens te licht bevonden wc-rden. In Hem is alles wat een verloren zondaar behoeft tot zijn eeuwige behoudenis. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. De weg om met God in gemeenschap hersteld te worden. O, ziet het toch toch eens in wat het betekent dat een weg van zaligheid in Christus geopend wordt, voor verlorenen, die gebogen gaan onder de zware last der zonden, erf en dadelijke, onder de slagen van een vloekende wet, die het leven niet geeft, maar de ziel schuldig stelt voor een heilig en rechtvaardig Wezen. Die geen penning meer heeft om te betalen, wordt gebracht aan het einde der wet. Dan wordt Christus geopenbaard als het ware Paaslam. Welk een rijkdom wordt in Hem gezien, in het gelovig omhelzen van zulk een Middelaar. Gods Woord bevestigd: U dan, die gij gelooft, is Hij dierbaar. Dierbaar wordt Hij in Zijn Persoon, in Zijn Namen, in Zijn staten, in Zijn ambten. Ja, kortom gezegd, al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Dat Hij van de Vader gegeven is voor Zijn volk, tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligheid en volkomen verlossing. Wat het geloof dan in Christus ziet is niet te zeggen, het wordt een be-wonderen. In zichzelf wordt zalig worden hoe langer hoe onmogelijker, slechter wordt het inplaats van beter. Maar daarom wordt het Paaslam dan ook meer en meer noodzakelijk tot behoudenis. Hoe kan er een honger en dorst in het hart van Gods gunstgenoten zijn naar Hem, om Hem te kennen als hun Goel en verlosser. Vandaar dat zij met de dichter instemmen: Gelijk een hert schreeuwt naar de water-stromen, alzo schreeuwt hun ziel naar God. Want ze moeten door Hem met God verzoend en in Zijn gemeenschap teruggebracht worden.
Welgelukzalig is de mens, die dan door het geloof het heilgeheim der verlossing mag verstaan en gelovig geleerd heeft het oog te slaan buiten zichzelf, op Christus, het ware Offerlam, dat volbracht wat nodig was, om God met de uitverkoren zondaar te verzoenen. Niets minder was er toe nodig om dit uit te werken, dan de dood van de Zone Gods. Gods waarheid en gerechtigheid eiste, dat lijden en sterven van Hem, en de Drieenige God is daardoor in hemel en op aarde in al Zijne heerlijke deugden en volmaaktheden verheerlijkt geworden. Dat ware Paaslam bracht door Zijn gehoorzaamheid tot de dood des kruises, een volmaakte eeuwige gerechtigheid aan voor Zijn volk. Niets behoeft er van hen meer bij. God is met God voldaan. Nu is het uit genade zalig worden, zoals de apostel zegt: Uit genade zijt gij zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, maar het is Gods gave.
En die nu door dat geloof Hem kennen mag, zal leven, al ware hij gestorven.
Hij is het Lam, dat geslacht werdt voor de grond-legging der wereld, gekomen in de tijd, opdat Hij voldoening geven zou voor een schuldig volk. Jesaja van Hem geprofeteerd, zeggende: Als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijne mond niet open. En Johannes op Patmos zag Hem, en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderd-vier-en -veertig duizend, hebbende de naam Zijns Vaders geschreven aan hunne voorhoofden. En Paulus zegt in onze tekst: Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. Hij bezat noch erf, noch dadelijke zonden.
Van Hem sprak de Vader: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik al Mijn welbehagen heb. Het heilige, onnozele, onbesmette Lam, afgescheiden van de zon-daren, Die geen zonde gekend of gedaan heeft. Anders had Hij nooit voor de zonde Zijns volks kunnen voldoen. Maar omdat Hij Zelf geen zonde had, kon Hij de zonde Zijns volks dragen.
Hij is het Lam dat geslacht werd tussen de twee avonden, en aan het kruis gehangen, stierf Hij de smadelijke, smartelijke en vervloekte dood, opdat Hij Zijn volk verlossen zou van de vloek der wet. In Hem is vervuld wat reeds in de schaduwdienst de eis was voor het offerlam, geen been mocht gebroken worden. Wei werden de beenderen der moordenaars gebroken, maar van Christus is geen been gebroken. Een krijgsknecht kwam en doorstak Zijn zijde, waarin vervuld werdt de profetie van Zach. 12:10: Zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben. Zo werden dan de schaduwen geheel in Hemvervuld Die het ware Pascha is. Gebraden in het vuur van Gods toorn, hoewel Hij nooit het voorwerp was van Gods toorn. Want in al hetgeen Hij geleden heeft, bleef Hij Gods welbeminde en geliefde Zoon. De Vader verlustigde Zich in de diepe vernedering van Zijn Zoon en had Zijn welbehagen in Hem, in het vreselijke lijden, toen de voile toorn Gods tegen de zonde van het ganse menselijke geslacht op Hem uitgestort werd. Hij heeft die toorn gedragen en doordragen. De Goddelijke natuur heeft de menselijke natuur ondersteund, en daarom kon Hij zeggen: Het is volbracht. Gods recht is voldaan, en de wet van zijn vloek ontwapend en de zondaar met God verzoend, om wiens zonden Hij genageld werd aan het kruis, want de wonden zijn Hem geslagen, in het huis van Zijn liefhebbers. Mocht Gods volk veel smart omdragen over de zonden, ziende wat deze de Zone Gods gekost heeft. De zonde te haten en te vlieden, en schuiling te mogen zoeken in de offerande van Hem, waar behoudenis is van het oordeel dat op de zonde gekomen is. Dat doet de apostel uitroepen in een gelovig roemen: Ons Pascha is voor ons geslacht. Ons Pascha. Zie, daar hebt ge nu de geloofstoeeigening van Christus. Gods volk kan het van zichzelf niet aannemen en geloven. Het moet hun gegeven worden. Hij moet hun geschonken worden van de Vader. En dat kan niet anders, dan met totale uitsluiting van wat des mensen is.
Er is zulk een goddelijke afsnijding nodig, opdat wij er eens beheel buiten vallen en om te leren, dat verlorenen gezaligd worden. Niet omhangen met bevinding of bekering komt de zondaar te staan voor God, maar als een naakte, beladen met erf en dadelijke schuld, niet anders inwachtende dan het doemvonnis, wordt de zondaar uit genade in de vierschaar Gods vrijgesproken in Christus, en krijgt hij een recht ten eeuwigen leven, en ontvangt Hem als hun Pascha, dat voor hen geslacht is. In Hem toch wordt Gods volk gesteld of zij zelf voor hun schuld hadden betaald, en in Hem roept de Heere hun toe niet meer te zullen toornen noch te schelden. Dan wordt het ons Pascha. Hij is de Mijne, en ik ben de Zijne.
Het Paaslam werd met ongezuurde broden gegeten. Zie, daar komt het volk in het stuk van de heiligmaking, waar het wordt een arm en kreupel volk, geen gedachte kunnen zij denken die Gode welbehaaglijk is. Hoe meer in die weg geoefend, hoe armer zij worden. Een walg krijgen zij aan zichzelf. Het wordt een wonder dat God met de zulken nog te doen wil hebben. De Heere kleedt Zijn kerk naakt uit, opdat zij in Christus alles vinden zullen.
Niet hun hoge stand in de genade is de grond, maar Christus, Die zij dagelijks behoeven, in Zijn verzoende gerechtigheid. Dan wordt het ons Pascha, door Wie zij een vrijmoedige toegang verkrijgen tot God. Door Hem alleen hebben zij gemeenschap met de Vader.
Vrede met een Drieenig God, die alle verstand te boven gaat. Dat doet Gods volk roemen in Hem: Gij hebt ons Gods gekocht met Uw bloed, en zij stemmen hier reeds in met de dichter:
Gij zijt mijn God, U zal ik loven,
Verhogen Uwe majesteit; enz.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1965
The Banner of Truth | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1965
The Banner of Truth | 20 Pagina's