Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET LUIDEN VAN DE DOODSKLOK-HEMELSE MUZIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET LUIDEN VAN DE DOODSKLOK-HEMELSE MUZIEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gedurende al de jaren dat ik de gemeente in Grand Rapids dienen mocht, ben ik ook consulent geweest van de gemeente in South Holland. Die gemeente is de oudste gemeente die wij in Amerika hebben. L. 1. Januari was het honderd jaar oud. In 1874 kwam Ds. E. L. Meinders daar, die tot zijn emeritaat die gemeente gediend heeft, en daar ook ontslapen en begraven is.

Met zijn eerste vrouw is hij slechts zeven weken en drie dagen getrouwd geweest. Van haar schreef de nu reeds lang ontslapen leraar, “Zij is wel dood wat haar lichaam betreft, maar naar mijn vaste hoop en die van’s Heeren volk, leeft zij en verlustigt zich nu in God als enig en drie-enig in het aangezicht van Jesus Christus, de enige en volkomen Zaligmaker, die wel naar Zijn gekruist lichaam dood geweest is, maar die leeft in alle eeuwigheid.

Twee jaar later is Ds. Meinders weer getrouwd, met Geertje Petersen. Zij was op 6 Juni, 1832 in Oost Friesland geboren, en op 21 Februari, 1891 in South Holland overleden. Op haar grafsteen staat gebeiteld: “Ik wasch mijne handen in onschuld, en ik ga rondom Uw altaar, o Heere.”

Gedurende al de jaren dat ik van tijd tot tijd die gemeente dienen mocht, heb ik vaak gehoord over de genade die God in het hart van die vrouw had verheerlijkt. Grote en kostelijke zaken had God haar geleerd. In alle eenvoudigheid heeft die godzalige vrouw enkele ervaringen uit haar leven mogen beschrijven. Met veel genoegen en vereniging heb ik ze mogen lezen. Wat zij op de eerste bladzijde reeds schreef, trof me: “Doch des mensen verstand is van nature verduisterd en de mens is vervreemd van het leven dat uit God is, en derhalve mist hij ook alle

Ware kennis van en ware liefde tot God. Ook des Heeren volk dat uit genade met Gods beeld versierd mag zijn, heeft maar een zeer klein beginsel van deze kennis en van liefde tot God in vergelijking met de overgebleven duisternis en verdorvenheden, zodat men dikwerf niet weet te onderscheiden de stem des Heeren, en die van zijn eigen hart, van die van de vorst der duisternis, zodat het niet altijd duidelijk voor de ziel is of zijn doen en laten ook de welbe-hagelijke wil des Heeren is. Naar de nieuwe mens is het des Heeren volk eigen om de Heere te eren en te verheerlijken. Naar de oude mens willen wij onszelf eren en daar vandaan komt de strijd.”

Gaarne zou ik al de aantekeningen weergeven, doch dat is niet mogelijk. Waar ik thans alleen iets over schrijven wil is naar aanleiding van het woord waarna haar ziel gered en gerechtvaardigd was met bewustheid voor zichzelf. Ze schreef:

“Na de reeds door mij genoemde twee weken (toen zij in de vrijheid gezet was), gingen mijn neef, die slechts twaalf jaar oud was, en ik naar mijn ouderlijk huis. Ook die neef was in diezelfde tijd op kennelijke wijze tot ruimte gekomen. Op de weg naar huis hoorden we de doodsklokken luiden; dat anders zo sombere en doffe geluid scheen voor ons hemelse muziek te wezen. Aan de deur van het ouderlijk huis aankloppende, kwam mijn jongste zuster en opende ons de deur. Zodra ik haar zag zeide ik onder een vloed van tranen: ‘Hier zijn nu twee — een arme zondares en een arme zondaar die de Heere Jezus gevonden hebben en Hem hartelijk liefhebben.’”

In onze dagen zijn er duizenden en nog eens duizenden die voor de dood niet meer bevreesd zijn. Aan de ene hand omdat de conscientie gesloten is en men zonder enige indruk van dood en eeuwigheid voortreist en volhardt in de zonde, en anderzijds omdat men opgegroeid is in een oppervlakkige godsdienst en in een dodelijke gerustheid dat het wel met hen is voor de euwigheid. Ook zijn er onder die de liefde der waarheid verloren hebben en nu bezet zijn meti een geest der dwaling zodat zij de leugen geloven.

Wij beleven thans een tijd waarin de mensen o zo gemakkelijk bekeerd worden. Om bekeerd te worden behoeft er eigenlijk niets bizonders meer te gebeuren. Als men maar historisch gelooft dat men een zondaar is, en Christus aanneemt als zijn Zaligmaker, dan hoeft men zich verder nergens meer over te bekommeren. Hetgeen Evangelist in de Christenreize van Bunyan zei — “De weg is recht en eng, en op het laatst wordt de weg nog enger” — daar gelooft men niet meer in. Waarlijk, het is om er van te schrikken en te beven. Allen die enige kennis hebben van de waarheid (zoals die in onze dagen voorgesteld wordt) worden zaliggesproken. Zaliggesproken, zonder dat ze ooit als een rampzalige in zichzelf over de wereld gelopen hebben. Het is zoals Gods Woord zegt: “Als de blinde de blinde leidt, vallen ze beiden in de gracht.” Wat worden er veel mensen misleid voor de grote eeuwigheid. Het is niet genoeg te waarderen dat de Heere ons en onze kinderen nog bewaart bij de zuivere waarheid waar de noodzakelijkheid van de waarachtige bekering ons nog wordt voorgehouden.

Uiteraard, ook daaronder kunnen we verhard worden en zo ongevoelig dat het niet de minste bekommering teweegbrengt. Het oordeel der verharding en de geest van de tijd doden meer en meer het besef van dood en eeuwigheid. Het wordt wel openbaar in ons leven dat er een bovennatuurlijk wonder van God plaats moet grijpen, zullen we ooit in waarheid in de engte gedreven worden en tot die God leren roepen die de psalmen geeft in de nacht.

Er is ook veel overtuiging die niet zaligmakend is en eveneens in een dodelijke gerustheid eindigt. Maar waar een zondaar van dood levend gemaakt wordt en door Gods Geest overtuigt wordt van zonde, gerechtigheid, en oordeel, daar wordt een bekommering gewerkt die niet meer overgaat. Voor zulke mensen wordt het werkelijkheid terwijl zij nog leven en eeuwigheid terwijl ze nog in de tijd zijn. Banden des doods en beken Belials verschrikken hem. Ze vinden benauwdheid en droefenis en roepen de Heere aan in al hun nood. Zulke mensen moeten sterven en kunnen niet sterven. Ze denken niet zo gemakkelijk over de dood. Ze worden door de dood en het oordeel achtervolgd. Hun ganse leven getuigt tegen hen en met schrik en beving denken ze aan het einde. Dan moeten ze God ontmoeten en dan gevoelen ze hoe vreselijk het zal zijn om te vallen in de handen van een levend God. Zij krijgen er besef van wat het zal zijn om Gods toorn te moeten dragen en eeuwig van God gescheiden te moeten zijn. Ze erkennen wel dat eeuwig recht zou zijn, maar om het toe te vallen en er onder te vallen is wat anders.

Van onze zijde is dat een onmogelijke zaak. Hoe zullen wij daar ooit komen? Zulke mensen kunnen en durven niet geloven dat zij daar ooit toe verwaardigd zullen worden. Zij krijgen persoonlijk met God te doen die buiten Christus een verterend vuur en een eeuwige gloed is voor de zondaar. Hij is een God die geen afstand kan doen van Zijn recht. “Gijlieden zijt Mijn getuigen dat Ik God ben.” Hij is wel barmhartig, maar ook rechtvaardig. Gods waarheid en gerechtigheid eisen niets anders dan hun dood. “De bezoldiging der zonde is de dood” (Romans 6:23). Zij hebben Gods wet overtreden en derhalve liggen zij onder de vloek. Als zulke mensen de doodsklok horen luiden dan wordt er van binnen gezegd: “Spoedig is het jouw beurt.” En zij herinneren zich de woorden: “Neemt Gij hun adem weg, zij sterven.” Die woorden hebben hen menigmaal benauwd. Ja, als zij soms horen van mensen die in hun slaap gestorven zijn, dan grijpt het hun aan. Al zeggen ze het niet altijd, maar van binnen is het verre van gemakkelijk. Vaak durven ze ‘snachts niet te gaan slapen vanwege de vreze des doods. Sommige zielen verkeren jaren in zulk een toestand, de ene tijd meer dan de andere. Maar geheel weg is het nooit.

Het is een moeilijk leven, doch als het nu zo wordt in ons leven dat het luiden van de doodsklok als hemelse muziek in onze oren klinkt, dan moet er wat gebeurd zijn. Dat kunnen wij zelf niet bewerken of onszelf geven. Wij moeten door God met God verzoend worden.

(Wordt Vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1965

The Banner of Truth | 20 Pagina's

HET LUIDEN VAN DE DOODSKLOK-HEMELSE MUZIEK

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1965

The Banner of Truth | 20 Pagina's