DE KRUISDRAGENDE CHRISTUS
Hij dan opgestaan zijnde, nam het Kindeke en Zijn moeder tot zich in de nacht, en vertrok naar Egypte; en loos aldaar tot de dood van Herodes.
Mattheus 2 : 14–15a.
Christus, vluchtend naar Egypte
In de dagen, die achter ons liggen, zijn wij herinnerd aan het betekenisvolle feit, dat de maagd Maria haar eerstgeboren Zoon to Bethlehem baarde, Hem in doeken wond en nederlegde in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. Wij zijn er op gewezen, dat het geen toeval was, dat de Zoon van God onder zulke nederige, armoedige omstandigheden op aarde kwam. Van het begin Zijner menswording tot het einde Zijns levens op aarde was Hij in de volle zin van het woord „Kruisdrager”. Om de zonden Zijns volks te boeten, en te verwerven „gaven, tot der mensen troost, opdat zelfs het wederhorig kroost altijd bij de Heere zou women”, heeft Hij Zichzelf vernederd. Paulus roept er van uit: „Gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om Uwentwil is arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden” (2 Kor. 8:9). Het kerstevangelie is ten volle een kruisevangelie, de Joden een ergernis en de Grieken een dwaasheid, maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, is het een kracht Gods tot zaligheid. Door de genade des Heiligen Geestes haalt het kruisevangelie de onder zonde en vloek gebogenen op uit de grondeloze modder der ellende-kennis.
Het schriftgedeelte, dat thans onze aandacht vraagt, toont ons de kruisdragende Christus, vluchtend naar, verblijvend in, en terugkerend uit Egypte.
Toen de wijzen uit het oosten weer naar hun eigen land vertrokken waren, verscheen aan Jozef in een droom de engel des Heeren. Deze gaf Jozef opdracht om met Maria en het Kindeke Jezus naar Egypte te vluchten, daar het leven van het Kind bedreigd werd. Herodes, als een kind en knecht van de satan, zou trachten het Kind te doden. Hoewel niemand in staat zou zijn het naar de bepaalde raad en voorkennis Gods voorziene lijden van de Middelaar Gods en der mensen te doorkruisen, wil de Heere toch dat Jozef naar Egypte zal gaan. Daardoor zal de Schrift worden vervuld: „Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen”. Eerst was er voor hen geen plaats in de herberg; thans moet de Zoon des mensen, de geboren Koning der Joden, naar Egypte vluchten, omdat er voor Hem geen plaats is in het land der Joden.
Het „geen plaats voor Hem” is van begin tot eind het leed, dat druppel voor druppel de lijdensbeker van de Heere Jezus gevuld heeft. Het begon al in Bethlehem en het ging door tot op Golgotha’s kruin. Pilatus oordeelde dat de wens der Joden: „weg met Deze, laat Hem gekruisigd worden” zou geschieden. Er was voor Hem geen andere plaats dan aan het kruis; er was voor Hem geen plaats in het land der levenden, omdat er in het hart van de natuurlijke mens geen plaats is voor God, Zijn Zoon en Zijn rijk. Omdat er geen andere weg is, waarlangs God aan Zijn eer en zondaren aan de zaligheid kunnen komen, was er ook naar Gods raad voor Hem nergens plaats dan aan het kruis.
Geen plaats was er meer voor Adam en Eva in de zalige gemeenschap Gods en in het heerlijke paradijs, toen zij moed- en vrijwillig het pad der ongehoorzaamheid betraden. De uitdrijving uit het paradijs en het stellen van een engel aan de ingang van de hof, met een uitgetrokken zwaard, predikten een niet mis te verstane taal. Geen plaats is er in Gods gemeenschap voor zulken, die in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren zijn, daar Hij te rein van ogen is, dat Hij het kwaad zou kunnen aanschouwen. Geen plaats is er in Gods zalige nabijheid voor zulken, die met gedachten, woorden en werken, door zonden van bedrijf en nalatigheid, Gods wet overtraden, daar een iegelijk vervloekt is, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen. Toch is het Gods welbehagen, dat tot roem van Zijn barmhartigheid zondaren zouden delen in Zijn vadergunst, en wonen in Zijn vaderhuis, zonder dat daardoor aan Zijn gerechtigheid en heiligheid zou worden tekort gedaan.
Hoe blijkt uit Christus’ lijden de diepte der wijsheid en kennis Gods: voor Christus geen plaats, opdat voor zondaren wel plaats zou zijn. In het „geen plaats voor Christus” en „een plaats door Christus” ligt de kern van het Evangelie van Gods vrije genade opgesloten.
Uit deze kern rijst het vast gebouw van’s Heeren gunstbewijzen, naar Zijn gemaakt bestek, tot roem van Gods goedertierenheen. Welk een liefderijk bestel en dat voor zulken, die Gods vaderliefde hebben versmaad, ja met voeten hebben getreden, zoals dat in de gelijkenis van de verloren zoon zo treffend wordt uitgebeeld. In het „geen plaats voor Christus” en „een plaats door Christus” ligt een blijde boodschap, een deur der hoop opgesloten voor „buitenstaande mensen”. In een weg van smartelijke ervaring, door ontdekkend genadelicht, leerden zulken hun door hun zonde van God gescheiden staat kennen en betreuren. Ook leerden zij tot hun geestelijke nood verstaan, dat er vanuit hen geen mogelijkheid is om weer „binnen te komen”. God wil immers, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg gedaan wordt. Er is echter door Gods onpeilbare genade, goedheid en liefde een weg in en door Hem, Die Zich vrijwillig ten offer gaf aan Gods gerechtigheid, waardoor zondaren weer „thuis” kunnen, mogen en zullen komen bij de Heere. Niemand komt tot de Vader dan door Hem, maar door Hem is er dan ook de toegang door een Geest tot de Vader. „Komt herwaarts tot Mij, die vermoeid en belast zijt”—zo sprak de Heere Jezus—„en Ik zal u rust geven voor uw zielen”.
Het is de Heilige Geest, Die bij aanvang en voortgang de blindheid voor en afkeer van die weg moet wegnemen. De ziel moet vatbaar voor en werkzaam met dit Evangelie worden gemaakt, om zo door Hem tot de Vader te gaan, smekend om de vrede. Ook die genade verwierf de Heere Jezus. Gans hulpelozen, tot Hem gevloden, zal Hij ten Eedder zijn. Velen hebben ervaren wat het is in liefde ontvangen te worden door de Vader, om Christus’ wil ervaren. Velen zullen het nog ervaren tot hun zaligheid! De Heere geve ook ons, voor het eerst of bij vernieuwing, zo werkzaam te mogen zijn met het „ geen plaats voor Christus” en „een plaats door Christus”, opdat ook door ons zalige troost moge worden geput uit Christus’ lijden, veroorzaakt door de vlucht naar Egypte, an het heil zou worden gekend, waarvan Paulus sprak: „Want door Hem hebben wij de toegang door een geest tot de Vader” (Ef. 2 : 18).
Artesia
Uitwendige — Zending
De leden van de Commissie voor Uitw. Zending, behartigend de zaken van Miss. A. Herfst brengen ter kennis, van de zendingsvrienden, dat i.v.m. de benoeming van Ds. A. Elshout te Artesia tot lid der commissie door de gecombineerde classae West en Far West, het bestuur als volgt is samengesteld:
Voorzitter: Ds. J. van Zweden, Rock Valley, Iowa.
Penningmeester: Mr. John Spaans, Route 1, Plankinton, South Dakota. 57368.
Secretaris: Ds. A. Elshout, 21309 Bloomfield Av.,
Lakewood, Calif. 90715. Tel. 1-213-860-5426.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1968
The Banner of Truth | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1968
The Banner of Truth | 20 Pagina's