HET FEEST VAN DE HERSCHEPPING
Ziet, Ik maak alle dingen nieuw.
Openbaring 21:5
Pinksterfeest is het feest der vernieuwing. Een nieuwe bedeling der genade neemt een aanvang. De laatste voor de wederkomst van Christus op de wolken des hemels. Wij kunnen dat feest ook noemen het feest van de aanvankelijke herschepping. Waar die Geest komt, wordt alles vernieuwd. Dat heeft de eerste Pinksterdag airede aangetoond.
Ik maak alle dingen nieuw. Wat houdt dat in? In de eerste plaats de hartvernieuwing. Dat is het voornaamste voor ieder mens, dat door het werk des Geestes het hart vernieuwd wordt.
Ons hart is door de zonde totaal verdorven. Er is geen goed meer in. Het is alleenlijk boos. Er leven niet dan onreine en onheilige begeerten in. Het is een samenknoping van ongerechtigheid. Er kan maar niet wat aan verbeterd worden, opdat het dan wel goed zal komen. Het moet helemaal vernieuwd worden. Het moet er uit en een nieuw hart zal er in geschonken moeten worden. „Ik zal het stenen hart wegnemen en een vlesen hart schenken”. Onze Dordtse leer zegt: „ En dit is die wedergeboorte die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden, en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schriften gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt”.
Uit een vernieuwd hart vloeit een vernieuwd leven voort. Het hart is de bron van alle gedachten en daden. Het vernieuwde hart moet in het vernieuwde leven blijken. En het nieuwe leven openbaart zich in de in de Schrift aangegeven eigenschappen, als de droefheid naar God, het hartelijk berouw over dezonde, de verootmoediging voor de Heere, het geloof in de Heere Jezus Christus, het toevlucht nemen tot de God des heils, en zovele andere eigenschappen meer.
Dat vernieuwde leven in de vernieuwde zoekt de gemeenschap met allen, die door dezelfde genade Gods vernieuwd zijn en openbaart zich in de gemeenschap der gemeente, die door ons beleden wordt de gemeenschap der heiligen te zijn. Die nieuwe gemeenschap zal allen omvatten, die door de Heilige Geest het Hoofd van de kerk, Jezus Christus, door een waar geloof ingeplant zijn, en zal eenmaal de nieuwe hemel en de nieuwe aarde vervullen. Alles zal zo vernieuwd zijn, dat er aanstonds geen zonde meer zal zijn die de werken Gods ontsieren zal. Dan zal dat, wat volkomen vernieuwd zal zijn, de weergave zijn van hetgeen Johannes reeds mocht aanschouwen. Heeft de zonde het werk Gods verstoord en verwoest, de genade Gods zal de heerlijkheid van de luister van de majesteit Gods en van Zijn werken volkomen ontsluieren.
Ik maak alle dingen nieuw.
Wie doet dit alles? De Heere Zelf. Daar komt geen mensenwerk bij te pas. God is de Oorzaak van deze eeuwige gelukzaligheid, en zal ook het eeuwige Einde daarvan zijn, namelijk het Doel. Als die vernieuwing het werk van mensen zou moeten zijn, zou het ten enemale onmogelijk zijn tevens. Dat is uitgesloten. De rijkdom van de genade Gods ligt juist daarin, dat het Gods werk is.
Dat is ook de grote betekenis van het Pinksterfeest. Daar openbaart de Heere, dat op de grondslag van het voldoenend werk van Zijn Zoon, de Geest des Heeren de zaligheid nu ook daadwerkelijk zal schenken en werken in het hart van verloren mensenkinderen. Daar heeft die grote dag in Jeruzalem van gsproken. Toen werden er velen toegebracht tot die gemeente, die eenmaal zal zalig worden. En wel zulken, die nog kort tevoren met de meeste inwoners van die stad hebben gebeden, dat Zijn bloed over hen en hun kinderen komen zou. Het is een wonder van Gods genade alleen, dat zij verslagen zijn geraakt in het hart en dat zij gebeden hebben: Wat moeten wij doen om zalig te worden?
Als ooit het heerlijke vermogen van de Geest Gods zich openbaarde, dan is het geweest in dit gebed van Jeruzalems mannen. Het is de Geest Gods, Die dit vernieuwend werk verheerlijkte, en dat is dan ook de rijke prediking van het Pinksterwonder, dat de Geest Gods nederdaalde op de aarde om harten te vernieuwen en die alzo tot de levende God te bekeren. Dit wonder zou niet alleen tot het Joodse volk beperkt blijven, maar alle naties zouden in deze wondere Geesteswerking delen. Daarmede gaat de Geest Gods door totdat de laatste van degenen, die Heere Zich tot een doelwit gesteld heeft, zal zijn toegebracht.
Daarin ligt ook de rijkdom van de prediking van Gods genade. Er wordt niet gepredikt, dat de mens zijn eigen hart zou vernieuwen, want dat is uitgesloten; maar de Heere doet het. Hij, en Hij alleen maakt alle dingen nieuw. Daar mochten wij dan ook wel om leren smeken, of het de Heere behagen mocht onze harten te vernieuwen.
Dit doet de Heere door middel van de prediking van het Woord. Hoezeer onze vaderen de eenzijdigheid van het werk van Gods genade erkenden, hebben wij airede voorgesteld, toen wij een klein gedeelte van onze Dordtse leerregels aanhaalden, maar evenzeer hebben deze vaderen het middellijke van het werk Gods aangewezen, omdat in diezelfde Leerregels te lezen staat: „Gelijk ook die almachtige werking Gods, waardoor Hij dit ons natuurlijk leven voortbrengt en onderhoudt, niet uitsluit, maar vereist het gebruik der middelen, door welke God naar Zijn oneindige wijsheid en goedheid deze zijn kracht heeft willen oefenen; alzo is het ook, dat de voormelde bovennatuurlijke werking Gods, waardoor Hij ons weder-baart, geenszins uitsluit noch omstoot het gebruik des Evangelies, hetwelk de wijze God tot een zaad der wedergeboorte en een spijze der ziel verordineerd heeft. Daarom dan, gelijk de apostelen en de leraars, die hen zijn gevolgd van deze genade Gods het volk godzaliglijk hebben onderricht, Hem ter eer, en tot nederdrukking van alle hoogmoed des mensen, en ondertussen nochtans niet hebben nagelaten, hen door heilige vermaningen des Evangelies te houden onder de oefening des Woords, der sacramenten en der kerkelijke tucht; alzo moet het nu ook verre vandaar zijn, dat diegenen, die anderen in de gemeente leren, of die geleerd worden, zich zouden vermeten God te verzoeken door het scheiden van die dingen, die God naar Zijn welbehagen gewild heeft, dat tezamen zouden blijven. Want door de vermaningen wordt de genade medegedeeld; en hoe vaardiger wij ons ambt doen, des te heerlijker vertoont zich ook die weldaad Gods, Die in ons werkt, en Zijn werk gaat dan allerbest voort. Welke God alleen toekomt, zo vanwege de middelen als vanwege de zaligmakende vrucht en kracht daarvan, alle heerlijkheid in der eeuwigheid”.
Hoe meer wij dit verstaan, hoe meer wij de middelen der genade zullen waarnemen met een om de vernieuwende werking van Gods Geest verlegen ziel. Hoe meer wij door genade ons onvermogen leren verstaan, des te groter zal het ons worden, dat het de Heere is, Die alleen harten vernieuwen kan.
De Heere vernieuwt alle dingen. Hart en leven. Maar in die vernieuwing ligt ook een vernieuwing van de verhouding, waarin wij tot de Heere staan. In de weg der bekering leert de Heere dat de Zijnen. Men komt in een kinderlijke verhouding tot die God, Die in Christus Zich met Zijn volk verzoend heeft. Het leven Gods in de ziel zal nooit rusten, totdat die verzekering des harten mag worden omgedragen, dat men in die verhouding tot de Heere gekomen is.
O, dat er onder Gods volk toch een uitzien mocht gevonden worden om door de werking van Gods Geest die zekerheid in het hart te mogen omdragen; dat zij zich de mededeling van Gods Geest in het leven bewust mogen worden door de verzekering des harten dienaangaande. Dan zuüen wij door die Geest leren uitroepen: Vader.
Dan wordt alles nieuw. Dan ziet Gods kind zich bevredigd met God in Christus, tot Wie zij door die Geest een vrijmoedige toegang verworven hebben; dan ziet men zich met al Gods wegen bevredigden met de ganse natuur. Dat ziet alleen het geloof. De volle verwerkelijking van hetgeen het geloof van verre aanschouwt, ligt in het verschiet. Als alle dingen nieuw geworden zullen zijn, Als de tijden van de wederoprichting van alle dingen zullen zijn aangebroken.
Dan is er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop de gerechtigheid wonen zal, en dan een verloste en een vernieuwde kerk, die eeuwige aanbidding zal toebrengen aan Hem, Die alle dingen nieuw gemaakt heeft.
The following inscription was written on an old church clock:—
“When I was a child I laughed and wept — time crept,
When as a youth I dreamed and talked — time walked,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1968
The Banner of Truth | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1968
The Banner of Truth | 20 Pagina's