Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“DOOR DE GEEST IN DE TEMPEL”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“DOOR DE GEEST IN DE TEMPEL”

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

2244

Dat grote voorrecht werd aan Simeon geschonken, die Simeon aan wie de Hartenkenner en Nierenproever zulk een waardig getuigenis heeft gegeven.

Hij was ook een mens van gelijke beweging als alle andere mensen — een mens in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren, een mens die ook verdoemelijk voor God was in Adam. Maar hij was een mens die uit kracht van souvereine liefde en genade besloten lag in dat getal waarvan de engelen in Bethlehems velden gezongen hebben: “in mensen een welbehagen.” Hij lag van eeuwigheid in het welbehagen des Vaders en behoorde tot degenen waarvan wij lezen in Psalm 65:5: ‘,Welgelukzalig is hij wie Gij verkiest en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven.”

Wat een wonder dat nooit begrepen maar wel eeuwig bewonderd zal worden door al degenen die het onderwerp er van mogen zijn. Het is niet om enige waarde die in het schepsel zou liggen, of uit enige verdienste van de zijde van de mens, doch het is alleen om de vrije gunst die eeuwig God bewoog. De mens valt er eeuwig buiten, zodat God er eeuwig de eer van zal ontvangen.

Van deze Simeon heeft God getuigd — en dat getuigenis is waarachtig — dat hij rechtvaardig was en vrezende God. Rechtvaardig, niet in eigen oog, zoals de Farizeers, maar rechtvaardig in Christus in wie de Kerk is uitverkoren (Eph. 1:4), maar ook in wie God Zijn volk aanziet. Er is niemand rechtvaardig, zelfs niet een. Wij zijn in Adam Gods beeld verloren, en daarom kinderen des toorns, en liggen onder het rechtvaardig oordeel van God. De zonde van Adam wordt ons toegerekend, naar het rechtvaardig oordeel Gods, maar de gerechtigheid van Christus wordt de uitverkorenen toegerekend. Op grond van die volmaakte, aangebrachte, en verworven gerechtigheid van Christus wordt de Kerk rechtvaardig verklaard.

Simeon was ook godvrezende. Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn onafscheidelijk aan elkaar verbonden. Het zijn wel onderscheidene weldaden uit het verbond der genade, maar zij kunnen nooit van elkaar gescheiden worden. Krachtens Adams val zijn wij van God gescheiden en geheel en al verdorven, onbekwaam tot enig geestelijk goed en geneigd tot alle kwaad. Wat wij uit de val hebben overgehouden is een slaafse vrees, die ons meer en meer van God afdrijft.

De vreze Gods is het beginsel der wijsheid, en allen die ze doen hebben goed verstand; Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. De vreze Gods wordt in de harten der uitverkorenen geplant. Die vreze ontvangen zij reeds in de levendmakende daad. Met die vreze Gods worden Gods kinderen versierd. Door die vreze haten en laten zij de zonde, jagen zij de gerechtigheid na, en hebben lust om God te vrezen en in Zijn wegen te wandelen.

Wij kunnen wel een naam hebben dat we leven, en onszelf bij het volk van God scharen, doch zonder die dadelijke vreze Gods zijn we nog in onze natuurstaat en liggen dood in de zonden en de misdaden.

Simeon verwachtte de Vertroosting Israels. Dat is een klaar bewijs dat Gods Geest hem had levendgemaakt en dat die Geest in zijn hart werkte. Door de wet is de kennis der zonde, doch uit de werken der wet kan geen vlees gerechgvaardigd worden. De wet drukt ons neer, maar het geloof richt ons op. Simeon geloofde in en hoopte op de beloofde Christus. Zijn geloof was een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet (Hebr. 11:1). Dat geloof was het middel tot zijn rechtvaardigmaking en een beginsel van heiligmaking. Zijn verwachting van alles dat buiten Christus is, was afgesneden, en God zelf had door Zijn Geest een verwachting in zijn hart gewerkt waardoor hij met David kon zeggen: “En nu, wat verwacht ik, O Here, mijn hoop is op U” (Ps. 39:5).

Hij verwachtte de Vertroosting Israels. De Vertroosting Israels was Christus, waarvan reeds in Genesis 5:29getuigd was: “Deze zal ons troosten.” En in Jesaja 40:1 lezen we: “Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen.” De Vertroosting Israels — dat wil zeggen, geen Trooster voor alle mensen, en dus geen algemene verzoening, maar een Vertroosting voor Israel, voor het Israel Gods. Jacob werd aan de Jabbok Israel; dat was een nieuwe naam die God zelf aan Jacob gaf. Dat Israel kent een droefheid naar God die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid. Het is dat volk dat met tranen zaait en dat door niemand getroost kan worden dan alleen door God in Christus.

Ja, dat is wel een van de onbedriegelijke kenmerken van het geestelijke leven, dat wij met verzaking van onszelf onze zaligheid, vrede, en troost in Christus zoeken. Het is de Heilige Geest die Christus verheerlijkt in de harten van de uitverkorenen.

De Messias zou de ware Vertrooster zijn, terwijl Hij de verlossing van alle onheil zou aanbrengen. “Om alle treurigen te troosten, om de treurigen Sions te beschikken, dat hun gegeven worde sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwde geest” (Jes. 61:1–3).

Helaas zijn er in onze dagen ontelbare mensen blij die nooit bedroefd geweest zijn. Doch Christus getuigde in Johannes 16:2 tot Zijn discipelen (en daar was Judas niet bij): “En gij zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden.”

“En de Heilige Geest was op Simeon.” De Heilige Geest was op hem omdat Hij ook in hem was. De Heilige Geest was ook op Christus, en dat is de reden dat de God aller genade en aller vertroosting die Geest geeft in het binnenste van al Zijn gunstgenoten. De Heilige Geest komt in hun harten wonen en blijft daar tot in alle eeuwigheid. Er is geen afval der heiligen.

Sinds Maleachi had de stem der profeten gezwegen, maar toch had de Here in die donkere tijd nog hier en daar enigen van Zijn volk. En onder dat volk waren er nog, gelijk Simeon, aan wie de Here bijzonderheden openbaarde.

Dat de Heilige Geest op Simeon was, wil hier zeggen, op een bijzondere wijze, met de Geest der profetie. Wat de profeten van de oude dag geprofeteerd hadden omtrent de komst can Christus was aan hem persoonlijk geopenbaard en verklaard. Die Geest is de Geest der waarheid, maar ook der verlichting, en die had Simeon inwendig verlicht. Hij had er voor zichzelf een houvast aan gekregen. Het was voor hem niet een zaak die als in de lucht hing, maar een onomstotelijke waarheid die God zelf op Zijn tijd bevestigen zou. Hij heeft er zich in verlustigd en verblijd. Hetgeen God aan Zijn volk bekend maakt, is maar geen dorre en levenloze dogmatiek, maar dat zijn zaken die hun hart raken. Hetgeen God schenkt, gaat niet buiten ons om; neen, de Here laat Zijn volk in de vrucht er van delen.

Maar er was bovendien nog iets anders. Simeon had een weldaad gekregen die niet al Gods kinderen deelachtig worden. Hem was een Goddelijke openbaring gedaan. En dat niet door een droom, of door een engel, noch door een hoorbare stem uit de hemel, maar door de ingeving des Heiligen Geestes, door de verlichting van zijn verstand en door de indrukking op zijn gemoed. Aan Simeon was een geheel bijzondere, een enige Goddelijke openbaring gedaan door de Heilige Geest. Neen, het was geen visioen geweest, of een droom, of een gezicht; het was werkelijkheid dat God zelf op een zekere tijd tot zijn ziel had gesproken en dat de Heilige Geest hem persoonlijk geopenbaard had dat op Gods tijd hem een bijzondere weldaad zou geschonken worden.

Gods volk kan in hun leven wel eens iets begeren te zien eer zij sterven. In hun persoonlijk leven, bijvoorbeeld, de vergeving van hun zonden, de bevestiging in de staat der genade, teruggebracht te worden in de gemeenschap Gods, de Geest der aanneming tot kinderen te ontvangen, enz. Het kan ook zijn dat zij met grote ernst begeren te zien dat het genadewerk uitspruit in de harten van hun dierbare betrekkingen; dat zij hun kinderen wei-bezorgd mogen zien in het tijdelijke leven; dat hun oog de terugkeer van land en volk mag zien tot de wet en tot de getuigenis; dat zij een bijzondere weldaad voor de Kerk begeren, enz. En dat alle kan innig en godvruchtig zijn. Maar het kan zijn dat de Here deze wensen nooit vervult, of ook dat Hij het geeft nadat zij uit dit leven verlost zijn. Hiskia heeft immers ook nooit aan deze zijde van het graf gezien dat zijn zoon Manasse door God bekeerd werd.

Doch als het openbaringen zijn door de Heiige Geest, dan zullen die ook zeker uitkomen. Zo was het ook hier. God had Simeon geopenbaard dat hij de dood niet zien zou eer dat hij de Christus des Heren zou zien. Simeon heeft dus geweten dat, hoe ouder hij werd, hoe korter hij kwam bij dat allergelukkigste ogenblik in zijn leven waarop hij zou mogen aanschouwen de komst van de Zoon van God in het vlees.

Hoe vaak Simeon ziek geweest is in zijn leven weten we niet, doch, bij wijze van spreken, al hadden de dokters hem opgegeven, dan had hij nog kunnen zeggen: “Ik sterf nog niet, want eerst moet God vervullen hetgeen Hij mij beloofd heeft.” Uiteraard zal zijn leven ook te dien opzichte niet zonder strijd geweest zijn. Want Gods werk wordt beproefd. Hugo Binning heeft gezegd dat al hetgeen niet beproefd wordt, ook niet van God geweest kan zijn. Een geloof dat niet beproefd wordt, is niet van het echte stempel. De vijand zit nooit stil; en het is een vijand die zeer brutaal is. Wij lezen in Lucas 18:2 van de onrechtvaardige rechter die God niet vreesde en geen mens ongzag. Nu, dat was wel een trouw dienaar van de duivel. Het is niet uit te drukken of te beschrijven wat de duivel soms onderneemt en waar hij zijn klauwen al niet inslaat. Gods volk is vaak als een riet dat van de wind ginds en weder bewogen wordt.

Maar als ons iets geopenbaard is, gelijk Simeon, door de Heilige Geest, dan wordt het ook ervaren dat God op Zijn eigen werk en op Zijn eenmaal gesproken woord terug zal komen. Dan wordt dat geloof dermate verlevendigd, dat wij wel met David mogen zeggen:

De heb het zelf uit Zijnen mond gehoord,
Wat sterveling zou mij schenden?

Voor dat Simeon de weg van alle vlees zou gaan, zou hij de Christus des Heren zien. Door het geloof in de belofte had hij Christus omhelsd als de Redder en Verlosser, als de Zaligmaker en Heiland, als de Immanuel en Vertrooster Israels. Maar hij zou Hem ook met zijn ogen mogen aanschouwen.

En nu staat er van die Simeon aangetekend in Gods dierbaar Woord: “En hij kwam door de Geest in de tempel.” Gods Geest was in hem. Gods Geest was op hem. Door Gods Geest had hij een openbaring ontvangen, en nu bracht die Geest hem in de tempel. “Uw goede Geest geleide mij in een effen land.” O, wat een zeldzaam voorrecht. Daar was de praktijk godzaligheid. Wat een nabij leven!

Het was uiteraard niet de eerste keer dat Simeon in de tempel kwam. Daar lag zijn leven, daar waar de Here woont onder de lofzangen Israels. “Een ding heb ik van de Here begeerd, om al de dagen mijns levens te mogen wonen in het huis des Heren” was ook Simeons leven. God bindt al Zijn volk aan zijn ordinantien en inzettingen.

Er wordt wat gesproken en verhandeld waar niets van God in is. Er zijn wat een praters die straks eeuwig zullen verstommen als ze gedagvaard worden voor een heilig en rechtvaardig God. Waarlijk, een mens mag er wel van beven en sidderen. Er gaan nog vele mensen naar de kerk, maar de vraag is, hoe? Vele predikers stappen onbeschroomd over de drempel van de kerk, bekimmen de preekstoel en beginnen te spreken; maar de vraag voor u en mij is deze: Heeft Gods Geest ons afgezonderd; worden wij door Gods Geest geleid; hebben wij die dierbare Geest in ons hart ontvangen; hebben wij kennis aan die Geest als Persoon en aan Zijn werkingen tot levendmaking, tot overtuiging, tot ontdekking, tot vertroosting en bevestiging? Ja, voor leraar zowel als lid is het nodig om bedaard onze wegen na te gaan, want het gaat op een eeuwigheid aan. Het is maar geen spel dat wij hier spelen. Neen, met heilige ernst moest ons hart wel altijd bezet en vervuld zijn om deze zaken te overdenken en te onderzoeken. Wij moeten ons maar nergens boven verheffen, doch het is wel hoognodig onszelf voor een alwetend God neer te leggen en tot onszelf in te keren.

O, waar is de ernst; waar wordt het gewicht gevoeld; waar liggen er nog zielen in een hoek tot God te schreeuwen en met een wenend oog naar de hemel te staren (Ps. 123)? Zal het wel zijn, als God ons onderzoeken zal? Judas heeft ook gepreekt en is nimmer door een der andere discipelen onderschept. De discipelen hebben er van gebeefd toen Christus hem openbaar maakte. Ananias en Saffira zullen wel aangezien zijn als bekeerde leden der kerk, maar Gods Geest openbaarde het aan Petrus dat alles in hun harten leugen en bedrog was. Maar Simeon kwam in de tempel.

(Continued next month)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1968

The Banner of Truth | 20 Pagina's

“DOOR DE GEEST IN DE TEMPEL”

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1968

The Banner of Truth | 20 Pagina's