WRAAK EN VERZOENING
....en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel. Hebreen 12:24b
Paulus doet een greep terug in de geschiedenis van de mensheid. Hij roept ons voor de geest dat vreselijke van de openbaring van de mens, die door de zonde en de bondsbreuk van Adam een vijand van God en zijn naaste is geworden. Welk een vreselijk schouwspel tussen de kinderen van het eerste mensenpaar, dat de vreselijke gevolgen van de zonde aan het licht doet komen.
Twee altaren zien we opgericht, niet van kostbaar materiaal, maar van ruwe stenen. Niet in een sierlijke tempel, maar in de open lucht. Een bewijs van Gods genade aan de gevallen mens, als een middel tot gemeenschapsoefening met Hem uit genade. De twee broeders, Kain en Abel, zien we naderen tot de altaren dragende wat ze hebben uitgezocht als gave voor de Heere. Weldra zijn de offers onstoken en stijgen de rookwolken ten hemel.
Er was een groot onderscheid tussen deze broeders, ook in het komen tot het altaar in hun offeren. Bij Kain was er een volslagen gebrek aan de vreze Gods. Geen besef van zonde en schuld, en daarom geen verootmoediging en verbrijzeling des harten. Hij dacht er niet aan wat het zeggen wil: tot God te naderen, Die geheiligd wordt in Zijn eigen werk; want wat van Hem komt, keert tot Hem weder. Hij voelde geen liefde en erkentenis; een paar schamele veldvruchten achtte hij voldoende.
Ook Abel bracht een offer; van de eerstgeborenen van zijn schapen en van hun vet. Hij was niet zo vrijmoedig; het viel hem niet zo gemakkelijk. Er was in zijn hart wat we vinden bij die tollenaar in het naderen tot de Heere, die zijn ogen niet durfde opslaan. En toch kwam hij met het beste wat hij had. Geen wonder, dat de uitkomst, de vrucht van hun offeren, zo verschillend is. Kain gaat weg zoals hij gekomen is. Geen vrede en aanbidding is er in zijn hart gedaald. Het is een ledige ceremonie geweest; zijn hart was er niet bij, en wat Gode alleen behagen kan, werd bij hem niet gevonden. Hoe gans anders is het met Abel. Aarzelend en met schroom is hij genaderd tot de Heere, diep zijn schuld beseffende, en met een indruk in zijn hart van de majesteit en de heiligheid des Heeren. Dat was geen vrucht van hemzelf, maar vrucht van de genade Gods. De Heere is vrij in wat openbaar komt in deze twee broeders. Hij ontfermt Zich die Hij wil, en Hij verhardt die Hij wil, al bleef Kain, verantwoordelijk voor zijn daden. Wat een voorrecht voor Abel, die, in zijn onwaarde in zichzelf zuchtende om genade en ontferming, mocht naderen. Door het geloof heeft hij een meerdere offerande gebracht, lezen we in Hebr. 11. Het was een uiting van ware ootmoed en kinderlijke vreze.
En ziet, hij ging heel anders weg dan dat hij gekomen was. Hij heeft God ontmoet, sprekend van Zijn liefde en trouw. “De Heere zag Abel en zijn offer aan, maar Kain en zijn offer zag Hij niet aan”.
De Heere heeft Abel aangezien. Niet in hemzelf, want dan was het kwijt geweest. Wat een voorrecht is het als de Heere een blik van genade op de mens slaat. Abel was ook met zijn broeder van een lap gescheurd, en door die ene zonde in de bondsbreuk zijns vaders heiwaardig geworden; maar die blik van ontferming, openbarende de onbegrijpelijke liefde des Heeren Heeren; wat vrije genade vermag.
En Kain?
Het had hem tot verootmoediging moeten brengen en met jaloersheid moeten vervullen. Maar in plaats van deze verootmoediging, dwaalde hij nog verder af. Had de Heere het offer van zijn broeder ook niet aangezien, alles had hem onverschillig gelaten. Maar nu onstak hij zeer; het werd hem brandend heet van binnen. Wrevel en nijd begonnen in zijn ziel te gloeien. De nijd, die een verrotting der beenderen is; de afgunst, die voortbrandt als een innerlijk vuur, steekt alles in brand om eindelijk uit te slaan in ‘n laaiende gloed van haat en moordlust. Nog laat God hem niet aan zichzelf over, maar waarschuwt hem ernstig. O Kain, pas toch op, de zonde ligt aan de deur. Maar Kain luistert niet; hij verhardt zijn hart, hij vindt Gods doen onbillijk. In machteloze woede balt hij de vuist naar de hemel. En telkens als hij zijn broeder Abel ziet, laait de woede in zijn hart op.
Ze zijn samen op het veld, samen aan de arbeid; maar Kains gedachten zijn er niet bij. Het kookt en bruist van binnen. Hij verheft zich in volle lengte met dreigende houding, een doffe slag met de knots, een kreun. Het is stil.
Maar zodra de daad gescheid is, als Kain zijn woede heeft gekoeld, grijpen schrik en ontzetting hem aan. Abel, zijn broeder, ligt dood aan zijn voeten. Hij vlucht. De stem des bloeds laat hem geen rust. Het bloed roept om wraak.
Dan verplaatst de apostel ons naar een andere zaak. Ook een toneel des bloeds, nog schrikkelijker. Het beloofde Vrouwenzaad is gekomen, de Zoon des mensen. Hij wandelt onder de broederen naar het vlees en verkeert met hen. Zijn geest werd reeds in de geest van Abel gevonden, maar wat bij deze gebrekkig was, is bij Hem volkomen. In Hem is de geest der zachtmoedigheid en der liefde, der gehoorzaamheid en volkomen toewijding aan God. Bij Israel is de Kainsgeest, die der eigngerechtigheid, der zelfgenoegzaamheid en hovaardigheid. Hij zoekt de eer Gods, zij hun eigen eer. Hij dient de vader in geest en waarheid; zij naar de letter, met uiterlijk vertoon. Beiden brengen aan God offers. Hij het offer van Zijn eigen heerlijkheid. Al Zijn spreken, werken en lijden wijdt Hij Gode. Hij is een met Zijn offer. Hun offers zijn zonder inhoud, zonder waarde, omdat de gebrokenheid des harten er in wordt gemist. En als de bestraffende stem van de Middelaar het wee over hen uitroept, gaat het hen als Kain. Ze worden ontstoken. Dat verderfelijk vuur van de nijd laait in hen op en hun aangezicht vervalt. Al wat ze zien en horen van Hem, maakt hen woedend, bevestigt hen in hun goddeloos voornemen. Daar leiden ze de Rechtvaardige zegevierend uit naar de gerechtsplaats. Doffe slagen weerklinken op Golgotha’s heuveltop, bloed vloeit uit de vreselijke wonden, genageld aan het vloekhout der schande. En dan buigt de Rechtvaardige het hoofd en Hij sterft, Zich gevend onder het goddeloos geweld. Geen wonder, dat de aarde beeft, de zon verduistert en de steenrotsen scheuren.
Daar vlucht de menigte weg van de plaats des bloeds.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1976
The Banner of Truth | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1976
The Banner of Truth | 20 Pagina's