Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OPRECHTEN VAN HART

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPRECHTEN VAN HART

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I therefore, the prisoner of the Lord, beseech you that ye walk worthy of the vocation where with ye are called, with all lowliness and meekness, with longsuffering, forbearing one another in love; Endeavoring to keep the unity of the Spirit in the bond of peace. There is one body, and one Spirit, even as ye are called in one hope of your calling; One Lord, one faith, one baptism, One God and Father of all, who is above all, and through all, and in you all. But unto everyone of us is given grace according to the measure of the gift of Christ. Wherefore he saith, When he ascended up on high, he led captivity captive, and gave gifts unto men. [Now that he ascended, what is it but that he also descended first into the lower parts of the earth? He that descended is the same also that ascended up far above all heavens, that he might fill all things]. Ephesians 4:1–10

“Laat mijn hart oprecht zijn tot Uwe inzettingen. ” Psalm 119:80a

Deze psalm, wel genoemd het gulden A.B.C. voor de leerlingen op de school des hemels, overtreft in lengte al de liederen Israels. Er zijn niet minder dan 22 strophen van elk 8 verzen. Niet alleen naar het getal van de letters van het Hebreeuwse alfabet is deze psalm in zoveel strofen ingedeeld, maar meer nog, elk van de 8 verzen van een strophe begint met de zelfde Hebreeuwse letter. De vertalers en de drukkers van vele bijbels hebben dit, wat in de vertaling niet te zien is, hoe het in het oorspronkelijke was, laten zien door boven elke strophe een van de Hebreeuwse letters van het alfabet te plaatsen.

Met het oog op de uitgebreidheid en rijke inhoud wordt deze psalm ook wel genoemd de geestelijke apotheek vol medicijnen voor geestelijke kwalen.

Die gezond zijn hebben noch de Medicijnmeester noch de medicijnen van node, maar die ziek zijn.

De dichter van deze psalm verlangt naar onderwijs. Zijn onkunde kennend, hijgt naar versterking in zijn zwakheid en mag door genade getuigen dat hij in zulke verschillende levenservaringen de kracht en de waarheid van ‘s Heeren Woord heeft mogen ondervinden. Dit Woord zoveel zijdig in deze psalm bezongen is hem tot een lamp, tot een licht, tot troost, tot onderwijzing, tot blijdschap en tot sterkte.

Misschien komt u dan deze bede van de dichter, die zo dikwijls met zoveel verzekering heeft verklaard, dat hij de inzettingen des Heeren betrachte met de liefde van zijn ganse hart wat vreemd voor. De sleutel voor dit geheim kunt u vinden in het 5e vers: Och, dat mijn wegen gericht werden om uwe inzettingen te bewaren. Deze dichter beoefent nu met al God’s kinderen:

O God, Uw Woord zeer groot van machten,
Luidt klaarder dan enig metaal;
Geeft ons de genade en de krachten,
Om die te houden al te maal.

De Heere heeft geboden dat ieder in Zijn inzettingen en wegen zal wandelen. Genade alleen doet verstaan deze bede van de dichter, gelijk het van Augustinus bekend is, die bad: “Heere, geef mij wat Gij gebiedt; gebied dan wat Gij wilt, en Gij zult nooit te vergeefs gebieden.”

Dan wordt Gods gebod een gebed. Bij al de lust om in des Heeren inzettingen te wandelen kennen al Gods kinderen een andere wet in hun leden, welke strijdt tegen de wet huns gemoeds.

God’s Woord geeft zovele voorbeelden van degenen die wandelen in des Heeren inzettingen naar de vorm, maar niet met het hart. Er zijn er wel die zelfs de vorm hebben prijs gegeven end de wereld zijn ingegaan.

Anderen daarentegen zijn hun gehele leven in de vorm, en dat zeer godsdienstig, opgegaan, zo dat hun beeld getekend staat in het leven van de dwaze maagden. Zulke hebben zoveel verwachting dat God ze belonen zal na dit leven omdat ze zoveel hebben gedaan voor God en Zijn dienst. De Heere Jezus in Zijn dagen heeft daarvan Zelf getuigd in Matth. 7:22–23. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, habben wij niet in Uw Naam geprofeteerd an in Uw naam duivelen uitgeworpen en in Uw Naam vele krachten gedaan?

En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van mij, gij, die de ongerechtigheid werkt.

In deze bede gaat het niet over de vorm alleen, maar over het wezen van Gods inzettingen: de oprechtheid des harten voor de Heere.

Deze bede tekent dat er een volk is dat dit juist ter harte gaat, zulken vrezen dat ze zijn gelijk de dwaze maagden, gelijk een Bileam of Saul over wie de Geest des Heeren vaardig werd en welken profeteerden.

Waarom woorden nu juist die oprechten zo aangevallen met deze zaken? Wel dezen zijn het die door Gods genade in de oprechtheid des harten zijn bekend gemaakt dat in hen de waarheid niet is. Die zijn bekend gemaakt met hun bestaan, omdat ze in Adam gevallen, de God der Waarheid tot een leugenaar hebben gemaakt en de vader der leugenen, de satan, de verleider, het oor hebben geleend. Allen, wie we zijn, hebben Gods beeld moedwillig verloren en moedwillig ons van de kostelijke gaven, kennis, gerechtigheid en heiligheid, waarmee we waren versierd, door God geschapen, beroofd.

Van nature is er in ons niets anders te vinden dan het volgen van hem, die de leugen is, zodat we allen leugenaars en onoprechten en geveinsden zijn. Naar Gods eigen Woord openbaart zich dat op alle terreinen des levens, al is er door Gods algemene genade nog een natuurlijke oprechtheid en er zijn die de waarheid voorstaan en liefhebben. Maar wat de wortel van ons bestaan betreft, geldt voor ons allen: God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig. Ook in Gods inzettingen is er geen oprechtheid des harten van onszelf.

Moest de Heere eertijds niet klagen over Zijn eigen volk Israel? Hij sprak: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen en neemt Mijn verbond in uw mond? Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.

Wat is er een naderen tot de Heere met de lippen, maar het hart ver van Hem houden. Dat is het wat Gods kind tot zijn droefheid gaat ervaren, dan wordt het een zichzelf beschuldigen en vonnissen: Heere, Gij zijt rechtvaardig en rein in Uw richten.

Toen ze getrokken werden in de eerste lokkenstijd waren ze er met geheel hun hart bij. Toen was het in hun hart: Wat blijdschap smaakt mijn ziel, wanneer ik voor u kniel in het huis dat Gij u hebt gesticht. Het was: Een ding heb ik van de Heere begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel.

Door die trekkende liefde werden ze aan God verbonden, aan Zijn dienst, aan Zijn volk, aan Zijn dag. Er was slechts een verlangen om op te gaan naar de voorhoven des Heeren en in Zijn inzettingen te wandelen. Hun hele leven stond in het teken van de tere vreze des Heeren, in alles van Hem afhankelijk. Het verlangen en de keus van Ruth was hun niet vreemd.

Maar nu andere tijden met de bidder lerend hun eigen harten, als harde harten te kennen. Ze kunnen er hun hart niet meer bij brengen. Die hartelijke tranen zo opgedroogd, hun harten zo koud en ongevoelig. Weleer zo begerig, nu menigmaal zo doods onder Zijn Woord. Klanken, maar zo hard van hart. Is het verwonderlijk dat zulke met de vrees bezet worden, dat zij het zijn, van wie de Heere Jezus sprak in de gelijkenis van de zaaier en het zaad dat gevallen is op steenachtige plaatsen?

Het Woord horend, terstond met vreugde hebbend ontvangen. En toch is het zo onmisbaar dat de zelfkennis wordt beoefend. In die wegen wordt benauwdheid en vreze voor onoprechtheid hun deel. Die benauwdheid des harten bijna niet weer te geven, doet de Heere aanlopen. Ze gaan de Heere vragen, heb ik mezelf bedrogen, en genomen en toegeeigend wat niet van U was? Zal ik niet als de grootste huichelaar openbaar komen, waardoor Uw Naam, Uw Kerk en Uw zaak gelasterd wordt? Heere, is het dan met mij altijd maar vormendienst geweest en een dienen van mezelf, hetwelk U nooit kan behagen en wat voor U is als een wegwerpelijk kleed?

O, Heere, laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen.

Deze oprechtheid is een vrucht van genade, voortvloeiend uit de verdienste van de Middelaar in Wiens mond nooit bedrog is geweest. Voor die oprechtheid gaat de Heere plaats maken in de harten van Zijn kinderen. Dan alleen worden ze oprecht. Als dat ons deel is of mag worden, dan leren we dat we in onszelf niet anders zijn dan onwaarheid.

Waar en oprecht worden we voor God met ons bestaan en onze schuld, ons afwijken, ons werk; een oprecht schuldenaar voor God, enkel door Zijn eigen werk.

Dan is het niet meer een praten over de zonde en de ellende en schuld, maar door de bediening des Geestes wordt het een hartewerk in het belijden en bewenen van onze misdaden met zulk een hartelijk leedwezen dat we God vertoornd hebben. Dan een bukken voor Hem, die ons nog nooit kwaad heeft gedaan. Zichzelf aanklagend vanwege hun afwijkend hart en gedurig afdwalen. Dan wordt ons godsdienstig bestaan voor God enkel zonde.

De Heere bewijst om Zijn Zelfs wil genade aan schuldigen an maakt hen verlegen in oprechtheid om genade, welke is verworven door Hem, Die altijd bezig is in de inzettingen Zijns Vaders. Dan worden de harten brandende om Hem te kennen en hun gebeden te mogen leggen in de handen van de grote Voorbidder.

Zulk een verslagene van hart, die ontdekt is aan zonde en ongerechtigheid in het licht van Gods rechtvaardigheid zal God niet verachten. Hij schenkt hen wat Hij beveelt: het oprechte biddende leven. Dan wordt er meer en meer plaats gemaakt voor Hem die de Waarheid is. Dan wordt geleerd dat vanwege de gerechtigheid en waarheid Gods niet anders voor onze zonden en onoprechtheid kon betaald worden dan door de dood des Zoons Gods. Wanneer gij nog nooit bevreesd zijt geweest of u wel oprecht was tot Zijn inzettingen zult u uzelf bedriegend en mensen bedriegend eenmaal beginnen buiten te staan. De Heere verlene u zijn genade, dat geestelijke voorrecht om te verkeren in Zijn tent en te wonen op de berg Zijner heiligheid. Wie zijn dat? Die schuldenaar werden en voor wie Christus Zijn ziel uitgestort heeft in de dood en voor overtreders gebeden heeft. Dan wordt God verheerlijkt in Zijn eigen werk in het hart van hem, die oprecht wandelt en gerechtigheid werkt en met zijn hart de waarheid spreekt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

The Banner of Truth | 20 Pagina's

OPRECHTEN VAN HART

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

The Banner of Truth | 20 Pagina's