Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET ZOUT DER AARDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET ZOUT DER AARDE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Gij zijt het zout der aarde.” Matth. 5:13a

Part I

Wat een groot verschil is er tusschen het getuigenis uit onzen tekst en dat, waarvan de apostel Paulus spreekt in I Cor. 4 vers 13.

Beiden vellen een oordeel over dat geheel bijzondere volk, over dat volk, dat door Gods genade leerde kiezen, tegen de zonde en de wereld, en voor den Heere en Zijn dienst.

Het eene is een oordeel van Hem, die den getrouwe en waarachtige Getuige wordt genomen, de alwetende Hartenkenner is, en die dus naar waarheid oordeelt. Het andere is een oordeel van kortzichtige, verduisterde, leugenachtige schepselen.

Is het wonder, dat dan ook het oordeel van die twee zoo zeer verschillend is? De eene noemt Gods volk, “het zout der aarde”, de anderen noemen datzelfde volk “uitvaagsels der wereld” en “aller afschrapsel”. Ja, in Handel. 24 wordt hun groote voorganger, Paulus, “een pest” genoemd.

In het eene oordeel wordt erkend, dat zij de behouders der wereld zijn, in het andere, dat zij de verdervers der wereld zijn.

“Uitvaagsels.” ‘t Wijst op iets dat vuil, dat walgelijk is, en daarom uitgeveegd of weggevaagd moet worden. “Afschrapsel.” Dat wijst op iets onreins, iets dat besmettend is, en daarom door afschrappen wordt verwijderd. Curtenius zegt in zijn werk over de zwaarste plaatsen in Paulus’ brieven, dat deze woorden gebruikt werden door de Corinthiers, om zeer slechte menschen aan te duiden, menschen, die als een vloek waren, waarom God het aardrijk bezocht met vreeselijke oordeelen, zooals oorlog, pest, hongersnood, enz. en die daarom uitgeroeid moesten worden, opdat de toorn Gods en de vloek van de aarde mocht worden weggevaagd, zooals dat eenmaal plaats greep bij Jona, die over boord werd geworpen, van het schip weggevaagd, opdat de storm mocht bedaren. Nu, zulk een afschrapsel, om wiens wil God de wereld met tegenheden bezoekt zouden de apostelen geweest zijn, en zou Gods volk van heden nog zijn. Immers, ook heden wordt nog juist zoo geoordeeld over dat volkje, wier lust het is om den Heere in oprechtheid des harten kinderlijk te vreezen, en dan ook in Zijn inzettingen te wandelen.

Nu, beide die beoordeelingen zijn voor ons van de hoogste waarde en worden door Gods volk aanvaard. Waar toch de wereld van ons zegt, dat we afschrapsel zijn, een uitvaagsel, ja, een pest, daar verheugt ons dat oordeel der wereld, wij zijn er blij mede, wij zijn er in zekeren zin trots op, gedachtig zijnde aan het woord des Heeren, waarin Hij zegt: “Wee, als alle menschen wel van u spreken.” Dat oordeel der wereld is ons een bewijs, dat we van de wereld niet zijn, anders zou de wereld ons liefhebben. Ons blijkt uit dat oordeel der wereld, dat we hier maar gescholden gasten en vreemdelingen zijn, die reizende zijn naar een beter vaderland, naar het vaderland, daarboven waar alle vijanden buiten en alle vrienden binnen zullen zijn en waar alle lasteringen zullen buitengesloten zijn, waar wij als burgers des hemels en als huisgenooten Gods zullen ontvangen en behandeld worden.

Wat een troostvol uitzicht!

Maar ook het getuigenis uit den tekst hebben wij te aanvaarden, het is toch het getuigenis van Hem, die niet liegen kan. In dat getuigenis geeft de Heere Zijn knechten en Zijn volk de eeretitel “het zout der aarde” te zijn!

Wij hebben dat getuigenis te aanvaarden, al is het ook, dat we met het oog op onze zonden en veelvuldige gebreken, ellende en dwaasheid het wel aan den Heere zouden willen teruggeven, zeggende:

“Niet ons, o Heer’, niet ons,
Uw Naam alleen
Zij, om Uw trouw en goedertierenheen.
All’ eer en roem gegeven.”

“Niet wij, maar Gij, o Heere, zijt het zout der aarde.”

En toch, hoe wonderlijk het getuigenis van Christus uit onzen tekst ook in onze ooren klinkt, ‘t is toch zoo volkomen waar. Waarlijk, die apostelen waren, en nog zijn Gods kinderen van heden, het verderfwerend zout der aarde.

Uit dat oordeel des Heeren — “Gij zijt het zout der aarde”—komt dan ook zulk een ernstige roepstem tot al Gods knechten en volk, tot al diegenen, die den naam van Christus noemen, om zich dan ook als zout te gedragen, om af te staan van ongerechtigheid.

Wij hopen u op dat wonderüjke, waarachtige en ernstige van Jezus’ getuigenis nog nader te wijzen in volgende overdenkingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1977

The Banner of Truth | 20 Pagina's

HET ZOUT DER AARDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1977

The Banner of Truth | 20 Pagina's