Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DANKDAG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DANKDAG

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In thee, O Lord, do I put my trust; let me never be ashamed: deliver me in thy righteousness. Bow down thine ear to me; deliver me speedily: be thou my strong rock, for a house of defence to save me. For thou art my rock and my fortress; therefore for thy name’s sake lead me, and guide me. Pull me out of the net that they have laid privily for me: for thou art my strength. Into thine hand I commit my spirit: thou hast redeemed me, O Lord God of truth. Psalm 31:1–5

Maandag, 10 Oktober, werd de jaarlijkse Dankdag in Canada gehouden. In de States zal dat zoals altijd plaats hebben op de vierde Donderdag van November.

De Heere heeft nog vruchtbaarheid gegeven, al was het op de ene plaats meer dan op de andere. Voor sommige dairy farmers waren er grote zorgen, in verband met de regerings bemoeiingen ten opzichte van de levering van de melk.

Over het algemeen was de oogst gezegend, al waren er sommige plaatsen waar de hagel veel verwoestte. Sommige streken hadden veel regen, en op andere plaatsen was er grote droogte, wat sommigen deed vrezen dat zij geen “crops” zouden hebben. Op het einde is het nog meegevallen. Als we op onszelven zien, op al onze afmakingen, en het verlaten van Gods wegen, dan mocht het ons maar verwonderen dat het nog is wat het is. De Heere had rechtvaardig al het vee kunnen laten uitsterven, en vuur en hagel van den hemel kunnen laten regenen, als eenmaal over Sodom en Gomorra, zodat alles vernield was en omkwam. Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn, en dat wij nog niet met de bezem van Gods gerechtigheid zijn weggevaagd. Gods goed-heid is nog hemelhoog.

O dat we persoonlijk met onze families, met ons volk, en met onze overheid voor de hoge God in het stof mochten buigen, met die vernedering die de vrucht is van de vernedering van Christus, en een werk van God de Heilige Geest. Die vernedering is de rechte vernedering en is Gode welbehagelijk.

Dat de Heere ons uit genade brengen moge waar wij onszelven niet brengen kunnen. “Ik ben niet waar dig dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen.” En: “Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens. Niet ons, o Heere! niet ons, maar Uwen Naam geef eer om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil.”

VRAGEN

Zonde Tegen den Heiligen Geest

X. te S. stelt enkele vragen over de zonde tegen den Heiligen Geest, die ik in het hieronderstaande tracht te beantwoorden.

Van de zonde tegen den Heiligen Geest leest ge in Gods Woord voor het eerst in de Evangelien Matth. 12:31, Marc. 3:28, Luc. 12:10. Toen de Heere Jezus een van den duivel bezetene, die blind en stom was, genas alzoo, dat de blinde en stomme beide sprak en zag, toen ontzetten zich alle de scharen en zeiden: “Is niet deze de Zone Davids?” Dit verwekte zoozeer de ergenis der Farizeen, dat zij in vollen haat uitberstend, zeiden: “Deze werpt de duivelen niet uit dan door Beelzebul den overste der duivelen.” Ja zij scholden, dat Jezus Zelf den duivel had. (Marc 3:22). Hoewel zij anders wisten, scholden zij den Heere Jezus niet alleen als een van den duivel bezetene, maar lasterden zij moedwillig en welbewust den Heiligen Heest als ware Hij de geest des duivels. De Heere Jezus weerlegt de schimpende en lasterende Farizeen. Een koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is kan niet bestaan. De Heere werpt de duivelen uit door den Geest Gods en sticht het Koninkrijk Gods. Op die weerlegging volgt dan het ontzettend woord, dat van de zonde tegen den HeiUgen Geest handelt: “Daarom zeg Ik u, alle zonde en lastering zal den menschen vergeven worden, maar de lastering tegen des Heiligen Geest zal den mensch niet vergeven worden.”

Uit het verband, waarin in dit woord van de zonde tegen den Heiligen Geest gesproken wordt, is duidelijk dat die zonde niet anders bedreven wordt dan door hen, die door de Waarheid zijn verlicht en die opzettelijk en moedwillig God den Heiligen Geest en Diens werk lasteren voor satan en zijn werk. Het is een duivelsch kwaad, waarover de bedrijver nimmer tot berouw komt en dat hem aan de verharding als een prooi des satans overgeeft. Waar nu geen berouw gewerkt wordt en alle droefheid over de zonde ontbreekt, is geen bekeering en mitsdien geen vergeving.

Van deze schrikkelijke zonde wordt voorts gesproken in Heb. 6:4 en v. v. en I Joh. 5:16.

In Hebr. 6 handelt de Apostel van hen, die eens verlicht zijn geweest en de hemelsche gaven gesmaakt hebben, en den Heiligen Geest deelachtig geworden zijn en gesmaakt hebben het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw, en afvallig worden.

Die zichzelven den Zone Gods wederom kruisigen en openlijk te schande maken.

Van dezen zegt Paulus dat het onmogelijk is hen wederom te vernieuwen tot bekeering.

Hunner is een schrikkelijke verwachting des oordeels en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden, dewijl zij

den Zone Gods vertreden hebben; het bloed des testaments onrein geacht hebben en den Geest der genade smaadheid hebben aangedaan. (Rom. 10:29).

Die deze zonde bedreven hebben komen niet tot bekeering; voor hen is geen vergeving.

En in I Joh. 5:16 leert de Apostel, dat er een zonde is, die, krachtens haar natuur, de bekeering uitsluit en tot den dood is: “Er is een zonde tot den dood: voor die zonde zeg Ik niet, dat hij zal bidden.” Er kan dus van die schrikkelijke onvergeeflijke zonde zulk een openbaring zijn, dat Gods volk de bedrijver kent en het gebed er niet voor doen zal. Toch zij men niet lichtvaardig in dezen. Soms wordt van enkele personen maar al te licht in vertrouw-elijken kring gezegd, dat zij aan deze zonde schuldig waren. En te meer betaamt ons de uiterste voorzichtigheid, omdat voor ons over deze zonde zulk een waas hangt. Er ligt een diepte in dezen gruwelijken laster des HeiUgen Geestes die wij niet pijlen kunnen. Immers er zijn vele gruwelijke zonden, gruwelijk niet alleen in haar aard, gelijk alle zonden zijn, maar ook in haar bijzondere openbaring, waarvoor echter wel vergeving is. Zonden van ongeloof en van het bedroeven des Heiligen Geestes; zonden in dienen van de wereld, tegen beter weten, ja tegen vermaningen, tranen en gebeden in. En toch voor die zonden, hoe vreeselijk ze ook zijn, is vergeving mogelijk. Saulus was een vervolger van de gemeente Gods; aan de voeten van Gamaliel opgevoed; kenner der Schriften; haatte Hij de genade in Christus en vervolgde degenen die den Naam des Zaligmakers beleden. Zelf noemt Paulus zich de voornaamste der zondaren. Doch hij had het in zijn onwetendheid gedaan. Let daarop. De Farizeen bedreven hun gruwel niet in onwetendheid. Zij lasterden opzettelijk. In hen was de verlichting dat Jezus de Nazarener de beloofde Messias was, in Wien de Schriften vervuld werden. Hun haat echter wilde Hem daarvoor niet erkennen. En toen, met opzet en moedwil, aangeblazen door satan, hebben zij den HeiUgen Geest gelasterd als den geest des satans. WiUens en wetens. Maar Paulus vervolgde de gemeente Gods wel wiUens maar niet wetens. In zijn onwetendheid heeft hij het gedaan.

Ik kan voorts van deze zonde niet veel zeggen. Zij heeft een satanisch karakter, bekend aUeen aan den bedrijver. Ik heb enkele malen Gods kinderen in de angsten van den hellehohd gezien, aangevaUen dat zij deze onvergeeflijke zonde bedreven hebben. Dan heb ik gevraagd wat zij dan toch gedaan hadden; dat zij het mij zeggen moesten. Hadden zij gestolen? gemoord? gevloekt? Maar neen, daarover ging het niet; neen, dat was het niet. Zij wisten niet wat het was. AUeen werd hun ziel bezwaard met de vreeze de onvergeeflijke zonde bedreven te hebben. Welnu, als er onder de lezers bestreden zielen zijn, die niet weten welke daad zij bedreven hebben, waarin de Zonde waarover zij ontroerd worden bestaat; zielen die met vreeze vervuld zijn, doch tot water zich wenschen te weenen voor God vanwege hun zonden, hun mogen wij vrijmoedig zeggen, dat zij de zonde tegen den HeiUgen Geest niet hebben bedreven.

En eindeUjk, laat ons voorzichtig wandelen; vooral ook ons opkomend geslacht geldt deze vermaning. Houdt u zeer nauw bij den weg der waarheid en aan Gods geboden, opdat satan ons in zijn klauwen niet vange. Bovenal moge de Heilige Geest ons ontdekken en de verzoening der zonde doen vinden in het bloed des Lams.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1977

The Banner of Truth | 20 Pagina's

DANKDAG

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1977

The Banner of Truth | 20 Pagina's