TEGENVALLERS EN MEEVALLERS
My son, forget not My law; but let thine heart keep My commandments; For length of days, and long life, and peace, shall they add to thee. Proverbs 3:1–2
Psalm 3:3–4, “Velen zeggen van mijn ziel: Hij geeft geen heil bij God. Sela. Doch Gij, Heere! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft.”
Vele jaren heeft David mogen regeren. Het koninkrijk was bevestigd, en de Heere had rijkelijk Zijn gunst betoond. Nu is hij in een weg terecht gekomen die hij nooit gedacht had. En het kwam ook hier wel weer openbaar: “Velen zijn de tegenspoeden der rechtvaardigen.” Toch heeft David de verdrukking nodig opdat straks zo veel te meer uit zal komen dat hij voor rekening van den Heere ligt, en…..opdat God Zelf straks de eer van de verlossing zal ontvangen.
Absalom was opgestaan tegen zijn vader. Alhoewel David zachtkens met him gehandeld had na dat hij uit ballingschap was teruggekomen, het blijkt in alles dat deze goddeloze zoon een werktuig was van de vorst der duisternis. Nu is David een vluchteling geworden. Met weinige getrouwen moet hij vluchten naar het over-Jordaanse, ver van Jeruzalem en ver van de instellingen des Heeren die hem zo dierbaar waren.
Helaas, de grote massa juichte voor Absalom. Dat zou nog eens een goede koning worden. Weg met die oude David. Wat is het verschirkkelijk als een zoon zo tegen zijn godvrezende vader opstaat. Maar de nood was wel hoog geklommen, zodat hij hier uitroept, “Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God.” Man, God denkt niet eens meer aan je. God heeft je overgegeven en verlaten. Zo kan Gods Sion op aarde wel eens het gevoel hebben verlaten en alleen te zijn. Nergens uitkomst. En het was wel eens zo anders geweest. Wat een tegenvallers! O, de uiterlijke opstand tegen David was iets huiveringwekkends, maar veel erger was het gespot van de vijanden in- en uitwendig.
Velen hadden mooi gepraat, maar uiteindelijk bleek het dat ze vijanden waren van David, de man naar Gods harte. Ja, nog erger, vijanden van God en vrije genade. Gods werk veracht gemaakt. Die man? Die heeft toch geen heil bij God. En boven dat al, de binnenpraters stonden ook niet stil. Ieder die door de Heere waarlijk op de weg des levens wordt gebracht kent wel zulke tijden van de bitterste aanvallen van binnen. Nu konden de volgelingen van Absalom en bovenal de duivel hem de Heere niet ontnemen, maar het was wel een bittere beproevingsweg.
O, dat gespot: Ge hebt geen heil bij God. Het is om te bezwijken. Welke giftige peilen heeft de voorst der duisternis in zijn koker, en hoe vals schiet hij ze soms af in het hart van een arm kind van God. David heeft het ervaren. En dan heeft hij daarbij ook nog vele helpers. Wat een tegenvallers.
Maar dan staat daar het woord “Sela” achter. Luther zegt er van dat dit betekent: nu moet ik ophouden over deze ellende. Ik moet maar eens vlijtig nadenken over deze gruwelijke gezegden. David mocht er als het ware mee tot zichzelf inkeren. Er kunnen tijden zijn dat dat noodzakelijk, nuttig en profijtelijk is.
Maar God zou verandering geven. Nee, arm kind van God, het zijn niet allemaal tegenvallers. Er zijn ook meevallers. Die komen niet van David zelf, die komen ook niet van de vijanden. Die komen van zijn Heere en Zaligmaker, Die hem gekocht had met Zijn dierbaar hartebloed. David was niet alleen, God stond voor hem in. Christus was zijn Borg en Middelaar. En geen leed kon dat ooit uit zijn geheugen wissen. En hier is het weer waar: Wie zal beschulding inbrengen tegen de uitverkorenen Gods. Hij mag het bij de Heere zoeken. Het zou gelukkig zijn als in alle drukwegen, dat in onze tijd ook meer de behoefte des harten zou zijn.
Zie wat er staat in het vervolg van de text: “Doch Gij, Heere! zijt een Schild voor mij.” Heere, U bent mijn schuilplaats. Gij zijt het Schild waarachter ik schuilen mag, en waarachter ik veilig ben. Hoe groot dan het geweld van de vijand is, U zult voor me instaan voor tijd en eeuwigheid. David zegt: voor mij! Het is of we hier heilige verbazing horen. Voor mij, onwaardige, voor mij, gevallen Adams kind, maar vrijgekocht met het bloed van Christus. Voor mij, die het er dikwijls zo slecht heb afgebracht. Voor mij, die niet waard bent dat U nog aan mij denkt in gunst en ontferming. De Psalmist zingt zo: “Hij is een Schild en Schutsheer voor de vrome.” Is dat geen eeuwig wonder?
En er volgt meer. Hij mag ook zeggen: “Mijn eer.” O, dan kan de vijand hem door het slijk sleuren. Dan kan men met vuil gooien van alle kanten. Dan kan men lasteren en liegen. Dan kan de hel te keer gaan en de vrienden van de hellemacht hard meedoen om allerlei kwaad over hem to zeggen. Maar dan weet hij: De Heere is zijn ere. Hij zal genade en ere geven. Hij zal het goede niet onthouden, zelfs niet in de dood, die in oprechtheid voor Hem leven. O, laster en leugen hebben al wat ellende veroorzaakt in het leven der mensen, en vooral in het leven van Gods kinderen en knechten. Dat we dan maar niet als Job, als zijn vrienden hem van allerlei kwaad betichten, gaan STRIJDEN VOOR EIGEN EER.
Toen David het met God eens mocht zijn, zorgde de Heere ook voor herstel van zijn eer. Hij had de kroon niet gestolen, hij was niet op een slinkse manier koning geworden, maar de Heere had hem Zelf die plaats gegeven. En dan behoeft David echt niet te gaan vechten tegen die machtige vijanden. Dan neemt de Heere het voor de ere van David op, omdat het Zijn eer gold. En dan moet de vijand straks veldvluchtig wijken.
Tenslotte eindigt David met neer te schrijven: “En Die mijn hoofd opheft.” Wat een wondervolle zegen. Daar liep hij gebogen onder de druk van de vijanden. Gedrukt en in het zwart door rouw bezweken vanwege des vijands dwinglandij. Maar er kwam een einde aan alle ellende. De Heere wist er van, en dat was het voornaamste. Hij was zijn Helper geweest keer op keer. In zes benauwheden had de Heere uitgeholpen, en in de zevende zou Hij niet achterblijven. Christus had de prijs betaald voor David’s ziel en lichaam, en daarom kwam er weer een tijd dat hij over alles heen mocht zien en de Heere weer opnieuw waarmaakte dat hij door het zwaard van de vijand niet zou sterven.
De Heere geve dit ook als een les voor Zijn Sion in onze tijd. En laten we maar nooit vergeten: We horen door de zonde bij de vijanden, of door genade bij Gods vrienden. Aan welke zijde staat U bij, lezer en lezeres? En zit ge in ellende en nood, volk des Heeren, vanwege onbegrepen wegen en allerlei dat U zo kwellen kan. Weet dan dat de Heere tegenvallers gebruikt om een ziel op de rechte plaats te brengen, zodat er weer een tijd mag komen dat een Sioniet mag zeggen: Ik mag wel eens van de meevallers leven.
Een ding is zeker voor de ganse verkoren kerk: Na lijden komt verblijden, hier en hiernamaals. God schenke er wat van om Zijns lieve Naams wil.
Chilliwack
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1982
The Banner of Truth | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 augustus 1982
The Banner of Truth | 20 Pagina's