Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KRACHT VAN CHRISTUS’ OPSTANDING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KRACHT VAN CHRISTUS’ OPSTANDING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opdat degenen, die leven, niet meer zichzelven zouden leven, maar Dien, die voor hen gestorven en opgewekt is. 2 Cor. 5:15b.

Paulus was een zeer bevoorrecht mens, die zeggen kon (Fil. 1:21).: “Want het leven is mij Christus, het sterven mij gewin.” Christus was zijn levensdoel, zijn grootst verlangen was maar, dat Christus zou verheerlijkt worden, door anderen, maar ook door hemzelf. Zonder en buiten Christus was alles leeg, want Hij was de inhoud van zijn leven. Op Hem was al zijn hoop gevestigd, van Hem was al zijn verwachting. In Hem was al zijn blijdschap, Christus was zijn levensvreugde. Uit Hem ontving hij alle geestelijke zegeningen, want Christus was voor hem de overvloeiende fontein van alle weldaden. En daarom was het sterven hem gewin, want de aarde met al haar volheid had haar waarde voor Paulus verloren en zijn hart verlangde naar de hemel, waar Christus ook voor hem gezeten was aan de rechterhand des Vaders. Voor ellende zou hij bij het sterven vreugde ontvangen, voor de gevangenis waarin hij toen vertoefde, zou hem de heerlijkste vrijheid geworden in de volkomen en zalige gemeenschap met zijn gezegende Verlosser. Hij had geleerd te sterven aan alles buiten Christus, aan de zonde, maar ook aan de eigenwillige godsdienst. Hij had geleerd niet meer zichzelf te leven, maar Dien, Die voor hem gestorven en opgewekt was, gelijk hij zelf getuigde in bovenstaande tekstwoorden.

Het gaat in die tekst over de kracht van Christus’ dood en opstanding, niet alleen als de bron van de levendmaking, maar ook als de kracht van de heiligmaking. Want de heiligmaking is die genade, waardoor de eigenheden en de verdorvenheden der oude en nog zo ongedode natuur worden ternedergedrukt en ontkracht, waar tegenover staat de bekrachtiging der ziel om Dien te leven. Die voor Zijn volk gestorven en opgewekt is. Christus te leven, wat wil dat toch eigenlijk zeggen? Dat is niet zo maar met een paar woorden te zeggen, want het behelst de ganse omvang van de praktijk der godzaligheid. Allereerst de liefde van Christus dringt daartoe, want Zijn liefde tot mij en al Zijn volk is zo groot, zou Paulus zeggen, dat Hij voor ons gestorven is, toen wij nog zondaars waren, zelfs vijanden en verachters van Hem.

Daarom dringt die liefde van Christus voor de Zijnen, tot hartelijke wederliefde van hun zijde voor Hem, Die liefde tot Christus doet hongeren en dorsten naar Hem en Zijn gemeenschap, met verlating en verzaking van alles buiten Hem. Die liefde vloeit uit het genadeverbond en is als vrucht des Geestes verworven door Hem, zij geeft betrekking op Hem en leidt tot gemeenschapsoefening met Hem. Het doet die bevoorrechte ziel rusten in Hem, met oog op de toekomstige eeuwigheid. Die liefde maakt het leven uit, zonder die liefde is het geloof dood, daarom is het een werkzame liefde, met verlangen om voor Hem te leven in een weg van kinderlijke vreze Gods en evangelische heiligmaking. Zulk een ziel begeert niet zichzelf te leven, dat is, alleen maar aan zichzelf te denken en zichzelf in alles te bedoelen, o neen, het is tot grote droefheid dat zij telkens weer die nare eigenheden in zichzelf moet terugvinden.

Christus te leven is Hem nodig te hebben in alle omstandigheden des levens en te vragen om licht en waarheid in het binnenste, om toepassing van Zijn volmaakte gerechtigheid. Het is Hem aan te hangen en in alles met Hem te raadplegen en Hem te verheffen tot het hoogste onzer begeerte, Hem in alles op het oog te hebben, Hem te belijden voor de mensen, opdat Hij ons mocht belijden voor Zijn Vader, die in de hemelen is. Van nature is de mens een liefhebber van zichzelf, dan leeft men zichzelf. Dan behaagt men zichzelf en zoekt men zichzelf, omdat men Christus niet kent en bemint. En al is er dan soms nog wel veel belijdenis van Christus, men is daarin, strikt genomen, niet oprecht. Alleen door wederbarende genade komt er een ander levensbeginsel in het hart. Al is het niet volmaakt en soms zeer gebrekkig in trap en maat, al is het met de heiligmaking zelfs bij velen van Gods volk maar zeer droevig gesteld, en al blijft er veel eigenliefde en zelfbedoeling over, toch is Christus in de grond der zaak het doel van hun leven. Hoeveel gebrek in zelfverloochening er nog openbaar mag komen bij Gods kinderen, toch geeft de kennis van Christus inhoud aan hun leven. Naarmate die kennis van Christus toeneemt onder het nauwgezet gebruik van de genademiddelen, zal de zelfverloochening aan kracht winnen en de oude mens meer en meer gaan afsterven. Hoe begeriger dan ook de ziel mag zijn, naar de redelijke en onvervalste melk van Gods Woord, hoe meer de hoogmoed der nog vaak zo ongedode natuur ten onder zal worden gebracht.

Christus te leven is verder de wereld der geschapenheden, alle zien—en zinnelijke dingen af te zweren, los te laten en over te geven. Ook die dingen, die men tevoren zeer begeerlijk achtte. Was in de natuurstaat de mens maar al te zeer gesteld op eer en lof van mensen, in de staat des geestelijken levens weet men best, dat mensenheil ijdelheid is en menseneer slechts een nietig ding, en dat temeer, daar eer van mensen zeer licht omslaat in versmading en verachting. Zoekt men van nature in moeilijke omstandigheden hulp en steun bij mensen, het zijn echter meest maar rietstaven, die de hand doorboren. Christus te leven is het alleen van Hem te verwachten en Zijn hulp en bijstand te vragen en te ontvangen. Wil men, als onherborene gaarne een goede verschijning zijn onder de medemensen, als we Hem mogen leven, die voor ons gestorven en opgewekt is, dan zullen wij het sieraad dragen van een stille en een zachtmoedige geest die kostelijk is voor God. Dan zullen wij zelfs de smaadheid van Christus te dragen een uitnemend voorrecht, achten, dan zullen wij tot Hem uitgaan, buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende. Als het oog des geloofs Hem na mag speuren in Zijn diepe vernedering en in Zijn lij densgangen, en dat onze zonden Hem dat hebben aangedaan, zal dat oog spoedig van tranen overvloeien, vanwege het gebrek aan ware heiligmaking, en vanwege het vele zichzelf leven, en het weinig Christus leven. Christus te leven is dan ook een strijdend leven, gelijk Paulus schrijft aan zijn geestelijke zoon Timotheus: Strijdt de goede strijd des geloofs en grijpt naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen, I Tim. 6:12.

Christus te leven is het benodigen van de Geest van Christus, als de Geest der heiligmaking, het is armer worden in zichzelf door doorgaande ontdekking, waardoor de rijkdom der Goddelijke genade des te meer geopenbaard wordt in de ziel.

Het is versterkt te worden in het geloof en te steunen op de Goddelijke beloften, die in Christus Jezus ja en amen zijn, Gode tot heerlijkheid. Het is Christus te kennen, niet alleen in de staaat Zijner vernedering, maar ook in de staat Zijner verhoging, als de levende Verlosser, die aan des Vaders rechterhand altijd leeft om voor Zijn volk te bidden, dus Hem te kennen in de kracht Zijner opstanding, als Degene die voor ons gestorven en opgewekt is. Hij stierf om de dood te overwinnen, de schuld te betalen en aan Gods recht voldoening te geven, en om de macht des duivels en der zonde te breken. Maar Hij kon van de dood niet gehouden worden, wegens Zijn volmaakte gehoorzaamheid aan de wet, waarop het leven beloofd was.

Hij is opgestaan door Zijn eigen goddelijke kracht, maar Hij is van de Vader opgewekt tot onze rechtvaardigmaking.

Heiligmaking volgt op de rechtvaardigmaking, hoewel zij nooit te scheiden weldaden zijn. Wel moet men ze onderscheiden, de rechtvaardigmaking is een vrijspraak van de schuld en straf der zonden heiligmaking is een reiniging van de smet der zonde.

Door de vereniging met Christus door het geloof ontvangt Gods volk beide weldaden. Christus leeft in alle eeuwigheid, Hij heeft de dood verslonden tot overwinning, en de Zijnen leven door Hem, uit Hem en tot Hem.

Christus is hun Levensbron, Hij is het Levengevend Hoofd van Zijn gemeente, en uit Zijn volheid ontvangt Zijn volk genade voor genade. Wat is dat volk toch rijk bevoorrecht, dat de Geest van Christus heeft tot een Inwoner in het hart en dat deel mag hebben aan Christus en aan al Zijn weldaden. Maar ook, hoe ongelukkig is de mens, die buiten Christus leeft en sterft, en die dat voorrecht nog nooit wezenlijk voor zichzelf begeerd heeft, omdat men er de grote waarde niet van ziet.

De Heere mocht nog eens der blinden ogen openen, en dove oren doorboren, opdat gehoord moge worden de stem des Zoons Gods, want die ze gehoord hebben, zullen leven, al waren zij ook gestorven. En dat het zichzelf leven, van nature de grote dwaling des mensen, mocht veranderen in het Christus te leven, zijnde de allergrootste genade. De vreugde die men zoekt in aardstij delijke dingen mocht maar waarlijk veranderen in een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid, opdat men niet meer zichzelf mocht leven, maar Dien, Die voor de Zijnen gestorven en opgewekt is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1983

The Banner of Truth | 20 Pagina's

DE KRACHT VAN CHRISTUS’ OPSTANDING

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1983

The Banner of Truth | 20 Pagina's