Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VREEMDELING GEWORDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VREEMDELING GEWORDEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 21:34, “En Abraham woonde als vreemdeling vele dagen in het land der Filistijnen”.

Toen de mens zich van God losscheurde was hij ook zijn gemeenschap met de Almachtige kwijt. Hij werd een balling, een uitlander. Een op wien de toorn Gods rustte. Een die geen reine meer kon geven uit een onreine. Vreemdeling geworden. Waarvan Efeze 2 vers 11 zo duidelijk zegt: “dat gij in die tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israels en vreemdelingen van de verbonden der belofte, gene hoop hebbende en zonder God in de wereld!” Maar wanneer nu de Heere komt in het hart van de zondaar met Zijn wederbarende genade, dan gaat Hij die mens vernieuwen. Dan komt er een ander vreemdelingschap tevoorschijn. En dat wordt een volk dat buiten de Heere niet kan leven.

Daarom kon ook Paulus in Efeze 2 vers 19 wat totaal anders zeggen: “Zo zijt gij niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.” Wat verloren is door eigen schuld kan dan ook alleen maar door Christus hersteld worden. Dan wordt een mens teruggebracht van de doolpaden waarom hij tevoren zo dodelijk gerust wandelde. Die dan ook door Goddelijke genade op de weg des levens wordt gebracht wordt waarlijk een vreemdeling. Denk maar aan Ps. 119:19, “Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uwe geboden voor mij niet.”

Een ieder mocht zich daarvoor wel af leren vragen: “Ben ik al zo’n vreemdeling? Och, jong en oud mocht maar leren dat het zulke vreemdelingen altijd goed gaat, ook al schijnt het soms dat alles tegenzit. Het verstand kan daar niet bij, maar als de Heere de ogen er voor opent dan kan zulk een ziel wel eens getuigen: “Ik ben zeer vrolijk in de Heere.” Zo’n vreemdeling was nu Abraham, de vriend van God. Hij was op Gods tijd uit Ur der Chaldeen gehaald. Nooit zou hij er zelf vandaan gegaan zijn. Maar God had gesproken in zijn hart, “Ga uit uw land en uit uwe maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal.” Duidelijk blijkt hier uit dat de HEERE riep, met een onwederstandelijke roeping. Abraham moest alles verlaten om God over te houden.

Wij allen kunnen weten uit zijn levensgeschiedenis dat er allerlei ophouders op de weg geweest zijn. Hij kwam te Haran. Hij moest er weg. Dat was niet de plaats waar hij blijven kon en mocht.

Helaas zijn er velen die zich wel niet helemaal gerust vinden in de weg van de wereld, maar die rustzoekers zijn en geen Godzoekers. Gelukkig daarom als we heilig onrustig gemaakt worden. Daar wist Abraham van. Abraham is door de Heere uit Haran gezet. Hij moest gaan ervaren hier geen blijvende stad te hebben.

Daarna kwam hij in het beloofde land. Maar dat viel ook al tegen. Straks grote honger in het land. Dan moet hij naar Egypteland trekken om daar als vreemdeling te verkeren. Och, hij leerde meer en meer dat hij nier maar een gast, een vreemdeling, een bijwoner moest zijn. Het zal wel tegengevallen zijn. Gods weg was anders als de zijne. En ieder die wat van het genadeleven leert kennen, komt wel aan de weet: Hier is het land der ruste niet. Telkens moet dat volk ondersteboven met eigen plannen. Eigen zin en mening moeten er aan. En zo moet en mag een stervend leven geleerd worden.

Enige tijd later mag Abraham weer terugkeren. Maar spoedig komt er een twist tussen de herders van Lot, zijn neef, en de herders van Abraham. We weten dat Lot toen een keuze gemaakt heeft naar de begeerte van zijn vlees. Hij dacht dat hij het beste koos, namelijk de vette vlakten van de Jordaan by Sodom and Gomorra. Lot heeft van die stap geen plezier gehad. Integendeel! Gods oordeel heeft hem zwaar getroffen.

Dit is tevens een waarschuwing voor een ieder: Vraagt toch de Heere om de zonde en de wereld te haten, te mijden en te vlieden. Doe niet mee met de ijdelheden dezer wereld. Ze brengen u alleen maar verdriet en nameloze ellende.

Gods kind, Abraham, moest al weer verhuizen. Nu naar Hebron, bij de eikebossen van Mamre. Altijd maar weer moest hij ervaren: een gast en een vreemdeling te zijn op aarde. Hier geen blijvende stad te hebben. Te vertoeven in het land der vreem-delingschappen is voor de mens die uit de aarde aards is niet aantrekkelijk. Maar het is een zegen van de hemel als we onze pinnen niet te vast in de aarde steken. Daarom heeft Abraham dan ook altijd in tenten gewoond. Straks moet hij hij weer vertrekken. Nu naar het zuiden, naar Gerar, het land der Filistijnen. Als Sara sterft is hij weer terug by Mamre. We zouden U willen vragen: Zijn we ook wel eens teruggebracht? O, als we nooit eens een terugblik gehad hebben ligt het niet zo goed. Abraham heeft meermalen ervaren: Achter God aan, dat was het beste, an bovendien nog de zekere wetenschap te hebben dat Christus zijn deel was in der eeuwigheid. Dan is het hier toch maar tijdelijk en betrekkelijk.

Bij het sterven van Sara heeft hij tot de zonen van Heth gezegd, “Ik ben een vreemdeling en inwoner bij u.” Soms neemt de Heere het liefste op aarde van ons weg, om ons meer aan Hem te verbinden, om meer en meer vreemdeling te worden. Abraham had dat geleerd.

En nu zegt de tekst dat Abraham vele jaren als vreemdeling in het land der Filistijnen gewoond heeft. Let er op: Hij verkeerde daar als vreemdeling. Hij verkeerde op aarde, in feite als een vreemdeling, wiens domicilie boven was, waar zijn Koning woonde, die voor hem zorgde. Neen, hij verzaakte zijn plicht niet. Als we in waarheid een navolger Gods mogen worden, dan zullen we ook getrouw zijn in onze dagelijkse arbeid en in hetgeen de Heere hier op onze hand legt.

En nu, zal het wel zijn in het leven van Gods Sion, dan zullen we toch allen geleerd moeten hebben wat de Bijbelheiligen ervoeren. Mozes getuigde: Ik ben een vreemdeling. David getuigde: want wij zijn vreemdelingen. En de Heere had (om niet meer namen te noemen) tegen Izaak gezegd: Woon als vreemdeling in dat land.

Denk dan eens aan de kostelijke uitspraak in Hebreen 11: “en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren.” Zo was het met Abraham. Maar let op: Hij woonde midden tussen de Filistijnen, maar hij heeft er zich niet mee verzwagerd. Hij bleef vreemdeling. Dan mag zo’n ziel een vijand van de wereld worden. En toch zullen Gods kinderen moeten erkennen en belijden dat er zo’n grote Filistijn in hun hart woont. En het is een wonder als ze niet meegesleept worden en zich thuis gaan voelen met de Filistijnen.

O zeker, de Heere kan Zijn Zion wel eens rijkelijk verkwikken. Maar zij zijn nog hier beneden. De strijd blijft. En zonder strijd geen zegen. Hier moeten en mogen ze Gods Raad uitdienen. Werd er maar meer van ingeleefd, wat zou het profijtelijk zijn.

Abraham mocht net zo lang overal blijven als de Heere goedvond. Blijdschap en verdriet hebben zich afgewisseld. Maar hij bleef vreemdeling. En dat wil zeggen: Iemand die hier niet thuis is, die op reis is, wiens domicilie elders is. Voor Abraham was het vooruitzicht dat zijn tehuis Boven was.

Kunnen wij dat ook zeggen? Of leven we rustig voort in deze wereld die in het boze ligt? Laten we elkaar mogen waarschuwen; Zoek hier nooit uw vaderland. Want als ge dat doet dan betoont ge nooit een vreemdeling geweest te zijn. En hier geen vreemdeling, dan, ontzettend, dan zijn we vreemdeling van God en Christus.

Nu heeft Abraham op de ene plaats langer ver toefd dan op de andere. En in Egypte maar ook in het Filistijnen land heeft hij de nodige moeite en strijd gehad. Maar als hij bij de Heere terecht mocht komen dan kwam alles weer goed. Hieruit blijkt dat Abraham de Heere aankleefde. Dan gaat het in de vreemdelingschap wel goed. En geloof me, hij had geen rust omdat hij bij de Filistijnen woonde, maar omdat de Heere met hem was. Dan kan alles. O, Gods kinderen mochten toch meer inleven door genade; Dit hier is het vaderland der ruste niet. We moesten ons hier niet zo nestelen als een vogel in zijn nest. Maar, en daar hebben we het licht van de Heilige Geest voor nodig, om meer uit te leren zien naar de dag der eeuwige verlossing.

Daarom kon de apostel schrijven over Abraham in Hebr. 11: “Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte als in een vreemd land en heeft in tabernakelen gewoond, met Izaak en Jacob, die medeerfgenamen waren derzelver belofte; want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.” Hier op aarde, in het land der Filistijnen diende hij Gods Raad uit. En in zijn leven is het wel uitgekomen: Hoe meer hij de zonden mocht mijden en vlieden hoe dichter hij bij de Heere mocht leven, hoe meer hij in mocht leven: Ik ben hier een vreemdeling! In hetzelfde kostelijke Hebreen 11 staat geschreven: “Dat ze de belofte van verre gezien hebben en geloofd en beleden dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Dan wordt een ziel begerig naar het betere, naar het hemelse vaderland. Niet om van de ellende af te wezen, o neen! Maar om de Koning in Zijn Schoonheid te mogen zien. O, dan is het hier maar ten dele, maar Boven zal de volle maat zijn. Daarom is het nodig hier Christus te leren kennen. Dat alleen geeft rust in een vijandig land. En dan zal dat volk toch ervaren: Die hier bedrukt, met tranen zaait, zal juichen als hij vruchten maait! Dan kunnen er na dagen van smart ook dagen van blijdschap komen. Maar dan moeten we Gods wegen leren goedkeuren. Die ook de tijd van hun vreemdelingschap in Zijn hand houdt. En dezulken heeft God een stad bereid. De stad die fundmenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.

O, bedenk, lieve lezer, daarin zal niets gruwelijks in komen! Daarom is het nodig HIER meer vreemdeling te worden, meer als gasten te vertoeven voor een ogenblik, meer bijwoners te mogen zijn.

Nu zal de Heere altijd voor Zijn Kerk zorgen. Maar dan zal het wel een wonder moeten worden en blijven als de Heere met ons te maken wil hebben. Verdient hebben we het niet. Toen Abraham 175 jaren oud was gaf hij de geest en stierf. Toen was de vreemdelingschap vergeten. Toen kwam de vreemdeling thuis. En door genade mag de levende kerk dan eeuwig ervaren dat twist en wrok voor eeuwig verdwenen is. Amen.

-Chilliwack

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

The Banner of Truth | 20 Pagina's

VREEMDELING GEWORDEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

The Banner of Truth | 20 Pagina's