HERVORMING: OM NIET GERECHTVAARDIGD
Want er is geen onderscheid, want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is. Rom. 3:22b-24.
Is het wel waar, wat Paulus hier schrijft, dat er onder de mensen geen onderscheid is? Zijn er geen rijken en armen, blanken en zwarten, Joden en heidenen? En wijst ook Gods Woord niet op die verschillen? Staat er niet, dat rijken en armen elkaar ontmoeten, doch dat de Heere beiden gemaakt heeft? En lezen wij niet van heren en slaven? Het is waar, en toch van God uit zijn er onder de mensen geen verschillen. Voor Hem zijn allen schuldig, zondig, en verdoemelijk! Wat dat betreft, is er zelfs geen onderscheid tussen Jood en Griek, want zij hebben allen gezondigd. Dat raakt dus ook ons, niemand uitgezonderd. Wij allen hebben gezondigd. Doch nu bestaat het gevaar, dat wij hier niet eens meer van schrikken. Wij hebben het al zo vaak gehoord; wij zijn er aan gewend geraakt. Neen, niemand zal het ontkennen, dat hij zondaar is en dat hij het niet alleen is, stelt hem eigenlijk nog een beetje gerust ook. Toch is het iets vreselijks, dat wij gezondigd hebben, want met elke zonde beledigden wij de Heere en vergaderden wij ons toorn als een schat! En laten wij daar toch niet lichtvaardig over denken! Want wie kent de sterkte van Gods toorn en Zijn verbolgenheid naardat Hij te vrezen is? En wegkruipen in de massa gaat ook niet, want God haalt ons er uit en wijst ons persoonlijk met Zijn vinger aan zegt ons: Wee u, dat u gezondigd hebt, want Ik laat de zonde niet ongestraft. Ik toorn verschrikkelijk beide tegen de aangeboren en de werkelijke zonden en zal die met een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwig straffen!
Dat het ons hart eens raakte, wij zouden slaande op onze borsten gaan kermen: Wee mij, dat ik zo gezondigd heb! En omdat wij gezondigd hebben derven wij ook de heerlijkheid Gods! Wij missen de heerlijkheid, die God ons in het Paradijs gaf. Wij missen Zijn beeld en daarmee ook Zijn gemeenschap en gunst en het licht van Zijn vriendelijk Aangezicht!
Wij missen wat ons heerlijk doet zijn in Gods oog, maar dat betekent tevens dat wij schandelijk, walgelijk en verdoemelijk zijn voor Hem! Hebt u daar kennis aan gekregen? Luther’s oog werd er voor geopend. Toen kromp hij ineen van schrik en smart. Toen werd de vraag geboren: Hoe vind ik een genadig God? Wat moet ik doen om zalig te worden? En Luther heeft heel wat gedaan. Hij heeft gezwoegd en gewerkt, hij heeft gevast en zichzelf gekastijd, maar het hielp allemaal niets! De wet bleef hem vervloeken en zijn geweten bleef hem aanklagen! Als een verloren zondaar kwam hij aan Gods voeten terecht die niet anders kon zeggen dan: Ik heb gezondigd en ik derf Uw heerlijkheid, dies ben ik, o, Heere, Uw gramschap dubbel waardig! Doch wat doet de Heere nu met zulke zondaars?
Hij rechtvaardigt ze, dat wil zeggen, dat Hij hun schuld kwijtscheldt en hen vrijspreekt. Doet Hij dat dan uit gebrek aan bewijs? O, neen, want er is een ontzettend strafregister en de zondaar is op heterdaad betrapt! Maar hoe kan de Rechter dan zeggen: Ik spreek u vrij? Heeft Hijzelf niet gezegd: Wie de goddeloze rechtvaardigt en de rechtvaardige verdoemt is de Heere een gruwel, ja die beiden? Maar hoe kan Hij dan mensen die zoveel op hun geweten hebben en die misvormd zijn door zoveel zonden vrijspreken? Is Hij soms omgekocht? O, neen, want Hij doet het om niet, dat wil zeggen: gratis! Wat is het toch onbegrijpelijk! Een schuldige zondaar wordt door de heilige en rechtvaardige God vrijgesproken om niet! Als nu die vrijspraak nog gekocht had moeten worden door een groot offer, dan was het te verstaan.
Maar welk offer had dan die schuldige zondaar moeten geven? Hij heeft immers niets anders dan schuld? Als God zondaars wil rechtvaardigen, dan zal dat om niet moeten! Maar wat is het dan toch een rijk Evangelie, dat God dat om niet doet! Het kan niet anders, of dat Evangelie zal overal met vreugde worden begroet! De werkelijkheid is evenwel dat men er niets van hebben moet! En dat is ook eigenlijk geen wonder, want het is zo diep vernederend voor de hoogmoedige mens, dat niets van hem in aanmerking komt! Zou God genade bewijzen zonder iets van de mens in aanmerking te nemen? Dat kan volgens Rome niet. De mens wordt niet gerechtvaardigd om niet, maar om zijn boete en berouw, om zijn vasten en bidden! Voor wat hoort immers wat! En Rome staat hierin beslist niet alleen. Diep in ons hart zijn wij het Rome eens. Immers, wie hoopt er niet op de zaligheid? Wij hopen dan allemaal dat God ons straks genadig zal zijn! Waarom dan? Wel, wij gaan toch trouw ter kerk, wij hebben toch een onbesproken leven, wij ijveren toch voor de waarheid! O, hoevelen zullen bedrogen uitkomen. Want hoe goed al die dingen mogen zijn, zij tellen voor God niet mee.
Als Hij iemand rechtvaardigt, doet Hij het om niet! En wat is dat een pijnlijke les om te leren, zelfs voor degenen, die geen vreemdeling van genade zijn. Het is dan ook geen kleine zaak om onze bekering, onze bevindingen, onze tranen en gebeden als grond te moeten verliezen. Want dan blijft er niets anders over dan een arme, ja een verdoemelijke zondaar, die voor God niet kan bestaan. Maar wat wordt zo’n mens er blij mee, dat God om niet rechtvaardigt, uit Zijn genade!
Die laatste woorden wijzen heen naar Gods genadig voornemen, naar het soevereine van Gods welbehagen om Zich over ellendigen te ontfermen. En als wij daarop letten, valt alles van de mens er buiten, want God is niet bewogen geworden door enige mensenkind, maar Hij was bewogen in Zichzelf.
Hij maakt naar de vrij macht Zijner genade onderscheid, waar geen enkel onderscheid is! Neen, als God zondaren rechtvaardigt, doet Hij het niet om iets van of in de mens, maar dan doet Hij dat om niet in de volvoering van Zijn eeuwig welbehagen. Zo krijgt Hij alleen de eer en wordt alle roem des mensen uitgesloten! Maar toch blijft er nog een vraag over, namelijk deze: Hoe kan God een goddeloze rechtvaardigen? Ziet Hij dan toch de zonden door de vingers? O, neen, God vergeeft niet zo maar. Hij doet het door de verlossing die in Christus Jezus is. God Die schuldigen wilde vrijspreken, zorgde ook voor een Borg, die de schuld van die schuldigen zou betalen.
Het woordje, verlossen, dat Paulus hier gebruikt, betekent immers verlossen door het betalen van een losprijs. En die losprijs was Christus leven. Hij heeft Zijn ziel tot een schuldoffer gesteld!
Hij gaf het losgeld van Zijn dierbaar hartebloed! Neen, God laat de zonde niet ongestraft. Eer Hij de zonde ongestraft liet blijven, heeft Hij ze met de bittere dood des kruises aan Zijn innig geliefde Zoon gestraft!
Het is waar, de genade der vrijspraak wordt gratis, om niet gegeven, doch dat wil niet zeggen, dat deze genade goedkoop zou zijn. Er is een dure prijs voor betaald.
Het is niet zo dat Gods kerk verlost wordt door vergankelijke dingen, zilver of goud, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraf-felijk en onbevlekt Lam. Hoe welgelukzalig zijn zij, die met dat bloed besprengd worden, want dan ziet God in hem geen zonde meer! Dan staan zij voor Zijn heerlijk aangezicht als hadden ze nooit zonden gekend of gedaan, maar als hadden ze zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor hen volbracht heeft. Dan smaken ze een zoete vrede met God, Die alle verstand te boven gaat, en die hen doet zingen: Het is door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1983
The Banner of Truth | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1983
The Banner of Truth | 20 Pagina's