De Rijkdom Van De Pelgrim Naar Sion
“Want God, de HEERE, is een Zon en Schild.” —
Psalm 84 is een pelgrimslied. Een lied van verlangen en van vreugde van hen, die uit de afgelegen streken van Palestina zich opmaakten om op de grote feesten de tempel in Jeruzalem te bezoeken. Dit lied is ook het reislied van alle ware pelgrims op de tocht door deze boze wereld naar de heerlijkheid, die God voor hen bereid heeft. Deze psalm vertolkt het heimwee en de blijdschap van Gods kinderen op de pelgrimsreis naar de eeuwige Gods stad. Dat is al Gods ware volk niet vreemd, het verlangen naar God en vreugde in God.
Hoort wat de Heere is voor al de Zijnen. “Want God de HEERE, is een Zon en Schild.” De Zon is van grote betekenis in het rijk der natuur. Als er geen zon is, als het donker is, dan blijft het goede en het kwade verborgen. Maar als het licht van de zon opgaat, dan wordt dat alles ontdekt. Zo ook in het geestelijk leven. Dan is God als de Zon de Bron van alle ware licht. Dan alleen wordt de ware kennis van goed en kwaad ontdekt. Dan leert de pelgrim, dat hij niet alleen omringd is door de duisternis, maar dat hij ook in zichzelf enkel duisternis is.
In dat licht ziet hij alleen het ware Licht. Als een heilig volk, een verkregen volk, zal de pelgrim naar Sion verkondigen de deugden Desgenen, Die uit duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.
De Zon geeft ook leven, anders is er zelfs geen leven mogelijk. Ware pelgrims kunnen niet leven noch ademen, indien God Zich niet openbaart aan hun ziel (Calvijn). Dat is het ware leven, dat God Zelf wekt in het dode zondaarshart, naar Zijn welbehagen. Dan mag het worden verstaan: “Mijn hart roept uit tot God, Die leeft. En aan mijn ziel het leven geeft.” Dat leven moet God ook onderhouden. De pelgrim smeekt dan: “Gun leven aan mijn ziel!”
De zon geeft eveneens warmte en wasdom. Zo is het ook God alleen, Die de geestelijke pelgrim koestert in Zijn liefde en troost in alle droefenis en vervolging. In dit land, dor en mat, ervaart die pelgrim almeer: “uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid.” Hoe waar wordt het: “zonder Mij kunt gij niets doen.” Hoe groot is dan ook het wonder van de Zon der gerechtigheid, als God, de Heere, door Zijn Geest de ware wasdom doet kennen: “uw vrucht is uit Mij gevonden.” Gelukkig volk, dat in dit land van vreemdeling-schap God in Zijn algenoegzaamheid en Jezus in Zijn dierbaarheid en zichzelf in zijn vloekwaardigheid mag leren kennen.
De zon schijnt niet altijd in de natuur. Zo is het ook in het leven der genade. Bij de pelgrim naar Zion is het leven zo op en neer. Er kunnen van die grauwe laaghangende luchten zijn, zodat de pelgrim wandelt op wegen van allerlei verdrukkingen.
Het bangste is? Als die pelgrim dan de zon niet ziet waneer hij de Heere zo missen moet. Er kunnen ook van de donkere wolken van hun zonde zijn, zodat de Heere Zich verbergen moet. Weet u wat zo’n voorrecht zal zijn van de pelgrim naar Sion? Wel, als hij straks in Sion is, dan zullen daar geen grauwe laaghangende luchten, geen donkere wolken, geen dikke mistbanken meer zijn. Welk een rijkdom.
In die stad is God Zelf het Licht. Daar staat die Kaars Gods te branden, het beminnelijke Lam Gods, staande als geslacht, in het midden van de troon. Daar is de heilige vreugde van de storeloze, zondeloze en eindeloze aanbidding van de Heere, de God van volkomen zaligheid. Hier is niet altijd licht. De heere is wel altijd de Beschermer van de pelgrim naar Sion door dit moerbeidal. Hoort wat de Heere is in dit tranendal. “Want God, de HEERE, is een Zon en Schild.”
De rijdkom van de pelgrim naar Sion is, dat de Heere hem altijd en overal beschermt. Hij is ook zijn Schild! Oudtijds was het schild voor de strijder in de oorlog van het hoogste belang. Met dat schild moest hij al de pijlen opvangen, die de vijand op hem afschoot. Zo is de Heere ook een Schild voor Zijn volk op reis naar Sion, in het strijdperk van dit leven. Zij zijn in een heilige oorlog.
De pelgrim naar Sion wordt geroepen tot de strijd, op leven en dood, tegen doodsvijanden. Kent u deze strijd met zulke vijanden? Het zijn niet minder dan de duivel, de wereld en ons eigen verdorven vlees. Bent u het aan de weet gekomen, hoe zwak van moed en klein van kracht we zijn? Wonder, dat de Heere zegt: “Nu zal ik u tot een Schild zijn.” Dan zijn we alleen maar veilig achter dat Schild, met die God, tegen al de vurige pijlen van satan, tegen de menigte pijlen van deze tegenwoordige boze wereld. Tegen de scherpe vergiftige pijlen van ons boze vlees.
Welk een Beschermer heeft dan toch Gods Kerk, het Sion van God bemind. Want God, de Heere, is hun Schild. De pelgrim zal niet omtkomen, ondanks al de machtige vijanden. Hij wordt wel gewond, als hij denkt dat Schild niet nodig te hebben. Het is de rijkdom van de ware pelgrim, dat God, de HEERE, de Onveranderlijke en Getrouwe is.
Kent u door genade de droefheid naar God, welke een onberouwlijke bekering tot zaligheid werkt? Dan mag reeds hier iets bekend worden van de zalige blijdschap in God. Het is een vrede en vreugde, welke de wereld nooit kan geven.
Zoek de Heere en leeft!
Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent.
“Want God, de HEER’, zo goed, zo mild
Is t’allen tijd’ een Zon en Schild.”
Rev I. Van Vliet (1921-1985) pastored the Gereformeerde Gemeente (Netherlands Reformed Congregation) at Aagtekerke, Veen, and Kapelle-Biezelinge, the Netherlands,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1988
The Banner of Truth | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1988
The Banner of Truth | 28 Pagina's