Misplaatste liefde
“Allen die Mij haten, hebben de dood lief.”
Hier is de Wijsheid aan het woord, die Zich rieht tot de “slechten en zotten.” Het zijn twee namen die niet vleiend zijn, maar de Wijsheid is niet gewoon te vleien, doch de mensenkinderen de volle waarheid te zeggen. Mochten wij de Wijsheid eens bijvallen in waarheid. Hoe raadselachtig het voor velen klinkt, wij hebben de dood lief. Denk eens aan zo menig dood lichaam, dat u in uw leven zag, waarbij u stond met diepe ontroering, en die u de klacht ontlokte: “Wat wordt er toch van een mens.” En die mens, die daar lag, was een uwer geliefden. En wij zeggen ... nee, wij hebben de dood niet lief, het is onze vijand! Steeds worden wij ook in de gemeente er weer bij stil gezet dat geliefden worden weggenomen... nee, het blijft een vijand! Och, denk er eens aan: Hem die u uw vijand noemt hebben wij zelf ingeroepen door onze diepe val in Adam, ons verbondshoofd. Wij leven niet in gemeenschap met God, maar met de verderver, de duivel. Wij zijn hem toegevallen. Ja, u hebt hem lief, u kiest zijn partij ... uw hebt toch de zonde lief? Ja, die scheiding bestendigt u; u zit met de dood aan een tafel. U eet en drinkt, wat hij u voorzet. Niet u bent de gastheer, maar hij is de uwe. U verlustigt zich in zijn gaven. U kunt bedelen om zijn genegenheden en om zijn gaven, want u hebt de zonde lief. Heeft de Wijsheid, die in ons hoofdstuk spreekt, geen gelijk? U hebt veel, erg veel op met de toestand waarin u zich bevindt. Die toestand is de dood en u wilt er niet uit. Ja, u praat heel veel “ik kan er niet uit,” maar dat u het ook eens wilde zien dat u er niet uit wilt!
Zo is de mens van natuur. Zo verduisterd is ons verstand dat u voor geen rede vatbaar bent. De Heere mocht uit vrije goedheid het leren door Woord en Geest. Dan zal het waar worden, dat u zich schaart bij de slechten en zotten. Dan wordt het een erkennen dat wij de dood lief hebben. Och, dat de weerspraak eindelijk eens verstomde tegen de leer van souvereine genade. Dat wij eens mochten horen de ware erkentenis: “Bij U is de wijsheid, de dwaasheid is bij mij.” “Bij U is het recht, bij mij de slechtheid.” Ja, dan krijgen wij een smart vanwege onze dwaasheid. Is dat reeds uw ervaring? Dan te moeten sterven, en niet te kunnen sterven. Het wonder wordt zo groot dat de Stern der Wijsheid is gekomen in ons leven. U hebt de vijand in het oog gekregen, die u bent toegevallen. Zij gaan het uitroepen:
Want mijn hoofd is als bedolven
In de golven
Van mijn ongerechtigheen
Zulk een last van zond’ en plagen,
niet te dragen,
Drukt mijn schouders naar benéen.
De vraag wordt geboren hoe ooit de schuld van zoveel dwaasheid verzoend kan worden. Het antwoord komt van de kruisheuvel. “Volkomen heeft de Heere Jezus aan het recht Gods voldaan.” Maar dat moet nu persoonlijk ons deel worden. De Heere moet daar zelf plaats voor maken door Woord en Geest. Geve de Heere uit vrije genade dat wij in Christus de ware liefde mogen kennen. Als de dood komt, en hij komt zeker, moet de mens bereid zijn. En dat dringt te meer omdat de Schrift zegt dat er velen zullen menen in te gaan, doch niet zullen kunnen. Vreselijk zal het geroep zijn van hen, die roepen: “Heere, Heere, doe ons open.” Bunyan zegt ervan: “Toen zag ik dat er ook een weg van de hemel naar de hei is.” Dat een ieder zich beproeve en acht geve op de tekenen der tijden. Luister naar de bazuin des Woords, eer dat de laatste bazuin klinkt. U kunt zo sterven. Vreselijk is het te sterven met een algemeen werk des Geestes. Vele ervaringen, jaren gesproken ... zelfs over gemis en bekommering, zoveel aan het avondmaal geweest ... en toch algemene werkingen ... Het uit Jezus’ mond te horen: “Ik ken u niet al beweert u dat u Mij kent.” Is Hij ook Uw vrede? Hebt u Hem? Buiten Jezus, betekent: De dood lief te hebben. Nog is het niet te laat! Wie Christus heeft zal eeuwige vrede hebben.
Komt tot Mij
Komt tot Mij allen, wie gij zijt,
Vermoeid door arbeid, zorg of strijd,
Als moed en kracht begeven;
Komt gij, belast met zond’ en schuld,
Komt tot Mij, heb uw wensch vervuld:
Ik zal u ruste geven.
Neemt op uw schouderen mijn juk
En vindt verlichting in uw druk,
En leniging van smarte;
Leer van Mij, die uw nooden ken,
Dat Ik uw Heer zachtmoedig ben
En nederig van harte.
Ja, kom tot Mij, Ik ging u voor
Op ’t lijdenspad, volg in Mijn spoor,
’k Moest ook in ’t stof eens knieten;
Komt dan, gebrokenen van hart,
Zoo zult ge in plaats van onrust — smart,
Rust vinden voor uw zielen.
Mijn juk is zacht, met liefde omkleed,
Ik draag met u uw last en leed,
’k Ben met uw lot bewogen;
Gelooft en komt, Mijn last is licht,
Het is naar god’lijk, wijs gewicht
Der liefde afgewogen.
Ds. C. Hegeman (1914-1981) heeft drie Gereformeerde Gemeenten in Noord Amerika en vier in Nederland gediend.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1993
The Banner of Truth | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1993
The Banner of Truth | 28 Pagina's