Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Kindeke in de kribbe

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Kindeke in de kribbe

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“…en legde Hem neder in de kribbe” (Lukas 2:7m).

Tegenwoordig zegt men, en dat is dan het ruime evangelie: De Heere Jezus is voor ons allemaal gestorven, Hij is voor alle mensen op de wereld gekomen. Dat moet men geloven, en dat moet men maar aannemen. Doch wat is dat een arm evangelie, hoe ruim het ook schijnt te zijn.

Gelukkig dat Gods Woord een ander evangelie bevat, want daarin lezen we dat Christus gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. Maar daarin lezen we ook van de Heilige Geest, Die de Toepasser wil zijn van datgene wat Christus verwierf. Hij komt nu dat volk, waarvoor Christus kwam, opzoeken, om hen te bearbeiden en te trekken uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Hij zal ze van dood levend maken, en Hij zal ze het leven om niet schenken. Daarom overtuigt Hij van zonde, van gerechtigheid, en van oordeel. Daarom ontdekt Hij, ontbloot Hij, en ontgrondt Hij om zo plaats te maken voor Christus.

Geliefden, wie zien wij om de kribbe? Wat voor mensen? Daar vinden wij de wereld niet. De wereld lacht om dit Kind, de wereld lacht om dit feest en spot met de bediening van Christus. In de wereld is voor dit Kind geen plaats. Leest het maar in het kerstevangelie. De wereld gaat er aan voorbij, de wereld is er blind voor. Er was voor henlieden geen plaats in de herberg. Er staat niet dat die herberg vol was. Dat maakt de wereld ervan. Er staat ook niet dat er geen plaats was in de herberg. Maar er staat met nadruk bij: voor henlieden niet. Voor henlieden geen plaats! En waarom voor henlieden niet? Omdat er voor Hem geen plaats was. Er moet plaats gemaakt worden.

En zo is het nog. In de wereld is voor God, voor Zijn dienst, en voor Christus geen plaats. Zeker, de wereld viert wel kerstfeest. De hele wereld viert kerstfeest, tot in de kroeg toe. Doch de wereld grijpt alleen dit feest aan om feest te kunnen vieren. De wereld wil brood en spelen, en wat kan het de wereld schelen of dat nu kerstfeest is, of paasfeest, of pinksterfeest, als er maar feest is. Desnoods maken ze van het kerstfeest een carnaval. Wat geeft het als je maar lol hebt, zegt men dan. Dat is de wereld. Maar men staat niet stil bij de inhoud van het kerstfeest. Ook niet de godsdienstige wereld. O, wat is de wereld toch arm. Straks zinkt de wereld weg in het eeuwig verderf.

Wie vinden we dan wel om de kribbe? Het zijn geen vrome mensen. Daar staan geen farizeen en schriftgeleerden. Daar staan geen overpriesters. Daar vinden we geen vrome mensen. Daar staan geen bekeerde mensen. Daar staan geen rijke jongelingen. Die hebben de Heere Jezus niet nodig. Wat zullen zij met Jezus doen? Daar is voor die Jezus geen plaats, want zij kunnen zelf nog wat. Zij kunnen zelf naar de hemel toe. Zij kunnen door de werken der wet gezaligd worden.

En daarom, nogmaals, wie staan er toch om die kribbe daar in Bethlehem? Wie staan er toch om dat Kindeke heengeschaard? Wie? Wel, het zijn diegenen, die aanvankelijk door de Heilige Geest zijn bearbeid geworden tot zaligheid. Wat voor mensen zijn het? Laten we ze in het kort schetsen. Het zijn ellendige zondaren, die hun breuk met God beleven, die hun gescheidenheid van God beseffen. Want ellendigen zijn uitlandigen, over de grens gezette mensen, ballingen, verdrevenen, die in den vreemde moeten vertoeven. Het zijn van God gescheiden zondaren, omdat ze gezondigd hebben.

Ziet, daar staan ze. Het zijn armen die geen penning hebben om te betalen, maar wel een hemelhoge schuld. Maar ze zijn straatarm. Het zijn mensen die geheel failliet zijn, die niets meer hebben, zelfs niet het allerminste. Zij kunnen alleen maar schuld met schuld vermeerderen, en ze moeten leren dat hun beste werken met zonden besmet zijn, en zij dus voor God niet kunnen bestaan.

Wat voor mensen zijn het? Het zijn ellendige zondaren, armen en naakten. Want zij hebben geen vijgeblad meer om achter weg te schuilen. Zij missen alles wat ze nodig hebben om voor God te kunnen bestaan. Het zijn mensen die beleven: O God, als U me wegslingerde, zou U mij geen onrecht doen. Zij hebben leren zingen: “Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig, Heere.” Ze leerden aan Gods zijde vallen.

Wat zijn het voor mensen die daar om de kribbe staan? Het zijn treurenden.Waarom treuren ze dan? Ze zijn bedroefd omdat ze tegen God gezondigd hebben, die heilige en die rechtvaardige en die verheven Majesteit. Hoort ze klagen: “Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog, dies ben ik, o Heere, Uw gramschap dubbel waardig.” Hoort hoe ze slaan op hun borst: “Wee mij, wee mij, dat ik zo gezondigd heb.”

Wat zijn het voor mensen daar om die kribbe? Het zijn hongerigen. Nee, niet naar aards brood. Dat aardse brood, en alles wat de aarde biedt, kan hun ziel niet meer verzadigen. Hongerig zijn ze geworden naar het brood dat uit de hemel is neergedaald. Hongerig zijn ze naar het brood des levens om daarvan te mogen eten ten eeuwige leven. Ze zijn hongerig naar de gemeenschap met God. Het zijn de hongerigen en dorstigen die buiten God niet meer leven kunnen. Ze zijn dorstig naar die gerechtigheid van Christus, welke redt van het graf. Het zijn dorstigen die uitroepen: “Mijn ziel en mijn lichaam hijgen en dorsten naar U in een land, dat dor en mat van droogte brandt, waar niemand lafenis kan krijgen.”

Het zijn vermoeiden en het zijn belasten. Het zijn mensen die aan het eind gekomen zijn van hun kunnen, aan het eind van hun krachten. Het zijn mensen die met alles aan het eind gekomen zijn, die niet verder meer kunnen. Het zijn vermoeiden, die bezwijken onder die loodzware last der zonde, die moeten instemmen met de dichter: “Zulk een last van zonde en plagen, niet om te dragen, drukt mijn schouders naar beneden.” Geliefden, daar hebt u ze. Hoort u er ook bij? Ellendigen, armen, naakten, vermoeiden, belasten, treurenden, hongerigen, dorstigen. Ziedaar. We zouden het nog uit kunnen breiden. Kreupelen, verminkten, ongelukkigen.

Ziet toch, geliefden, in die kribbe. Want kunt u niet meer zalig worden? En weet u geen raad meer? En zou u zo gaarne zalig willen worden? Neen, let goed op, ik vraag niet: Zou u graag naar de hemel willen? Ik vraag: Zou u graag zalig willen worden? Nu, hoort het, daar ligt Jezus, dat is Zaligmaker. Hij verlost van de zonden en Hij zet in de gemeenschap Gods. Hij maakt zalig. Zijt ge arm? Hebt u geen penning om te betalen? Hebt u aan alles behoefte? Hoort het: Daar in die kribbe ligt Degene, van Wie gezongen kan worden: “Nooddruftigen zal Hij verschonen, aan armen uit gena, Zijn hulpe ter verlossing tonen, Hij slaat hun zielen ga.” Hebt u geen kleed meer om aan te trekken? Geen vijgenblad om achter weg te schuilen? Mist u alle gerechtigheid om daarmee voor God te kunnen bestaan? Hoort het, naakten: Daar ligt Degene Die weven gaat de klederen des heils en de mantel der gerechtigheid. Die zijn aangenaam in de ogen van God.

Treurt u? Zijt ge bedroefd? Zijt ge bekommerd? Hoort het dan: Hij is gekomen om alle treurenden te troosten, om de treurigen Sions te beschikken dat hen gegeven worde sieraad voor as en vreugdeolie voor treurigheid, en het gewaad des lofs voor een benauwde geest. Ja, geliefden, hongert u? Hunkert u naar dat levende brood? Luistert dan. Hij heeft juist de hongerigen met brood willen vervullen. Maria heeft ervan gezongen in haar lofzang. Dorst u naar de wateren des levens, waar er hier niets meer is wat uw ziel verkwikken kan? Wel, bij Hem is de levensbron en Zijn licht doet klaarder dan de zon, ons het heuglijk licht aanschouwen. Hij zegt: “Ik zal de dorstige geven van het water des levens om niet.” En zijt ge vermoeid en belast? Kunt u niet verder? Hoort wat Hij zegt: “Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.” Hij wil Zich met zulken inlaten. Ellendigen, armen, hongerigen, dorstigen. Hij is juist voor u gekomen.

Welnu, komt dan en ziet het heil dat Hij wil bereiden en dat bij Hem te vinden is. Ja, ziet dan en komt! Laat u zaligen door deze Zaligmaker. Want dan mogen we het u, o bekommerden en ellendigen, toeroepen: “Ik verkondig u grote blijdschap, dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de stad Davids.”

— Rev. J. van Haaren (1933-1983)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

The Banner of Truth | 28 Pagina's

Het Kindeke in de kribbe

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

The Banner of Truth | 28 Pagina's