Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zuchten van degenen die de eerstelingen des Geestes hebben

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zuchten van degenen die de eerstelingen des Geestes hebben

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En niet alleen dit, maar ook wijzelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zeiven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams” (Romeinen 8:23).

In onze tekst wordt gesproken over het zuchten van degenen, die de eerstelingen des Geestes hebben. Maar hebben zij dan reden om te klagen? Zegt de profeet niet: Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden. Dat is zeker waar, doch hier wordt niet gesproken over klagen, maar over zuchten.

Ja maar, hebben zij dan reden om te zuchten? Wel, het is zo, dat Pinksteren het laatste is van de christelijke feesten. Sinds de uitstorting van de Heilige Geest leven wij in het laatste der dagen. Het einde is er nog niet, maar het is wel nabij. Dat einde zal tevens de voltooiïng zijn van Gods werk. En naar die voltooiïng verlangt de Heilige Geest en daarnaar doet Hij ook verlangen degenen in wier hart Hij intrek genomen heeft. Daarover gaat het in onze tekst.

De tekst begint met de woorden: En niet alleen dit! Deze woorden wijzen dus terug, en wel naar vers 22. Daar lezen wij dat Paulus zegt: Wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht en te zamen als in barensnood is tot nu toe. Wij weten; Paulus spreekt dus met de grootste stelligheid. Hoe weet hij dat dan? Hij heeft die wetenschap niet van zichzelf, maar hij is onderwezen op de hemelse academie, op de school van de Heilige Geest!

Op die school wordt heel veel geleerd. Daar wordt geleerd, dat wij met de ganse wereld voor God verdoemelijk liggen en dat er maar één weg is tot zaligheid. Maar daar wordt ook geleerd: Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie! Ja, als wij door de Heilige Geest verlicht en geleerd worden, dan gaan wij alles anders bekijken, de mensen om ons heen, de dingen van deze wereld, de tijd waarin wij leven, maar ook de schepping. Wij krijgen een oog voor de grootheid Gods en wij krijgen een oor voor het lied der schepping.

De hemelen vertellen immers Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen. Wij krijgen echter ook een oor om het zuchten der schepping te horen. Dan horen wij het ganse schepsel, dat is de hele schepping, zuchten! Van nature horen wij dat zuchten niet. Dan buiten wij de schepping uit, zodat bepaalde diersoorten uitgeroeid zijn en hele stukken van de schepping vervuild en onleefbaar geworden zijn. Toch is dat zuchten van de schepping zo luid, dat wij het wel moesten horen, want het ganse schepsel zucht als in barensnood.

Als een kind geboren word, gaat dat gepaard met zuchten. De Heere Jezus sprak: Wanneer een vrouw baart, heeft zij droefheid, omdat haar ure gekomen is. Welnu, zoals een vrouw het uitschreeuwt in barensnood, zo zucht ook de hele schepping.

Waarom zucht die schepping dan? Zij zucht onder de gevolgen der zonde. De Heere heeft immers gezegd: Het aardrijk zij om uwer zonden wil vervloekt! En onder die vloek gaat de schepping gebogen! U ziet dat in het sterven van planten en u hoort het in de schreeuw van het dier in doodsnood. Ja, de hele schepping zucht als in barensnood, doch het zijn de weeën die aan een nieuwe geboorte voorafgaan.

Want straks komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Die aarde zal van de vloek verlost zijn. Daar zal dan ook alles door de vrede bloeien. Men zal nergens leed doen, noch verderven. De wolf zal met het lam verkeren en de luipaard bij de geitenhok nederliggen. Een zoogkind zal zich verheugen over het hol van een adder en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van de basilisk. Ja, ook de schepping zal delen in het heil, dat Christus aanbracht. Daarom is Hij met een doornenkroon aan het vloekhout des kruises gestorven. Toen Hij stierf beefde de aarde en de steenrotsen scheurden. En ook toen Hij uit het graf verrees, geschiedde er een grote aardbeving. Zijn verrijzenis predikte immers de verlossing van de schepping. Straks zal dan ook de schepping vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods (vers 21).

Nee, die nieuwe wereld komt niet van beneden, maar van boven. Het is geen prestatie van de mens, maar van het vernieuwend en herscheppend werk van de Heilige Geest. Daarom valt de mens telkens weer machteloos terug in zichzelf, want alle pogingen om van de wereld een paradijs te maken, zijn tot mislukken gedoemd.

Hebt u dat zuchten der schepping al eens gehoord? Die schreeuw in barensnood? De Heilige Geest geeft er een oor voor. Dan springen de tranen in onze ogen, want dan verstaan wij, dat het is om onze schuld en zonde. Maar dan gaan wij ook meezuchten met het schepsel. Hoor maar wat Paulus zegt in onze tekst: En niet alleen dit, maar ook wijzelven, zeg ik, zuchten in onszelven.

Wat bedoelt Paulus met die eerstelingen des Geestes? Onder Israël waren de eerstelingen de eerste vruchten van boom en veld, die de belofte inhielden van een nieuwe oogst. Die eerste vruchten waren van God. Daarom werden ze Hem gewijd uit dankbaarheid. Die eerstelingen waren dus een voorproef van de gehele oogst. Denk slechts aan de twaalf verspieders. Ze moesten het beloofde land gaan verkennen. Toen ze terugkwamen zeiden zij, dat het een goed land was, vloeiende van melk en honing. En als bewijs hadden ze een reusachtige druiventros bij zich, die door twee man aan een stok gedragen moest worden. Het waren druiven uit Eskol. Het waren de eerstelingen van het land, dat zij pas na 38 jaar in bezit zouden krijgen.

Maar zo geeft de Heilige Geest een voorproef van de erfenis die in de hemel voor Gods kerk bewaard wordt. Ja, zo is de Heilige Geest Zelf het onderpand van het volle heil, dat Gods kinderen eens naar lichaam en ziel zullen genieten. En zoals nu de tros druiven begerig moest maken naar het land Kanaan, zo moeten de eerstelingen des Geestes verlangend maken naar het hemelse Kanaan. Op het bezit van de eerstelingen komt het dan ook aan, want zij vormen het onderpand van de hemelse erfenis.

Met die eerstelingen des Geestes wordt dus bedoeld het werk van de Heilige Geest in Zijn veelheid en volheid, want het is niet zo, dat de Heilige Geest hier slechts ten dele zou gegeven worden en dat de volle maat voor boven bewaard wordt. En het is ook niet zo, dat de genadegaven des Geestes hier slechts ten dele geschonken zouden worden. Onder die eerstelingen des Geestes verstaan wij alles wat de Heilige Geest werkt in de harten van hen, die straks de volle zaligheid zullen deelachtig worden.

Zo is een eersteling des Geestes, dat Hij een mens wederbaart, zodat deze levend wordt. Gevolg hiervan is, dat hij met God te doen krijgt en zichzelf als een verdoemelijk zondaar leert kennen, die het met God nooit meer goed kan maken en derhalve Gods heilig recht leert billijken! Het is echter ook een eersteling des Geestes om het oog van die verloren mens te openen voor het heil, dat in Christus is. En wat worden dan zoete tijden gekend. Verder is het een eersteling des Geestes, als het ongenoegzame beleefd wordt van alles wat buiten Christus ligt, zodat er een honger en dorst verwekt wordt naar Christus en Zijn gerechtigheid.

Het is een eersteling des Geestes, wanneer men voor het bewustzijn der ziel afgesneden wordt uit Adam en Christus wordt ingelijfd, zodat gekend wordt de verzoening met God en een zalige vrede bij God. Ja, het is een eersteling des Geestes om met onze geest te getuigen, dat wij kinderen Gods zijn. Kortom, er is geen weldaad te noemen of deze vloeit voort uit Christus en komt ons toe door de Heilige Geest. En al die weldaden horen tot de eerstelingen des Geestes.

Hoe welgelukzalig zijn dan ook degenen, die deze eerstelingen mogen hebben. Wie ze mist is nameloos arm en wie ze bezitten mag is nameloos rijk. Ja, zij zijn de gelukkigste mensen ter wereld. Zij hebben reden om te roemen en te juichen.

— Rev. J. van Haaren (1933-1983)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2005

The Banner of Truth | 28 Pagina's

Het zuchten van degenen die de eerstelingen des Geestes hebben

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2005

The Banner of Truth | 28 Pagina's