Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Herder geslagen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Herder geslagen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is” (Zacharia 13:7).

Wij leven weer in de lijdensweken, waarin de Kerk des Heeren het lijden en sterven van Christus gedenkt. Dat lijden was reeds in het Oude Testament aangekondigd en ook afgeschaduwd. Het lijden van Christus was afgeschaduwd in de dienst der ceremonien en offeranden, waar al dat vloeiende bloed van de offerdieren getuigde van het bloed der verzoening van het komende Lam Gods.

Aangekondigd was dat lijden door de profeten van de oude dag. Wie kent niet dat kostelijke Jesaja 53? En ook hier, bij de profeet Zacharia, wordt gesproken van de lijdende Knecht des Vaders.

“Zwaard!” Zo is de opmerkelijke aanspraak, waar het woord van onze overdenking mee begint. Vragen wij eerst eens: Wie spreekt hier? De tekst geeft zelf het antwoord. Het is de HEERE der heirscharen. Daar kán mee bedoeld zijn de drie-enige God, maar daar wordt hier zeer duidelijk mee bedoeld alleen God de Vader, als Handhaver van de geschonden gerechtigheid Gods. De Vader spreekt. Tegen wie? Tegen een zwaard. Ieder zal begrijpen, dat dit beeldspraak is. Met dit zwaard wordt een geestelijke zaak aangeduid. Welke zaak? Niet Gods Woord, hoewel dat ook soms een zwaard genoemd wordt, dat scherpsnijdend is, het zwaard des Geestes.

Neen, hier wordt niet het zwaard van het Woord bedoeld, maar het zwaard van Gods geschonden en beledigde gerechtigheid. Wat is eigenlijk Gods gerechtigheid? Hellenbroek antwoordt voor onze kinderen: Die volmaaktheid Gods, waardoor Hij alle zonden haat en straft. Gods gerechtigheid is die heilige deugd des Heeren, waardoor Hij de zonden haat, ja, moet haten, en straft, ja, moet straffen.

Zou God de zonde niet haten en straffen, Hij zou—met de diepste eerbied gezegd—ophouden God te zijn. O, wat leven wij daar toch onbekommerd en indrukloos onder. Waren er meer levende indrukken van God en van Zijn volmaakte deugden, er zou meer levend benodigen van Christus zijn.

Zwaard! Ontwaak!

Wij zagen, dat met het zwaard de gerechtigheid Gods wordt bedoeld en wat die gerechtigheid is. Zeer gepast is het beeld, dat gebruikt wordt. Wij hebben die gerechtigheid Gods snood geschonden; daarom verdienen wij door die gerechtigheid te worden gedood. De eerste maal, dat in de Schrift van een zwaard gesproken wordt, is ná de zondeval. De Heere stelde cherubim tegen het oosten van de hof van Eden en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren de weg van de boom des levens.

O, hoe verdienen wij allen, door het zwaard te worden geslagen met een eeuwige slag! Maar nu dat wonder: Nu heeft dat zwaard nog niet geslagen. In ons tekstwoord wordt tot dat zwaard geroepen: Ontwaak! Dat zwaard wordt als slapende, als rustende voorgesteld, want “ontwaak!” zeggen wij slechts tegen een die slaapt of rust.

Dat zwaard van Gods wraak-oefenenende gerechtigheid heeft Adam niet geslagen toen hij at van de verboden vrucht, het heeft David niet geslagen toen hij zondigde met Bathseba, het heeft Lot niet geslagen toen hij ging wonen in Sodom. Het heeft gerust. Hoe is dat mogelijk? Dat geheim wordt hier niet verklaard. Dat zwaard heeft Gods kinderen gespaard, omdat in de stilte der eeuwigheid Een zich voor Zijn schapen heeft Borg gesteld. En ziende op de borgstelling van Zijn lieve Zoon, heeft God de Vader het wraakzwaard van Zijn beledigde gerechtigheid niet doen ontwaken tegen Zijn kinderen, die dat zwaard hebben verdiend en die het ook gaan inleven, dat zij dat zwaard hebben verdiend.

“Ontwaak, tegen Mijn Herder.” Hier is het eeuwige wonder van het Evangelie: de Herder is geslagen. Hij, de Man (Zijn menselijke natuur!), Die tevens Gods Metgezel was (Zijn Goddelijke natuur!). O, de Vader heeft Zijn ellendige, boze, der verdoemenis onderworpen volk gespaard en Hij heeft de Man geslagen, Die Zijn Metgezel was van de grondlegging der wereld; ja, Die ’s Vaders Troetelkind wordt genoemd.

Hoe is de Herder geslagen. Dat is in woorden nooit uit te drukken, wat het Hem gekost heeft om aan de gerechtigheid Gods te voldoen. Kom, zien wij in het lijden van Christus, hoe de Heere de zonde haat. Eér Hij ze ongestraft liet blijven, heeft Hij ze aan Zijn lieve en teerbeminde Zoon gestraft.

Daarom, geliefde lezers, het is van tweeën één: óf wij mogen geborgen zijn in die Arke der behoudenis tegen het zwaard van Gods gerechtigheid óf wij moeten dat zwaard na een leven van ongeloof en ongehoorzaamheid zelf ontmoeten en dat tot in der eeuwigheid.

— Rev. A. Moerkerken
Capelle a/d IJssel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 2006

The Banner of Truth | 24 Pagina's

De Herder geslagen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 2006

The Banner of Truth | 24 Pagina's