Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dankdag: Een goddelijke oproep

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dankdag: Een goddelijke oproep

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Nu dan, alzo zegt de Heere der heirscharen: Stelt uw hart op uwe wegen.” (Haggaï 1:5).

Rev. J. Baaijens (1923-2007)

De Heere heeft Zijn profeten gezonden tot Israel, om hen van Zijnentwege te waarschuwen en op te wekken. Alzo Haggai door wie het Woord des Heeren geschiedde tot Zerubbabel de vorst van Juda, en tot Jozua de hogepriester, maar in hen ook tot het ganse volk der weergekeerden uit Babel. Op de eerste dag der maand, wanneer het volk vergaderd was, om de Heere het bijzonder feestoffer te brengen.

Van Haggai’s persoon en afkomst is ons niets bekend. Dat is ook niet belangrijk, daar het volle licht moet vallen op de boodschap, die hij brengt van de Heere der heirscharen, de Onoverwinnelijke, die Zieh zodanig betoond heeft en betonen zal, want Hij is de Getrouwe voor Zijn volk. Daar is de volks-vergadering rondom het brandoffer een bewijs van. Zij zijn door’s Heeren hand teruggeleid uit Babel en mogen Hem weer dienen in Jeruzalem.

Maar waarom dan dit woord: “Stelt uw hart op uwe wegen” op deze plaats gesproken? Omdat hun wegen niet waren zoals deze voor het aangezicht van de onoverwinnelijke Koning Israels behoorden te zijn! Er was geen antwoord op Zijn weldadigheid en trouw. Zij gedroegen zich niet als Zijn volk. Daarom spreekt Hij in vers 2: “Dit volk zegt” in plaats van Mijn volk.

De plaats waar zij stonden om te offeren was er het bewijs van. Wel was er het brandoffer-altaar, maar het stond op de fundamenten van het Huis Gods. Deze waren vele jaren tevoren gelegd, doch daarna was het werk opgehouden door de tegenstand der Samaritanen en de veranderde houding van de koning der Meden en Perzen (Ezra 4).

De Joden waren gegaan ieder tot zijn akker en koopman-schap, en zij legden zich met ijver toe op het bouwen van hun eigen huizen, die “gewelfd” d.i. onderschoten waren, tot gemak en vermaak ingericht. En dat, terwijl des Heeren huis “woest” was, zelfs nog geen muur op het fundament opgetrokken.

“De tijd is niet gekomen” zei het volk! Immers de omringende volken die de terruggekeerden met vijandschap en verachting behandelden, wilden het herbouwen van de tempel niet toestaan. Bovendien was het een zorgelijke tijd, zoals blijkt uit vers 6 en 9. Ook nog de last van de tempelbouw erbij is te veel. Betere tijden afwachten maar!

Wat is nus Heeren aanklacht? Dat zij méér op de vijanden en omstandigheden zagen dan op Hem, die Israëls overwinning is, alles in Zijn handen heeft! Wilden zij eerst andere tijden afwachten, de Heere daarentegen zegt: die tijden komen niet, tenzij begonnen wordt het huis Gods te bouwen: vers 8.

De zorgelijke omstandigheden zijn veroorzaakt “om Mijns huizes wil, hetwelk woest is en dat gij loopt elk voor zijn eigen huis.” Het gevolg is geweest, “zo blaas Ikdaarin” namelijk: in het werk en de inkomsten, zodat alles te kort is en teniet gaat.

’s Heeren werk moet “voorrang” hebben en dat kan alléén door Hem bóven alles te beminnen, Zijn eer vóór alles te zoeken, in afhankelijkheid van Hem, gelijk David beoefenen mocht, die geen rust kon vinden, totdat hij voor de Heere een plaats gevonden had, om de Ark des Verbonds te brengen (Psalm 132). De heilige drang der liefde, en ootmoedige erkenning van Gods hoogheid en goedheid, kan door geen tegenstand van mensen weerhouden worden. Die liefde verstaat oolc dat niet in het zoeken van eigen gemak en vermaak, maar in de verhoging van Gods eer en de bevordering van Zijn rijk het waarlijk welzijn van een volk, van de kerk, het gezin en het persoonlijk leven gediend wordt.

Zo geldt het Woord des Heeren ook ons: “Zet uw hart op uwe wegen.” Want de bevordering van ‘s Heeren eer en rijk vindt door alle eeuwen tegenstand. Géén bouwen van aardse tempel is nu de roeping. Maar arbeiden in biddend opzien tot de Heere der heirscharen aan de bouw van het gééstelijke Godsgebouw, dat naar Zijn gemaakt bestek, in eeuwigheid zal reizen.

Van dat Godsgebouw is het fundament de beproefde Grondsteen, door God Zelf gelegd en van dát gebouw worden de muren opgetrokken van levende stenen (1 Petrus 2) door het cement des Geestes en des geloofs gehecht op het fundament Christus, tot de verheerlijking Gods!

Dát is de vraag aan ons, als wij samenkomen in herdenken van Gods daden, in erkenning van Gods zegeningen op dank-dag, met onze bijzondere offers: “zet uw hart op uwe wegen.”

Is er een gééstelijke arbeid om levende stenen op het éne fundament, dat gelegd is, te verkrijgen? Om zelf daarop gelegd te worden, of onze hinderen? Of zijn wij tevreden als het fundament maar onder ons vertoond wordt, dat ons Christus gepredikt wordt, zonder dat het ons een smart, en schuld wordt, dat er geen levende werkzaamheden der ziel zijn, dat de ware muren van Sion zo onzichtbaar blijven?

Wel klagen over de vreselijke tijd, dat de vijanden zelfs het fundament nog zoeken te verwoesten, weg te krijgen. Over de moeilijke, zorgvolle tijd, waarin door de aardse zorgen voor het geestelijke schier geen tijd meer overblijft. Als de Joden: “de tijd is niet gekomen.”

Máár, is de lust, is de liefde er wel? Zou het dáár niet aan schorten? Wel lust om te arbeiden voor het stoffelijk welzijn van ons en onze gezinnen, ook nog wel van de kerk, maar geen begeerte tot de gééstelijke werkzaamheden, omdat de liefde tot Gods eer en bevordering van Zijn rijk ontbreekt of verflauwd is?

Dààrom worden de bezwaren zo hoog aangeslagen en zónder droefheid het verval van Sion aanschouwd.

De zorgvolle tijden zijn er. Het weer heeft grote zorgen gegeven. Ook in de industrie zijn er vele zorgen. Ook op het financiële gebied zijn er op het ogenblik grote zorgen.

Maatregelen worden wel genomen om de crisis het hoofd te bieden, maar zij hebben vaak een averechtse uitwerking, verergeren de zaalc. En het loon? Het wordt ontvangen als in een doorgeboorde buidel, het is zó weer uitgegeven.

Wat is de oorzaak? De Heere blaast erin “om Zijns huizes wil dat woest is en dat elk loopt voor zijn eigen huis.” Deze boodschap is tot de vorsten, de overheden die hun roeping om het kwade te weren en de prediking van Gods Woord te bevorderen, verzaken. Tot herders in de kerken, die veelal zichzelf weiden en het zieleheil der kudde verwaarlozen. Tot het volk, ons allen, die het niet ter harte gaat, dat de muren van het huis Gods niet gezien worden! Ja, die het rustig aanzien dat door aanvallen op leer en leven het Fundament zelfs wordt aangerand.

Toch zijn er zoveel goede voorbeelden in de geschiedenis van kerk en volk. Overheden als Keurvorst Frederik van de Paltz, die niet rustte, eer zijn volk een leerboek (de Heidel-bergse Catechismus) ontvangen had. Prins Willem van Oranje, die goed en bloed offerde tot hulp van het verdrukte volk, en de bouw van Gods kerk. Herders als de Dordtse Synode in de verdediging der Waarheid tot Gods eer en heil der gemeente Gods. Als De Cock en Ledeboer, die smaad en gevangenis verdroegen, opdat het huis Gods, verwoest vanwege de liberale prediking, gebouwd werd.

Met hen ouders van gezinnen en anderen, die vervolging en beroving gewillig aanvaardden, omdat zij voor zich en hun kinderen begeerden door Geest en Woord als levende stenen gebouwd te worden, op het fundament Jezus Christus en die gekruist. De liefde tot Gods eer en het heil der zielen deed hen lijden en strijden.

De zegen daaronder verkregen bleef niet verborgen. De muren van het geestelijke Godsgebouw werden zichtbaar in de bekering van velen en in een God geheiligd leven. Vrucht op biddend worstelen aan Gods genadetroon en biddend werken in prediken en onderwijzen. Vrucht ook in beschaming van de tegenstanders, in zegeningen die de Heere gaf, waarin wij mogen delen.

Maar die wij bezig zijn te verspelen door het werk aan Gods huis te laten rusten, waardoor Gods ongenoegen openbaar wordt. Daarom: “zet uw hart op uwe wegen.” “Keert weder tot Mij, zo zal Ik tot u wederkeren, zegt de Heere.” Dat zij de overdenking op de dankdagen onder de boodschap van Gods Woord. En de vrucht een ware verootmoediging in schuld-belijdenis en een zich opmaken en afhankelijk opzien tot God, om te bouwen aan de muren van Zijn huis.

Opdat het de Heere behage ons en onze kinderen als levende stenen te leggen op dat geestelijke fundament Christus, door wedergeboorte en geloof aan Hem verbonden door Zijn Geest. Opdat ook het leven van Jezus in onze sterfelijke lichamen moge geopenbaard worden tot Gods eer en tot trekking van de naaste. Alléén in de waarachtige bekering, in het verlaten van onze wegen, in het wandelen in ‘s Heeren wegen is zegen te verwachten

Vraagt naar de Heer’ en Zijne sterkte,
Naar Hem, Die al uw heil bewerkte;
Zoekt dagelijks Zijn aangezicht;
Gedenkt aan’tgeen Hij heeft verricht,
Aan Zijn doorluchte wonderdaan
En wil Zijn straffen gadeslaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2008

The Banner of Truth | 26 Pagina's

Dankdag: Een goddelijke oproep

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2008

The Banner of Truth | 26 Pagina's