De kornende Verlosser

Rev. R. Bogaard (1921-2013)

De profeet Jesaja leefde in een donkere tijd. Het volk bevindt zich in nood. Want, zo zegt Jesaja, “Zie, de hand des Heeren is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden dat het niet zou horen.” Het ligt niet aan Zijn macht, en het ligt ook niet aan Zijn bereidwilligheid. Het zijn de zonden van het volk die de oorzaak zijn van de nood. Daarom moet de profeet bekendmaken: “Maar uw ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van ulieden dat Hij niet hoort.”

Vervolgens tekent de profeet in Jesaja 59 de zonden waaraan het volk schuldig is, waarop de belijdenis van hun zonden volgt. Dat was geen lippentaal, maar dat was een hartelijke schuldbelijdenis! Maar dan gaat de profeet ook spreken van de hulp die God zal bieden. “Dewijl Hij zag, dat er niemand was, daarom bracht Hem Zijn arm heil aan, en Zijn gerechtigheid, die ondersteune Hem.” De Heere Zelf zal voor verlossing zorgen, zo lezen wij in onze tekst: “Er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de Heere.”

Er zal een Verlosser komen ... Het gaat hier over een geestelijke verlossing. In de grondtekst gebruikt Jesaja een woord dat in onze taal letterlijk vertaald moet worden als Goel. Daar gebruiken wij het woord losser voor. Een losser moest in de oudheid in de eerste plaats een bloedverwant zijn. In de tweede plaats moest hij een broeder, die vanwege armoede genoodzaakt was geworden bepaalde bezittingen te verkopen, lossen. Dat moest hij terugkopen en aan die verarmde broeder teruggeven. Wanneer een broeder zich-zelf uit armoede verkocht had in dienstbaarheid, moest de losser die broeder terugkopen, zodat hij weer vrij zou zijn. En ten slotte moest hij ook, als zijn broeder zonder kinderen zou sterven, de vrouw van zijn broeder nemen en zijn broeder zaad verwekken, opdat zijn broeder niet uitgedegld zou worden uit zijn geslacht.

Nu wordt er in onze tekst ook gesproken over een Goel, een Losser. En dat is Hij in de volle zin van het woord! Want de Verlosser Die hier bedoeld wordt is de Heere Jezus, die Messias, die Zaligmaker, is de Bloedverwant van Zijn volk. Hij is uit het zaad der vrouw, Hij is uit de stam van Juda, uit het geslacht van David, Hij is de Zoon van Abraham. Christus heeft Zijn volk ook vrijgekocht uit dienstbaarheid. De mens had zichzelf verkocht in de dienstbaarheid van de zonde, de duivel en de wereld en was onmachtig om zichzelf ooit te kunnen verlossen. Maar Christus is gekomen om die machtigen hun vangst te ontnemen. En “indien de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.” In Israel kon het gebeuren dat een losser vergeefs op zich liet wachten, maar dat komt bij Christus niet voor. Hij heeft het recht, de macht en de wil om Zijn Kerk te verlossen. Om hen vrij te kopen van schuld en straf en hen een recht te geven ten eeuwige leven. Gewillig heeft Hij Zichzelf gegeven uit eeuwige liefde, om verarmde zondaren, die liggen onder de toorn van God, te trekken uit de duisternis en over te brengen in Zijn gezegend Koninkrijk. Gewillig kwam Hij in diepe armoede en vernedering. Hoe diep daalde Hij af. Zo arm en berooid wilde Hij worden, dat Hij in een voederbak in een beestenstal gelegd wilde worden, ondanks dat Hij de Schepper is van hemel en aarde. Ondanks dat Hij alles van tevoren geweten heeft, is Hij toch gekomen en Zijn liefde is zo groot dat Hij gegaan is door de diepte van de dood heen.

Hoe gelukkig zijn zij die Hem nodig hebben En dat geldt eigenlijk van ons allemaal. We zijn van nature allen kinderen van Adam. We liggen allen onder het vonnis van de drie-voudige dood, de tijdelijke, geestelijke, en als we niet tot bekering komen, de eeuwige dood. Daarom hebben wij een Verlosser nodig om uit die doemstaat uitgerukt en verlost te worden. Maar hoe weinigen zien dat!

Kreeg u er al erg in? Is het in uw leven waar geworden? O God, ik lig verloren in zonde en schuld en als het U niet behaagt om mijn arme ziel te redden dan ben ik voor eeuwig verloren. Of kunt u het er nogal onder uithouden? U denkt er misschien wel eens over, maar dan op een manier dat u er honderd jaar mee kunt worden, zonder dat er iets gebeurt. Of is het als vrucht van genade bij u anders geworden? Is het in de hemel bekend dat u zo niet meer verder kunt leven? Is het de nood van uw ziel, “O God, wees mij arme zondaar, zondares, genadig?” Bent u al een rechteloze in uzelf geworden? O, houd dan moed. Want, “Er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de Heere.” En daarom, met de belofte naar de Beiover, evenals de dichter die uitriep:

Gedenk aan ‘t woord, gesproken tot Uw knecht
Waarop Gij mij verwachting hebt gegeven;
Dit is mijn troost, in druk mij toegelegd:
Dit leert mijn ziel U achteraan te kleven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen